woensdag 19 maart 2025

Inhoudsopgave met links naar de verhalen

(Informatie over mijn boek 'Een beerput die geen doofpot werd' vind je hierboven achter de gelijknamige tab)                                                                                                          

Klik op de gewenste titel:

34. Over boerderij Timmerplaats / Lubbert Jansenstede / Hietcole, Hoogstraat 6, Toldijk
Begin 19e eeuw is deze boerderij eigendom van mijn voorvader Jan Russer (1750-1815). Aanleiding voor nader onderzoek.
Andere namen in dit verhaal: Elsken Berends, Gerritje Breukink, Jan Enserink, Berend Gesink, Jan van Grol, Frans Cuijper van Holthuijsen, Hilleken Hilverink, Aaltje Jansen, Christina Jansen, Joost Jansen, Lubbert Jansen, Berend Joosten, Jan Joosten, Berend Klein Lenderink, Anna Margaretha Lubberts, Janna Luunk, Coenraad van Munster, Johanna Margaretha van Munster, Derk Nijkamp, Johanna Revelman, Jan Russer sr. en jr., Willem Russer, Egbert Derks Weideman, Geertruid Weideman, Mechelina Weideman, Geesken Wentink, Wendelina Wentink

33. Ongehuwd zwanger in de 18e eeuw in Steenderen
Destijds was ongehuwd zwanger zijn een strafbaar feit. In 1770 kreeg ook Reintje Huetink om die reden een boete. Zij is een nichtje van voorvader Garrit Arends (ca. 1720-1808).
Andere namen in dit verhaal: Gerrit Egbers, Arend Huetink, Willem van Londen, Elsken van Londen

32. Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750)
Rond 1725 vestigt voorvader Aalt Anderson zich op boerderij Bremerstede in Toldijk, samen met Arndje Jansen, dochter van de familie Bremer van de gelijknamige herberg, anno 2024 café-restaurant Den Bremer.
De wieg van Aalts vader stond in Schotland. Ook al is de naam Anderson inmiddels uit Toldijk verdwenen, zijn Schotse bloed stroomt er nog steeds.
Andere namen in dit verhaal o.a.: Elsken Anderson, Jan Anderson, Janna Anderson, Harmen Garritsen, Johan Gordinou de Gouberville, Elsken Kirspensis, Arend Klein Lenderink, Janna Maneveld, Aalt Scholten, Roelof Scholten, Hendrika Teunissen, Peter Teunissen, Teunis Teunissen

31. Jan Anderson (1665-1731), een Schot in Ellecom  (incl. nieuwe info mei 2025)
Eind 1686 is voorvader Jan Anderson in Ellecom getrouwd als 'jongeman uit Schotland'. Een prikkelend gegeven dat ertoe uitnodigt onze tanden in zijn leven te zetten.
Andere namen in dit verhaal o.a.: Judith Aalts, Marije Anderson, Jochum Claessen, Jan Schotsman, Christiaan Smink, Gosseling Smink

30. De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Engel in De Steeg)
Marije is de in Ellecom geboren jongste dochter van voorvader, de Schot Jan Anderson (1665-1731). Met haar eerste man heeft ze een herberg onder Middachten, met haar tweede man, Gosseling Smink/Smeenk, baat ze De Engel in De Steeg uit. Dit artikel gaat ook over de andere eigenaren/uitbaters van De Engel, waaronder haar nageslacht. Haar achterkleinzoon draagt de herberg uiteindelijk in 1874 aan iemand anders over. 
Andere namen in dit verhaal o.a.: Hendrik Aalten, Jan Engelen, Christiaan Goedvriend, Heer van Middachten, Steven Peters, Steven Reinink, Smink

29. De familie Busser: van Recke in Duitsland naar de Oosterenk in Empe
In dit blog volgen we de rechte lijn van de Duitse stamvader via Brummen, Oeken, Voorst en Empe naar boerderij de Oosterenk aldaar aan de IJsselstraat (deel A). Dit met zoveel mogelijk achtergrondinformatie. Daarna wordt per generatie aandacht besteed aan hun broers en zussen (deel B).
Berend Busser (1868-1937) is mijn grootvader.

28. De veermannen van het Bronkhorsterveer vanaf 1696
Toen ik hoorde dat het Bronkhorsterveer zich in zwaar weer bevindt, moest ik 
denken aan mijn voorvaders Arend Jansen en Garrit Arends. Zij bemanden deze pont van 1716 tot 1752. Dit verhaal gaat over hen, maar geeft ook een overzicht van alle veermannen van 1696 tot heden.
Andere namen in dit verhaal o.a.: Hendrik Jan Breukink, Maria van Bronkhorst, Grietien Garritsen, Steventjen Hogenkamp, Anna Maria Huetink, Hendrik Jacobs, Frerik Reijnts, Hendrik Jan Spitholt, Starink, Rijk Wessels, Wijers

27. De dienstverbanden van Geert Busser (1870-1943)
Mijn oudoom Geert Busser werkt tijdens zijn jonge jaren een kleine zestien jaar als huisknecht op drie verschillende landhuizen: De Beele in Voorst, de Meeuwenberg in Empe en Den Dam in Eefde, en daarnaast op de pastorie in Voorst. Welke families treft hij daar?

26. Over Berend Busser (1868-1937), de derde Busser op de Oosterenk in Empe 
Boerderij Oosterenk, IJsselstraat 7 te Empe, is vanaf 1836 bijna twee eeuwen lang het honk van deze familie Busser. Mijn grootvader Berend Busser is de derde in een rij van in totaal vijf generaties. Hij is naar verluidt een lieve man en heeft twee rechterhanden. Ook is hij maatschappelijk betrokken. Deze beschrijving van zijn leven geeft daardoor meteen een inkijkje in het Empe van toen.

25. De boedel van Garritjen Hendriksen (Smitskamp) (1739-1774) in Brummen
Nadat voormoeder Garritjen Hendriksen is overleden, wil voorvader Berend Busser (1746-1818) hertrouwen met Cornelia (Knelia) Timmer. Voor zo’n tweede huwelijk kan plaatsvinden, moet er ten behoeve van de kinderen een inventaris worden opgemaakt van de eigendommen die het paar op het moment van overlijden bezat. 

In 1936 trouwt de ietwat bijzondere westerling Emile Vernig met Hanna Busser, dochter van mijn oudoom Hendrik Jan Busser, en trekt in op haar ouderlijke boerderij Witzand, Emperweg 90, Empe.
Andere namen in dit verhaal: Brinkman, Robers, Spiegelenberg

23. Boerderij Klein Neerheide in de Kruisberg vanaf 1650 (Doetinchem)
Op deze boerderij aan de Hogenslagweg 7-9 boerden tussen 1864 en 1911 twee generaties Wiltink: mijn grootmoeder Aaltje en overgrootvader Derk Jan. Drie generaties Stoltenborg gingen hen voor. In 1911 neemt de familie Bennink het stokje over, en vanaf 1995 de familie Wassink.
Het jaar 1901 is voor Klein Neerheide een enerverend jaar. Dan verlaten beoogd opvolger zoon Herman Wiltink en zijn vrouw de boerderij wegens een geloofskwestie.
Andere namen in het verhaal: Bieleman, Bilderbeek, Bodmer, Bosman, Breukink, Busser, Crommelin, van Diest, Ebbers, Garretsen, Gerritsen, van Heeckeren, Keijzer, Langwerden, Renssen, van Santbergen, Siebelink, Sileon, Tenkink, Wesselink

22. Hendrik te Winkel is er helemaal klaar mee (Hengelo Gld 1683)

Mijn voorvader Hendrik te Winkel is een van de getuigen in de kwestie Rumpius (zie hieronder bij #MeToo (2x)). Met eigen ogen heeft hij gezien hoe deze predikant een vrouw lastig valt. Zijn getuigenis wordt hem echter niet in dank afgenomen.
Andere personen in het verhaal: meerdere (Klein) Lenderinks, Trijne op Grote Holte, Hendersken ter Stege, Hendrik Teunissen, Derk en Hendrik Wiemelink

21. Boerderij Harenberg en de galg op de Bronsbergen (bij Zutphen) 

Eeuwenlang stond aan de Bronsbergen 28-A bij Zutphen een herberg met de naam Harenberg, bakermat van een van mijn vooroudertakken. Er dichtbij stond een galg van de stad Zutphen. Rond 1800 verdween de galg. Ook de familie Harenberg ruimde na vier generaties het veld. Er volgden vier generaties Wunderink, totdat de herberg in 1945 werd verwoest.  

20. Een treurig voorval in herberg De Zwaan in Steenderen (1749)

Twee van mijn voorvaders zitten op enig moment samen in deze herberg aan de Dorpsstraat ca. nr 14 in Steenderen. Op zeker moment krijgen ze een meningsverschil. En dan opeens...
Personen in het verhaal: Henricus en dochter Theodora Eggink (Hengelo), Esken Huetink (Steenderen).

19. Aaltje Bannink laat zich niet verleiden (Hengelo Gld 1674) 

De Hengelose domineeszoon Henricus Rumpius probeert mijn voormoeder Aaltje Hillebrants,
de vrouw van Jan Bannink, te verleiden.

18. De tweede Hengelose beeldenstorm (1677)
De Hengelose Remigiuskerk is sinds de Reformatie protestants, maar wordt tussen 1672 en 1674 opnieuw katholiek. Nadat de papen wederom verdreven zijn, blijft het broeien. Dit leidt tot een tweede beeldenstorm en tot bedreiging van Willem Goijcker en zijn huisvrouw.
Figuranten: Mijn voorouders Johannes en Willem Eggink, Eva Rumpius

17. De aanstelling van een nieuwe (Hengelose) predikant in Gendringen (1678-1679)

Over de verdeeldheid hierover binnen de Gendringse kerkgemeenschap. Kandidaat-predikant Johannes Eggink uit Hengelo (Gld), een van mijn voorvaders, kan niet anders dan afwachten.
De Gendringse kerkleden die hun zegje doen zijn: Steven van Amerongen, graaf Van den Bergh, Henrik Eekhof, Johannes Gunning, Hertgert Jansen, Herman Langeloth en Salomon Locken. Ook Otto Vogel speelt een rol.

16. Heibel bij het hek van Olburgen tussen mannen uit Toldijk en Hengelo Gld (1679)

De Toldijkse Peter Pennekamp, een voorvader, beschuldigt de Hengelose Theodorus Rumpius ervan hem barbarisch mishandeld te hebben.
In het verhaal genoemde personen: Tonnis ten Bosch (Hengelo), Derk Bruinderink (Toldijk), Frans Cuijper van Holthuizen, Jan Eggink Wzn.(Hengelo), chirurgijn Van Geelkerken (Bronkhorst), Reind Geltink (Hengelo?), Arend Huetink (Steenderen), Reind Jansen, Derk Peurs (Steenderen), Jan Reindsen, Jan Rootheuvel (Toldijk), Jan Rijken (Toldijk), jonker Veer (Hengelo) en Herman Wagenvoort (Hengelo). 

15. De dood van schoenmaker Storteler (Hengelo Gld) (1687) 

Chirurgijn Theodorus Rumpius, een voorbroer van mij, komt een gewonde verbinden en doodt een toevallige aanwezige. Of niet?
Personen die in het verhaal genoemd worden: Derk te Bockelaar (Zelhem), Jantien Boeink alias Gotink, Berend Coops, rechter Cremer, Arnold Dam, Berend Dringenborg, Abraham Eerlich (Zelhem), meerdere Egginks, Lambert Eskes, Jacob Hasebroek (Zutphen), Berend Herink, Coop Hermsen alias Coop Muller, Jan Luijkink, Herman Luijssink, Daniël van Raij (Wehl), voormoeder Eva Helena, Henricus en chirurgijn Theodorus Rumpius, Rijkel Schooltink, Wijnand Schreurs (Zelhem), Hendrik Schutten, Hendrik Storteler (Zelhem), Aaltjen Weetink (Zelhem).

14. #MeToo in de Achterhoek (1682-1688) - een recensie van prof.dr. J.H.Th. (Jos) Joosten

Een recensie over mijn boek Een beerput die geen doofpot werd. Zie ook bovenaan deze pagina, achter de gelijknamige tab. In het boek figureren een groot aantal Hengelose en Achterhoekse inwoners uit de tweede helft van de 17e eeuw.

13. #MeToo in een zeventiende-eeuws Gelders dorp (Hengelo Gld) (1682-1688)

Een artikel over mijn eerdergenoemde boek, gepubliceerd in Gen, magazine voor familiegeschiedenis 
van het CBG 2020 nr. 2

12. De Van Londens en De Gouden Leeuw in Bronkhorst (deels herzien in januari 2025)

Beschrijving van de verschillende generaties Van Londen, onder wie vier vooroudergeneraties, die de herberg tot 1797 bestieren, en hun belevenissen. Andere personen die genoemd worden: Garrit Arends, Hendrik Eeltink (Doetinchem), Hendriksken Geerlichs, Garrit Geerligs, Maria Hagens (Geesteren), Geurt Geurtsen Hammink, Hendriks (meerdere), Teuntje Herink, Wendeltjen Heijman (Havikerwaard), Arend Jansen, Hendrik Krimperman (Haarlem), Cornelis en Margaretha Planten (Doetinchem), Hendrika Stoltenburg, Gerrit Jansen Wijers, Hendrik Jansen Wijers.

11. De Toldijkse familie Hartman

Beschrijving van de verschillende generaties van mijn vooroudertak Hartman en hun belevenissen.
Andere personen die genoemd worden: Jan Dolleman (Spankeren, Baak), Teuntje Eggink (Hengelo), Garrit en Hendrika Evers, Arend Gerhard en Gradus Garritsen, Garrit Harenberg, Johanna Hiddink, Berendina en Evert Jansen, Johanna Pennekamp, Elsken Russer, Gosselink Teunissen, Harmina Wassink.

10. Uit een oude schoenendoos in Toldijk (begin 20e eeuw)

Afbeeldingen van een aantal rekeningen van middenstanders in Toldijk en Steenderen, aangetroffen in de nalatenschap van mijn overgrootouders Arend Gerhard Garritsen en Tonia Hartman.

09. Dienstweigeraars in Steenderen anno 1784

Niet iedereen staat erom te springen op de 'Lijst weerbare mannen' geplaatst te worden. De manier waarop men soms reageert, is niet mals. 
Personen die in het verhaal genoemd worden: A.J. Aberson, meerdere (voorouders) Harenbergs, Jan en Willem Jansen, Jan Medse, Teunis Medse, Jan Schepens, Gerrit Sloot.

08. De losse handjes van de Heer van Holthuizen (Toldijk) (1786 en daarna)

Baron Gerrit van Dorth, de eigenaar van Holthuizen in Toldijk, is niet de gemakkelijkste. Zo slaat hij  zonder aanleiding twee jongetjes. Zijn zuster Judith is ook niet mis. 
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: Garrit en Johanna Arends, Gerrit J.J.A.A., Jan A.H.S. en Judith van Dorth, Harmina Ensink, Janna en Willem Gaikhorst, Hendrik Garritsen, Goswinus Geurtsen, meerdere Huetinks, Hendrik Jan Smeenk, C.C. Stumph (Aalten), Harmina Weenk.

07. Conversatie, slagerij en bouwvak: hun betekenis toen en nu

Enkele voorbeelden van woorden die vroeger een andere betekenis hadden.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: Berend Coops (1684, Hengelo), Evert Gerrits (1713, Steenderen), Aaltje ter Meulen (1713, Steenderen), Evert Wantink (1788, Baak), Otto Jansen Wijers (1713, Steenderen).

06. Vier eeuwen herberg Den Bremer in Toldijk

Overzicht van de familie die al enkele eeuwen lang Den Bremer bestiert. Daaraan voorafgaande het verhaal van de bijzondere belevenissen van een van de loten aan deze stam.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie meerdere voorouders: Aalt en Janna Anderson, Arend en Jan Bremer, Anna Gardina Brinkman (Wichmond), Berend en Derk Coops (Zelhem), Johanna Dieperink (Lochem), Gordinou de Gouberville (meerdere), Sibilla Haefkes, Aaltje Harmsen, Agnies Keppelman (Doesburg?), zes dochters Jansen, Hendrik Keurschot, Elsken Kirspensis, Jan en Everdina Koops (Zelhem), Harmen Philipsen, Lammertjen Polman (Drempt), Jan Roelofs (Keppel), Aaltje en Roelof Soerink, Reinetta Vrieselaar (Wisch), meerdere Wunderinks.

05. Een roer in Vorden als roerganger van mijn leven (1727)

Een tragisch ongeluk zorgde ervoor dat de eerste man van een van mijn voormoeders stierf. Zo kon mijn voorvader met haar trouwen en werd ik uiteindelijk geboren.
Personen die in het verhaal genoemd worden: Hendrik Brinkerhof, meerdere Enserinks, Anneken Veltmaat (en de kwartierstaten van de hoofdpersonen).

04. Boerderij Steenweert in Bronkhorst

Tot 1886 staat aan de rand van Bronkorst, in de bocht richting het veer, boerderij Steenweert. Bijna was dat mijn familienaam geweest. Lees hier het relaas van deze boerderij door de eeuwen heen.
Personen die in het verhaal genoemd worden: Gerrit en Johanna Arends, Gerrit Buenink, Aaltjen Donderwinkel, meerdere Garritsens, Johanna Gosselink (Baak), Sweer Harenberg (Bronsbergen), Hendrik Hoklein (Düsseldorf), meerdere Huetinks, Arend Jansen, Isabella Schoonhoven, Derk Seesink (Arnhem), Theodorus Wolterbeek, Aaltje Wunnink, Geertruid Wijers.

03. Boerderij de Grote Hietcole in Toldijk (deels herzien in december 2024)

De levensloop van deze boerderij aan de Hoogstraat 10 in Toldijk van circa 1713 tot heden.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: slagerij Aalderink, J.H.A. Baumhove (Pruisen), Aleida ten Broek (Empe), Gerritje Breukink (Steenderen), Anna Dammers (Zutphen), Harmen en Arend Garritsen, Tonia Hartman, Aaltje Jansen, Johanna Geertruid Jansen, Joost Jansen, Lubbert Jansen, Anna Geertruid Joosten, Berend Joosten, Jan Joosten, Arend Klein Lenderink, Jan Klein Lenderink, dokter J.J. van Lonkhuyzen (Steenderen), Janna Luunk (Vorden), Derk Nijkamp, C.W.G.P. van Oeveren (Doesburg), Hendrikus Wilhelmus Offenberg, Hendrik Reesink (Zutphen), Maria Geertruida Schooltink, Hendrica Teunissen, Jan Vels, Egbert Weideman (Wichmond).

02. Toverij in de Toverstraat in Baak (1773)

Zouden de koeien op boerderij de Vrendenborg werkelijk betoverd zijn geweest? Eind 18e eeuw werd zoiets door sommigen nog geloofd. En daardoor kon je er zomaar van beschuldigd worden.
Personen die in het verhaal genoemd worden: rechter Aberson (Steenderen), voorvader Evert Jan Garritsen Hartman (Toldijk), pater Jan Koekkoek, Waander Scheunink, Harmen Schut, Henrik Stevens, Jan Vrendenborg, Maria Wantink.

01. De Dollemansstraat in Baak

Over de oorsprong van deze straatnaam
Personen die in het verhaal genoemd worden: Jan Dol(le)man (Spankeren, Baak), Teuntje Eggink (Hengelo), Gerrit Evers (Toldijk), Garrit en Jan Harenberg, Evert Jan Garritsen en Teunis Hartman (Toldijk), Johanna Hiddink, Lambertus Veenendaal (Toldijk).

00. Het product Nico Kwakman

Negentig jaar na de ontruiming geboren, toch nog voor 87,5% een zoon van Schokland
Dit is de titel van een door mij geschreven boek dat bij uitzondering niet gaat over mijn voorouders, maar over die van mijn man. De meesten van hen woonden op het voormalige eiland Schokland. Aan bod komen zijn voorouderfamilies (op alfabetische volgorde): Bape; Bien; Boer, de; Broodbakker; Corjanus; Diender; Dierkes; Holsappel; Jongsma; Karel; Klappe; Kok; Konter; Koridon; Kwakman; Molen, van der; Mommendé; Net; Ouderling; Schoon; Sul/Scholten/Scholtus; Toeter; Visser.
Belangstelling? Ik stuur je dit boek in digitale vorm graag kosteloos toe. Klik voor meer informatie op de boektitel.

34. Over boerderij Timmerplaats / Lubbert Jansenstede / Hietcole, Hoogstraat 6, Toldijk

Begin 19e eeuw is deze boerderij eigendom van mijn voorvader Jan Russer (1750-1815). Aanleiding genoeg voor onderzoek naar de andere eigenaren door de jaren heen, en naar de bewoners.
De Timmerplaats wordt vóór 1700 ook wel Lenneps Muijsegat (1663) en Droge Warnerstede (1698) genoemd. Van deze twee namen, maar ook van de naam Timmerplaats, kennen we de herkomst niet, al zal ‘Lennep’ duiden op een eerdere eigenaar. Timmerplaats zien we voor het eerst in 1692.
In 1684 en later wordt zij (ook) aangeduid met Hietcole (hiet = heide). In Toldijk heten op enig moment acht boerderijen Hietcole: zes aan de Zutphen-Emmerikseweg westzijde en twee aan de Hoogstraat. Heel fijn dat er voor die boerderijen ook andere namen in omloop zijn.
Vóór 1663 is stadholder Coenraad van Munster (1594-1666) de eigenaar. Na zijn overlijden erft dochter Johanna Margaretha (1642-1722) de boerderij. Zij is getrouwd met Frans Cuijper van Holthuijsen (1636-1726), burgemeester van Deventer. De ‘Hietcole of Droge Warnerstede’ wordt in 1698 door hen verkocht aan Lubbert Jansen (vandaar Lubbert Jansenstede) en Elsken Berends, de toenmalige bewoners.

De huidige woning aan de Hoogstraat 6 in Toldijk

Hieronder een overzicht van bewoners en latere eigenaren (voor zover bekend): 

Joost Jansen (+1684) x Elsken Berends (+1724)
Joost en Elsken zijn de oudste bewoners/pachters die we kennen. Zij hebben twee kinderen:

-          zoon Jan Joosten (ca. 1679-vóór 1734) zal rond 1713 boerderij de Grote Hietcole stichten, aan de Hoogstraat 10 (zie Boerderij de Grote Hietcole
-          zoon Berend Joosten (1680-1761) pacht per 1712 de Spittaler Hofstede, Hoogstraat 4.
Deze drie boerderijen van ouders en twee zonen liggen naast elkaar. Op nummer 8 zal pas in 1911 een huis verrijzen. 

Elsken Berends (+1724) x Lubbert Jansen (+1729)
In augustus 1684, drie maanden na het overlijden van Joost, hertrouwt Elsken met de eerdergenoemde Lubbert Jansen uit Vorden, zoon van ene Jan Enserink. Lubbert trekt bij haar in. Samen krijgen ze een dochter, Anna Margarita Lubberts.
In 1698 gaan Lubbert en Elsken over tot koop van de door henzelf bewoonde en gepachte boerderij. Het gaat hen kennelijk goed, want vervolgens kopen ze in 1714 de naastgelegen Spittaler Hofstede én in 1715 het derde deel van het Keersemakersland.

Op het moment van koop wordt de Spittaler Hofstede gepacht door hun (stief)zoon Berend Joosten (1680-1761) en zijn vrouw Hilleken Hilverink. Berend heeft de boerderij per Petri 1712 voor negen jaar gepacht (Petri = Sint Peter: 22 februari, de vaste pachtwisseldatum), dus tot Petri 1721. Toch zegt stiefvader Lubbert Jansen hem al per Petri 1719 de pacht op. Daar gaat Berend niet mee akkoord en stapt naar de rechter.  
Terzijde: In 1717 is Berend door de vorige eigenaar aangesproken op een pachtschuld uit 1714. Of hij ook zijn stiefvader zo slecht betaalt, weten we niet. Zo ja, dan zou dát de reden tot de opzegging kunnen zijn.

Berend Joosten is niet blij met deze opzegging door zijn stiefvader. Kennelijk zit er bij hem ook nog oud zeer vanwege de erfenis van zijn eigen vader, Joost Jansen (+1684). Heeft Berend destijds wel gekregen waar hij recht op heeft? Hij denkt van niet en eist daarom via het gerecht een ‘authentieke kopie’ van de inventaris die destijds in 1684 vóór het hertrouwen van zijn moeder opgemaakt moet zijn. Stiefvader Lubbert moet deze akte in zijn bezit hebben, maar kennelijk weigert hij dat document aan zijn stiefzoon te overhandigen of … het bestaat helemaal niet.
Als de plaatselijke schout Berends verzoek aan Lubbert overhandigt, antwoordt deze: ‘‘t is wel, ik meen het wel richtig te maken (Het is goed, ik denk het wel te kunnen oplossen)’.
Maar dat lukt hem niet. Lubbert verklaart dat het document wel degelijk bestaat, en dat Berend het zelfs heeft gelezen, maar dat hij niet weet waar het nu is. Daar gelooft Berend niks van. Enkele maanden later beschuldigt hij zijn moeder Elsken Berends er zelfs van dat ze met Lubbert hertrouwd is zonder haar zaken goed te regelen. Iets wat ‘ingevolge het landrecht dezer graafschap’ verplicht is.
Slechts kort voor de datum waarop Berend de Spittaler Hofstede zou moeten verlaten, komt hij met een doorslaggevend argument. Namelijk dat Lubbert Jansen bij de koop de geldende pachtovereenkomst heeft overgenomen. En die loopt nog tot Petri 1721. Berend hoeft dus niet te vertrekken.
Vervolgens maken zijn moeder en stiefvader begin 1723 hun testament op: na het overlijden van zijn moeder zal Berend de Spittaler Hofstede erven. Een jaar later al overlijdt ze en wordt hij daadwerkelijk eigenaar. Uiteindelijk dus veel gedoe om niks.

Maar … dat Berend Joosten na Petri 1719 op de Spittaler Hofstede mag blijven, is op dat moment een behoorlijke tegenvaller voor Lubbert en Elsken. Dit omdat ze de boerderij inmiddels per die datum voor twaalf jaar aan ene Jan van Grol hebben verpacht. Wat nu te doen? Lubbert weet het goed gemaakt: Jan van Grol mag in plaats hiervan Lubberts eigen Hietcole pachten, ‘met alle landerijen daaronder gehorende’. Ook voor twaalf jaar. Hiermee wordt de Timmerplaats bedoeld, waar ook Lubbert en zijn vrouw wonen. Zelf is hij niet meer de jongste en de kinderen zijn de deur uit. Maar ook hijzelf boert er door.
Tussen deze Jan en Lubbert botert het niet. Daarom zegt Lubbert hem al na twee jaar de pacht op. Jan dient de Hietcole per Petri 1722 te verlaten. Ook dient hij zijn achterstallige pacht te betalen.
Maar Jan vecht terug. Hij voert meerdere redenen aan voor het niet nakomen van zijn betalingsverplichting. Zo laat Lubbert zijn koeien al van het begin af aan in een door Jan gepacht weiland grazen. Ook woont Lubbert in een ‘kamer’ (woonruimte) van de door Jan gepachte Hietcole zonder daar huur voor te betalen. Daarbij heeft hij ook nog de rogge van Jans grond laten maaien en zich toegeëigend. Om te voorkomen dat hij ook nog zijn boekweit inpikt, schakelt Jan de rechtbank in en neemt daarbij maar liefst twee advocaten in de arm. Zijn schadebedrag lijkt hoger dan de door Lubbert opgeëiste pacht, want op zijn beurt eist hij geld van Lubbert.
Jan van Grol zal de Timmerplaats uiterlijk 1734 hebben verlaten, want dan komen er nieuwe bewoners.

Na de dood van Elsken Berends in 1724 erft haar andere zoon, Jan Joosten (ca. 1679-<1734), haar Hietcole. Zelf woont Jan met zijn vrouw Gerritje Breukink (ca. 1688-1748) op de Grote Hietcole, ook zijn eigendom. Weduwnaar/stiefvader Lubbert blijft op de ‘Lubbert Jansenstede’ wonen. Dit met de bepaling dat ‘zo door krijg of brand – ’t welk God verhoede – het huis kwam te verongelukken, zo zal Lubbert niet gehouden wezen ’t zelve wederom te laten optimmeren’. Mocht de Hietcole door oorlog of brand verwoest worden, dan is Lubbert niet verplicht de boerderij te herbouwen. Hij overlijdt in 1729.

Bijzonder patroon
Vanaf hier zien we een bijzonder patroon. Driemaal wordt bij elk nieuw echtpaar als het ware een estafettestokje doorgegeven. Telkens is de ingetrouwde partner de langstlevende en brengt vervolgens een nieuwe partner in. Zo kan het gebeuren dat (de erfgenamen van) de kinderen uit het eerdere huwelijk van Gerritje Breukink (zie boven en onder) ten tijde van het vierde echtpaar nog steeds mede-eigenaar zijn.

Eerdergenoemde Gerritje Breukink (ca. 1688-1748) (weduwe van Jan Joosten) x Egbert Weideman (+1762)
Na Jan Joostens overlijden hertrouwt Gerritje in 1734 met Egbert Derks Weideman uit Wichmond. Het nieuwe paar vestigt zich op de aan haar toebedeelde Timmerplaats.
Nadat Gerritje in juni 1748 zelf ook is overleden, erven haar kinderen Joost en Aaltje Jansen samen haar helft van de boerderij. Hun stiefvader Egbert behoudt de bij huwelijk verkregen andere helft.
Slechts een maand na deze verdeling zegt Aaltje haar stiefvader de pacht op van haar (vierde) deel. Ze eist dat Egbert de boerderij tegen Petri 1749 verlaat. Maar kort voor die datum komt er een overeenkomst waarmee een ieder kan leven: Egbert krijgt de nagelaten boedel van Gerritje, het landbouwgereedschap en het groeiende zaadgewas op de akkers. Daar staat tegenover dat hij aan Joost en Aaltje een bepaald bedrag moet betalen. Daarmee is de kou uit de lucht en kan Egbert op de boerderij blijven.
Kort voor haar moeders overlijden is Aaltje getrouwd met de Toldijkse Derk Nijkamp (1721-1802). Het paar vestigt zich op de naastgelegen Grote Hietcole, die in 1734 is geërfd door haar broer Joost Jansen (+1778).

Egbert Derksen Weideman (+1762) x Wendelina Wentink (1723-1782)
In 1749, een jaar na het overlijden van Gerritje, hertrouwt Egbert met Wendelina Wentink uit de Lamstraat in Toldijk. Tussen 1750 en 1761 worden zes kinderen geboren. Een zoon overlijdt jong, een andere is vertrokken naar ‘Guinee’.
Net zoals stiefdochter Aaltje eerder deed, zegt nu ook stiefzoon Joost Jansen (die zelf in Zutphen woont) Egbert Weideman de pacht op, en wel in juli 1752. Hij eist dat Egbert de Hietcole voor Petri 1753 verlaat. Die reageert met: ‘Het is goed, ik zal van de boerderij afgaan, maar op mijn portie dat ik daar aan heb, blijven wonen.’ Hij blijft zitten op zijn helft van het eigendom.
Na Egberts overlijden in 1762 erft Wendelina hun helft van de ‘Lubbert Jansenstede of Hietcole’, haar kinderen krijgen geld.

Wendelina Wentink (1723-1782) x Berend Gesink (1732-1802)
In december 1762, een half jaar na Egberts overlijden, hertrouwt de 39-jarige Wendelina met de negen jaar jongere Berend Gesink uit Vorden.
Berend heeft dan wel geen eigen kinderen, maar met zijn stiefkinderen heeft hij het een en ander te stellen.
Zo brengt stiefdochter Mechelina Weideman (1754-1842), dan 19 jaar oud, eind oktober 1773 met twee vriendinnen een hele avond en nacht door in een Steenderens café. Met hun ‘gezuip, getier, dronkenschap en grove onordentelijkheden’ hebben ze de mededorpsbewoners ‘tot grote opspraak’ gebracht. Was het destijds al ongehoord dat meiden samen in een café zaten, het gebeurde ook nog eens op een zondag.
En op zekere dag in 1775 is een van zijn stiefzonen onder de heg van buurman Joost Berendsen op de Spittaler Hofstee grond aan het ‘afplaggen’. Nadat Joost dit de jongen verboden heeft, haalt deze een spade uit zijn huis en gaat diezelfde grond vervolgens omspitten. Berend Gesink is met hem meegekomen en begint met zijn buurman ruzie te maken. Hij grijpt Joost vast en probeert hem in de doornenhaag te duwen. Om niet achterover te vallen, houdt Joost op zijn beurt Berend vast. Tegelijkertijd slaat deze laatste tot tweemaal toe Joost zeer hard met een greep (mestvork) op zijn arm waardoor die gekneusd raakt en later 'blond en blauw' ziet. Daarbij lukt het Berend om Joost alsnog in de doornenhaag te duwen. Daarin valt Joost op een stomp van een boomstam waarmee hij zijn ‘ruggengraat’ bezeert. Deze verwondingen zijn vastgesteld en behandeld door J. Strobelt, chirurgijn te Bronkhorst.
Joost is een zoon van eerdergenoemde Berend Joosten (1680-1761) en heeft inmiddels zijn vaders boerderij geërfd. Daarnaast is hij metselaar. 

Na het overlijden van Wendelina in 1782 wordt hun helft van de Hietcole verdeeld. Haar gezamenlijke voorkinderen Weideman erven een kwart, evenals echtgenoot Berend Gesink. Kleinzoon Willem Russer (zoon van haar overleden dochter Geertruid Weideman) krijgt daarbij een tiende ‘van huis, hof en land’. Geertruid was getrouwd met Jan Russer sr. (1750-1815). Hem zullen we nog terugzien.

Berend Gesink (1732-1802) x Janna Jansen
In 1784 hertrouwt Berend met Janna Jansen, een weduwe in Baak. Daarbij wordt het patroon doorbroken. Janna komt niet naar de Timmerplaats, zoals hierboven nieuwe echtgenoten steeds doen, maar hij trekt bij haar in op pachtboerderij Zuidendorp / Kaatmansplaats, Dollemansstraat 8 te Baak. Drie jaar later kopen ze deze hoeve.
Berend overlijdt in 1802. Volgens het overlijdensregister is hij doodgeschoten. Helaas hebben we hierover geen nadere gegevens kunnen vinden. 

Meteen na Berend Gesinks vertrek in 1784 wordt de Timmerplaats verpacht aan Berend Klein Lenderink (1744-1813) en Christina Jansen (1749-1785). Berend is geboren in Hengelo, maar woont later in Nijmegen. Misschien als soldaat, want Nijmegen was een garnizoensstad. Christina komt uit Steenderen. Voor haar huwelijk woont ze in Rotterdam. Mogelijk werkt ze er als dienstmeid. Hun huwelijk in 1780 staat zowel in Steenderen als in Nijmegen en Rotterdam ingeschreven.
Christina is een ongehuwde moeder: ze heeft al een kind, Hendrica, geboren in 1772. Tijdens de huwelijksplechtigheid zit het dan achtjarige meisje naast haar moeder, zo staat in het trouwboek geschreven. Het lijkt erop dat Berend wel degelijk de vader is. In de periode 1773-1777 heeft Christina meerdere rechtszaken tegen hem aangespannen en beslag gelegd op zijn bezittingen. Ze doet dit om geld te verkrijgen voor kraamkosten en onderhoud van het kind. Dit alles op basis van een vonnis van het Hof van Gelre (volgens ‘ener Hoves sententie’). Er is dus zelfs een ‘hogere’ rechter aan te pas gekomen.
De onderlinge sfeer lijkt daarmee niet optimaal. Ondanks dat trouwt dit koppel enkele jaren later alsnog met elkaar.
Christina sterft in juni 1785. Drie van haar vier kinderen lijken dan nog te leven, al zal een dochter spoedig daarna sterven. Vier maanden later hertrouwt Berend, 41 jaar oud, met de 25-jarige Vordense Janna Luunk (1761-1820). Dit nieuwe paar zal samen nog negen kinderen krijgen van wie er zes volwassen worden.

In 1786 komt Derk Nijkamp (1721-1802) - weduwnaar van eerdergenoemde Aaltje Jansen (+1765) - om de hoek kijken. Hij heeft haar kwart van de Timmerplaats geërfd en eist dat pachter Berend Klein Lenderink vertrekt. Net als in 1748 komt ook dit weer goed. Van de erfgenamen van Aaltjes broer Joost Jansen (+1778), die ook een kwart bezitten, horen we niets.
In 1787 is op de boerderij sprake van een kamervrouw, een vrouw die er in een aparte ruimte woont. Net als rond 1720 wordt de Timmerplaats dus door twee huishoudens bewoond.
Ergens tussen het overlijden van Berend Klein Lenderink in 1813 en het jaar 1820 verhuist weduwe Janna Luunk met zoon Arend en haar jongste kinderen naar de Grote Hietcole. Arend wordt er pachter.

Na hun vertrek wordt de Timmerplaats door opeenvolgende bewoners gepacht. Ook dán is steeds sprake van dubbele bewoning.

Handtekening van Jan Russer uit 1786 (1750-1815)

Met de eigendom loopt het als volgt:

Jan Russer sr. (1750-1815) x Geertruid Weideman (1757-1779) x Johanna Revelman (1754-1823)
Jan Russer is een schoonzoon van Wendelina Wentink en Egbert Weideman. Hij woont op de Grote Russer, Zutphen-Emmerikseweg 65, Toldijk.
In 1787 koopt hij Berend Gesinks kwart van de Timmerplaats, in 1791 Derk Nijkamps kwart. In 1799 erft Jan het tiende deel ervan van zijn dat jaar overleden zoon Willem (1777-1799). Dat deel stamt van Willems grootmoeder Wendelina Wentink. Op enig moment moet Jan Russer ook de rest hebben gekocht, want in 1806 blijkt hij eigenaar van deze gehele Hietcole.
Na zijn overlijden in 1815 zal het nog jaren duren voordat de erfenis wordt verdeeld. Zelfs in 1832 staan in het zojuist ingestelde Kadaster nog de ‘erven Jan Russer’ als eigenaren vermeld. Niet lang daarna vervalt deze definitief aan Jans zoon en naamgenoot (1782-1841).
In 1847, zes jaar na de dood van Jan Russer jr., wordt de boerderij verkocht aan korenmolenaar Jan Joosten (1793-1856) en Geesken Wentink (1804-1865).
Deze laatste Jan is een nazaat van eerdergenoemde Berend Joosten. Hij is ook eigenaar van de naastgelegen Spittaler Hofstede (Hoogstraat 4) en de Toldijkse molen, later Pennekampsmolen geheten, aan de Zutphen-Emmerikseweg westzijde.

Genealogische noot
Overzicht van mijn afstamming van Jan Russer
Jan Russer                                 1779 x Johanna Jansen Revelman
Elsken Russer                            1810 x Steven Pennekamp
Johanna Pennekamp                 1842 x Teunis Garritsen Hartman
Tonia Johanna Hartman            1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                      1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                      1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen


dinsdag 4 februari 2025

33. Ongehuwd zwanger in de 18e eeuw in Steenderen

Tegenwoordig kijkt men er niet van op als ouders een kind krijgen - of zwanger zijn - zonder dat ze getrouwd zijn. Medio 20e eeuw sprak men er nog schande van. Maar ruim twee eeuwen geleden kwam in Steenderen zelfs Justitie er nog aan te pas.

Zo’n ‘wandaad’ werd daar in die tijd standaard bestraft met een boete van 12 gulden en 10 stuivers. Dat was veel geld in die tijd. Een boete ook die hoger is dan wanneer je iemand ‘een gat in de kop geslagen’ hebt.

In het Breukenprotocol het overzicht van opgelegde boetes - van Steenderen staan vele gevallen vermeld: dit te midden van andere overtredingen, zoals beledigingen, mishandelingen en dronkenschap. Zo krijgt de dochter van Gerrit Egbers in 1748 een boete omdat ze zich ‘buiten echt heeft laten bezwangeren, en van een dochter gekraamd heeft.’ Buiten echt wil zeggen: ongetrouwd. Denk aan ons woord echtpaar.

Zelfs als je netjes drie maanden voor een geboorte bent getrouwd, ook wel een ‘moetje’ genoemd, ontspring je de dans niet. Dat overkomt Reintje Huetink (1745-1774), dochter van Arend Huetink op boerderij De Halve Welle (onder Bronkhorst).

Op 20 mei 1770 trouwt ze met Willem van Londen (1740-1818), zoon van de herbergier van herberg  De Gouden Leeuw in Bronkhorst. Op 26 augustus, drie maanden later, wordt dochter Elsken geboren. Evenzogoed staat Reintje in het Breukenprotocol genoteerd: ‘is de dochter van Arent Huetink in den Baakerweert, zijnde getrouwt aan W. van Londen, met ¼ jaar in de kraam gekomen’.

Bron: Richterambt Steenderen, Breukenprotocol, 3021/787

Vier jaar later sterft Reintje al, slechts 29 jaar oud. Mijn voorvader Garrit Arends (ca. 1725-1789)
- zwager van Arend en daarmee een oom van Reintje - wordt benoemd tot een van de voogden over haar inmiddels twee kinderen.

Eerdere versies van dit verhaal verschenen in:

-          De Zwerfsteen (Historische Vereniging Steenderen) 2024-03
-          OTGB (Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderij-onderzoek) 2024-04 

Meer lezen over Garrit Arends? Dat kan via de volgende links:
De veermannen van het Bronkhorsterveer vanaf 1696
Boerderij Steenweert in Bronkhorst


woensdag 31 juli 2024

32. Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750)

Rond 1725 vestigt Aalt Anderson zich op Bremerstede in Toldijk, samen met Arndje Jansen, dochter van de familie Bremer van de gelijknamige herberg, anno 2024 café-restaurant Den Bremer.
De wieg van Aalts vader stond in Schotland. Ook al is de naam Anderson inmiddels uit Toldijk verdwenen, zijn Schotse bloed stroomt er nog steeds.

Bremerstede moet ruim voor 1660 zijn gesticht. De oudst bekende eigenaar is Arend/Arnold Bremer. Hij is tevens eigenaar en naamgever van de herberg die men dan nog aanduidt met ‘Bremers Huis’. In 1676 verkopen zijn drie kinderen de boerderij aan één van zijn kleinkinderen: Elsken Kirspensis (ca. 1653-1742). Zij is een dochter van Geertruid Bremer en Johannus Kirspensis, koster in Steenderen. Elsken is getrouwd met Jan Arends, die later ook Bremer genoemd zal worden. 
In 1725 krijgt hun dochter Joanna Jansen (ca. 1690-1771) van haar ouders de helft van Bremerstede. Rond diezelfde tijd gaat dochter Arndje er wonen. Zij zal de andere helft hebben gekregen.

De boerderij wordt ook wel Bremerie, Bremersteeg, Ottenplaats, Ottenbosstede of Aaltsplaats genoemd. Die laatste naam zal naar Aalt Anderson verwijzen. 

1. Kaart uit 1807 met rechtsboven vier boerderijen: ‘Scholten’ heette eerder Bremerstede, ‘Bremersteeg’ was ooit Klein Bremerstede. Linksonder Herberg Den Bremer, ouderlijk huis van Arndje, de vrouw van Aalt Anderson













Jan Anderson, de Schotse vader van Aalt (1650/1665-1731)

Vader Jan Anderson is mogelijk in 1665 geboren in het plaatsje Duffus in het noorden van Schotland als zoon van William Anderson en Christen Symmson. De vernoeming van zijn kinderen wijst daar sterk op. Christina is in die tijd in ons land geen gebruikelijke voornaam.
Anderzijds verklaart Jan in 1703 dat hij zo’n 30 jaar als voetjager voor koning-stadhouder Willem III heeft gewerkt. Deze Willem was niet alleen stadhouder van onze gewesten Holland, Utrecht en Zeeland (per 1672), en Gelderland en Overijssel (per 1675), maar ook koning van Engeland, Schotland en Ierland (per 1689). Hij is eigenaar van jachtslot Hof te Dieren waarvan de landerijen zich uitstrekken tot in Ellecom. In 1684 koopt hij ook kasteel Het Loo in Apeldoorn. Dat laatste verklaart dan meteen waarom het gezin Anderson enkele jaren in die plaats woont.
Dit zou betekenen dat Jan zo rond 1672, het begin van Willems stadhouderschap, bij hem in dienst is getreden, en dus al rond 1650 geboren moet zijn.
Een voetjager is iemand die bij een drijfjacht zowel jaagt als het wild opdrijft.

Jan trouwt eind 1686 in Ellecom met Judith Aalts uit die plaats, Aalts moeder. Onverklaarbaar is zijn plotse rijkdom in 1695. We houden het maar op een Schotse erfenis. Vanuit Apeldoorn koopt Jan dat jaar in Ellecom drie (delen van) boerderijen inclusief land. In 1705 blijkt dat deze zijn volledige eigendom zijn. Op een kaart van Hof te Dieren uit 1723 staat zijn naam tweemaal languit over zijn landerijen uitgeschreven.
Zijn financiële terugval na 1702 zal samenhangen met het overlijden van Willem III. Vanaf dat moment ontvangt Jan zijn jaarlijkse uitkering van 200 gulden niet meer. In die tijd een aanzienlijk bedrag, want voor 600 gulden kocht je een huis met tuin. 

Zijn leven lang blijft hij geregeld ‘Jan Schotsman’ genoemd worden. Zo’n bijzonder accent raak je natuurlijk nooit kwijt.









2. Duffus, de geboorteplaats van Jan, ligt in het hoge noorden van Schotland



Aalt Anderson

Aalt is rond 1687 in Ellecom geboren, maar verhuist met zijn ouders rond 1692 naar Apeldoorn. Uiterlijk begin 1702 keert het gezin naar Ellecom terug. Daar woont het zeer waarschijnlijk op Sluiterskamp, een van hun boerderijen. Het was een aanzienlijke hoeve met maar liefst vier ‘haardsteden’: openhaarden met een schoorsteen.
Maar vanaf 1705 maakt Aalt ook de neergang van zijn vaders rijkdom mee. Zo worden er hypotheken afgesloten, en uiteindelijk land en een boerderij verkocht.
Er blijft echter voldoende over. Na de dood van Aalts vader in 1731 verkopen de erfgenamen een tweede boerderij en een groot weiland. Daarmee belandt er via Aalts erfdeel ook een stukje Ellecomse voorspoed in Toldijk.

Ook Aalts broer en vier zussen verlaten Ellecom. Al blijft zus Marije in de buurt. Zij en haar man Gosseling Smink worden herbergier in De Engel in De Steeg. Twee zussen vertrekken naar de Betuwe, en een zus en een broer gaan naar Amsterdam. Broer Willem runt daar een herberg aan de Foeliestraat, ‘waer de Swaen in de gevel staet’.

Opvallend voor die tijd is de reislust van Aalts ouders. Zo zijn ze in winters februari 1722 aanwezig bij de doop van een kleinzoon in Appeltern (Betuwe): maar liefst 55 km. in een postkoets of te paard. Beiden zijn dan al bijna 60.
En in september 1727 reist moeder Judith, 65 jaar oud, naar Amsterdam. Ze begraaft er zoon Willem.
Aalts ouders zullen dan ook Toldijk wel bezocht hebben.

Aalt Anderson (+1750) en Arndje Jansen Bremer (+1751)

Aalt en Arndje zijn in 1712 in Arnhem getrouwd. De eerste tijd wonen ze in Ellecom. Daar wordt hun oudste kind geboren. Begin 1714 verhuizen ze naar Dieren, waar hun andere kinderen het levenslicht zien. Onbekend is hoe hij daar in zijn levensonderhoud voorzag.

3. Trouwboek Arnhem, inschrijving huwelijk Aalt en Arndje in 1712

Rond 1725 komt het gezin vervolgens naar de Bremerstede in Toldijk.
Arndje blijft tot haar dood mede-eigenaar van herberg Den Bremer. Deze komt kort daarna volledig in handen van Johan Gordinou de Gouberville, een zoon van haar zuster Anna Sibilla.
Niet lang nadat Aalt en Arndje zijn overleden, kopen hun drie nog levende kinderen ook de andere helft van Bremerstede. Die blijkt nog steeds eigendom van Arndjes zuster Joanna.

Om in Toldijk de Schotse wortels te kunnen traceren, volgen we hun twee dochters, oftewel hun Toldijkse nazaten. Zoon Jan (1713-1765) vertrekt naar Dieren. Zijn nakomelingen bezitten nog tot 1791 percelen land behorend tot Bremerstede.
    -          Dochter Elsken trouwt in 1737 met Roelof Scholten uit Hummelo. Hun eerste twee kinderen
worden in Toldijk geboren. Drie jaar na hun huwelijk verhuizen ze naar een plek onder Warnsveld. Daar woont het gezin totdat het in 1772 naar de Bremerstede terugkeert.
    -         Dochter Janna huwt in 1750 met Teunis Teunissen uit Baak. Ze vestigen zich op de boerderij die later Kléin Bremerstede zal heten.

In ieder geval is er dus vanaf 1772 sprake van twee boerderijen Bremerstede: Zutphen-Emmerikseweg 34 en 36. We volgen van beide de opeenvolgende bewoners zolang het nazaten van de Andersons betreft.

Bremerstede, Zutphen-Emmerikseweg 34 (nu Het Barger)

Elsken Anderson (1717-1789) en Roelof Scholten (1717-1789)
Als zij in 1772 vanuit Warnsveld terugverhuizen naar de Bremerstede, is de boerderij inmiddels hun eigendom. Roelof is dan 60 jaar oud en Elsken 55. Het zal een enerverend jaar zijn, want in juni reizen ze ook nog naar Amsterdam om getuige te zijn van de doop van een kleinzoon.
Misschien zijn ze naar Toldijk teruggekomen om kwartier te maken voor een van hun zonen. En inderdaad, in 1780, acht jaar later, doen ze de boerderij over aan zoon Aalt. Als tegenprestatie belooft hij zijn ouders tot hun einde toe te onderhouden.
Van slechts vier van hun negen kinderen hebben we sporen kunnen terugvinden. Waarschijnlijk zijn enkelen jong gestorven. Naast zoon Aalt blijven ook zoon Willem en dochter Arentje in Toldijk. Barend Jan (ook Jan Berend genoemd) vertrekt naar Amsterdam.
Als zoon Willem in 1762 met Janna Teunissen Lamslag trouwt, is hij carabinier (ruiter) onder Oranje Nassau, majoor Van Pabst. Hij zal (tijdelijk) als beroepssoldaat bij het leger hebben gewerkt, want dienstplicht bestaat nog niet. In 1810 overlijdt hij op het Halve Verenbos. Deze boerderij lag naast het Verenbos, Beekstraat 3, Toldijk.
Dochter Arentje trouwt met Jan Jansen. Ze wonen in ieder geval in 1784 (nog) in Toldijk.
Zoon Aalt is dus de volgende eigenaar/boer. 

Aalt Scholten (1751-1832) en (1) Jenneken Bessem (1753-1791), (2) Ludgardina Heitink (1752-1811)
Aalt trouwt in 1781 met Jenneken. Zij sterft tien jaar later, op diezelfde dag als een dochtertje van drie weken oud. Ze worden samen in de kerk begraven.
Na vijf maanden hertrouwt Aalt. Voorafgaand aan dat tweede huwelijk wordt er zoals gebruikelijk een inventaris van de bezittingen opgemaakt opdat de kinderen uit zijn eerste huwelijk later hun erfdeel krijgen. Daaruit blijkt dat zij bij volwassenheid een aanzienlijk bedrag zullen ontvangen.
In zo’n boedelbeschrijving wordt werkelijk alles vermeld wat in zo’n sterfhuis aanwezig is. Zoals in dit geval ook een ‘kakstoel’ en ‘enige rommelderij op de zolders’. Bijzonder is dat er ook ‘enige boeken’ in huis zijn. Niet veel mensen kunnen dan al lezen, laat staan een heel boek. Aalts oudtante Marije Anderson had in 1734 overigens ook al boeken in huis, en een bijbel.








4. Fragment uit de inventaris: een banke, enige rommelderij op de zolders, twee stoven en een koffijmool, brandhoud en een spigeltjen, enige boeken

Drie van Aalts vijf kinderen worden volwassen. Dochter Elsken vertrekt naar Angerlo, dochter Johanna (uit het tweede huwelijk) blijft in Toldijk. Zij woont met schoenmaker Derk Jan Dijenborgh aan de Schiphorsterstraat 16.
Zoon Gerrit Jan blijft op de Bremerstede.

Gerrit Jan Scholten (1784-1850) en Harmina Jolink (1785-1859)
Gerrit Jan trouwt in 1814 met Harmina Jolink, eveneens uit Toldijk. Al snel is hij de hoofdbewoner van de Bremerstede, ook al is zijn inwonende vader Aalt nog maar begin 60. Het echtpaar krijgt twee kinderen. De dochter sterft al jong.
Zoon Aalt is daarmee de gedoodverfde opvolger.

Aalt Scholten (1815-1871) en Johanna Hendrika Koenders (1808-1888)
Aalt en Johanna trouwen in 1836. Ze krijgen in totaal negen kinderen van wie er vier volwassen worden. Dochter Garritjen vertrekt samen met dagloner Jan ten Hout uit Rheden naar een boerderij in Steenderen. Zoon Hendrik Jan wordt kantoorbediende en polderontvanger, trouwt met een Arnhemse vroedvrouw en vestigt zich eveneens in Steenderen. Harmina trouwt in 1862 met haar overbuurjongen Harmen Aalderink. Het paar zet de pachtboerderij van zijn vader voort: De Kleine Russer, Zutphen-Emmerikseweg 69.
Zoon Arend volgt vader Aalt op.

Arend Scholten (1843-1889)
Arend blijft ongehuwd. Hij is 28 als zijn vader sterft. Zelf overlijdt hij al op zijn 46e. Daarmee is in 1889 de laatste nazaat van Jan Anderson van de Bremerstede verdwenen.
De boerderij wordt verkocht. Ene Berend Willem Hanskamp komt er als pachter te wonen.

Klein Bremerstede, Zutphen-Emmerikseweg 36 (nu De Potdekkel)

Janna Anderson (ca. 1722->1789) en Teunis Teunissen (ca.1722-1788)
Meteen na hun huwelijk in 1750 vestigen zij zich op Klein Bremerstede. De boerderij wordt een daghuurdersplaatsje genoemd, en zal dus een klein boerderijtje zijn geweest.
Maar Teunis is wel rotmeester. Een rot is een groep ‘weerbare mannen’ die opgeroepen kunnen worden als een soort reserveleger. Van hogerhand moesten die groepen in 1784 samengesteld worden. Veelal waren de ‘meesters’ van zo’n groep niet de kleinste boeren.
Het paar krijgt dertien kinderen, van wie er slechts vier volwassen worden: Zoon Jan Arend vertrekt naar Steenderen. Dochter Elsken naar Huissen. Zoon Jan blijft in Toldijk, samen met zijn vrouw Elisabeth Groenendaal die uit Holten komt. Zoon Peter blijft op Klein Bremerstede.
In juni 1787 maken Janna en Teunis een testament op. Ze schrijven dat deze jongste zoon hen al vele jaren goed heeft geholpen. Bovendien zijn de overige kinderen ‘tot hun eigen voordeel’ elders woonachtig. Daarom vermaken ze hun ‘huis, hof en land’ aan hem.
Maar precies een jaar later herroept Janna deze wilsbeschikking. Dit mede namens haar man. Per direct dragen ze hun bezittingen aan Peter over. Dit met de mededeling dat deze schenking hiermee buiten de erfenis valt. Drie maanden hierna overlijdt Teunis. Hij voelde zijn einde vast al naderen en wilde dat alles nog voor zijn dood in kannen en kruiken zou zijn.
Zoon Peter is hier dus de volgende boer.

Peter Teunissen (1762-1810) en Janna Maneveld (1764-1832), later hertrouwd met Gerrit Jan Jansen Reiger (1773-1859)
Peter en Janna trouwen in 1790. Janna is geboren op Maneveld, Ruurloseweg 90, Hengelo (Gld) (Varssel). Samen krijgen ze negen kinderen van wie de jongste nog maar vijf jaar oud is als Peter sterft.
Het jaar daarop hertrouwt Janna met de negen jaar jongere Gerrit Jan Jansen Reiger uit Toldijk. Als hij bij Janna intrekt, brengt hij zijn moeder mee: Janna Zeiskamp.
Zes van Peter en Janna’s kinderen worden volwassen. Dochter Johanna vertrekt naar Rheden, Teuntje en Hendrik naar Leuvenheim, Arend naar Bronkhorst. Alleen Jan (ongehuwd) en Hendrika blijven in Toldijk.
In 1832, het jaar van haar overlijden, staat Janna’s tweede man bij het Kadaster als eigenaar van Klein Bremerstede geregistreerd. In de papieren zien we dat er bij de boerderij ook een bijenschuur staat.
Begin 1833 verlaat weduwnaar Gerrit Jan de boerderij om in te trekken bij zijn zuster op Santbergen, Hardsteestraat 10. Samen met haar keert hij in 1844 terug. Klein Bremerstede zal in de tussentijd verpacht zijn, want bij terugkomst zijn een nichtje en haar man de hoofdbewoners. Bij zijn overlijden in 1859 is Gerrit Jan inmiddels geen eigenaar meer. 

Dochter Hendrika Teunissen (1805-1885) is in 1829 van Kleine Bremerstede vertrokken. Zij was er de laatste nazaat van de Schotse Jan Anderson. Ze trouwt met Arend Klein Lenderink en trekt bij hem in op de Grote Hietcole, Hoogstraat 10. Nadat Arend in 1838 is overleden, hertrouwt ze met Harmen Garritsen (1802-1857) die zijn plaats inneemt.
De laatste 15 jaar van haar leven woont Hendrika als weduwe in bij haar zoon op boerderij de Kruisbrink, Kruisbrinkseweg 7, Toldijk. Tegenwoordig drijft haar nazaat Dick Garritsen daar een winkel in Achterhoekse streekproducten (dekruisbrink.nl). Achterhoeks met, zo weten we nu, een Schots accent. 

Met dank aan Bertus Rietberg

Eerdere versies van dit artikel verschenen in
-          De Zwerfsteen (HVS Steenderen) 2024-01
-          OTGB 2024-02

Meer lezen? Dat kan via de volgende links:
Over vader Jan Anderson, zie:
Jan Anderson (1665-1731), een Schot in Ellecom 
Over zus Marije Anderson:
De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
Over café-restaurant Den Bremer:
Vier eeuwen herberg Den Bremer in Toldijk 
Over de boerderij waar Andersonnazaat Hendrika Teunissen na haar huwelijk intrekt:
Boerderij de Grote Hietcole in Toldijk 

Genealogische noot
Mijn afstamming van de Andersons:
(?) William Anderson          x ca. 1660 Christen Symmson
Jan Anderson                     x 1686       Judith Aalts
Aalt Anderson                    x 1712       Arndje Jansen Bremer
Janna Aalts Anderson        x 1750       Teunis Teunissen
Peter Teunissen                 x 1790        Janna Maneveld/Boenink
Hendrika Teunissen           x 1839       Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen   x 1868        Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen              x 1906        Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen              x 1939       Gerrie Busser
Alice Garritsen

Bronnen: Bevolkingsregister, Doop-, Trouw- en Begraafboeken, Ecal.nu, Gelders Archief, Goetgevonden.nl, Kadaster, Memories van Successie, Wiewaswie.nl, diverse gerechtelijke aktes

Bronnen van de Illustraties
1. Gelders Archief, Tg. 0873, inv.nr. 36
2. Mapcarta.com
3. Gelders Archief, Tg. 2179, Trouwboek, inv.nr. 136
4. Idem, Tg. 3021, inv.nr. 799


vrijdag 31 mei 2024

31. Jan Anderson (1650/1665-1731), een Schot in Ellecom (incl. nieuwe info mei 2025)

Eind 1686 trouwt in Ellecom mijn voorvader ‘Jan Anderson, jongeman uit Schotland’. Een prikkelend gegeven dat ertoe uitnodigt onze tanden in het leven van deze man te zetten. 

Nieuwsgierig naar zijn afkomst doken we in de Schotse doopregisters. Daarin zochten we een John Anderson geboren tussen pakweg 1640 en 1669. We vonden er 111. Gelukkig kenden wij in ons land een behulpzame traditie waarbij de grootouders vernoemd worden. De oudste kinderen van Jan en Judith heten Aalt, Christina, Willem en Willemina. Van hen zijn Aalt en Willemina gemakkelijk thuis te brengen: Judiths ouders heten Aalt en Willemken.
Blijven over Christina en Willem. Tien van de gevonden Johns hebben een vader William, één daarvan daarbij een moeder met de naam Christen (Christen Symmson). Bingo! Bijkomende aanwijzing: Christina is in die tijd in Nederland geen gangbare voornaam.
Klopt dit, dan is Jan op 6 augustus 1665 gedoopt als John Anderson in Duffus (council Moray), in het hoge noorden van Schotland. Maar of dit ook werkelijk de juiste Jan is?















1. Duffus ligt in het noorden van Schotland



Judith Aalts (ca. 1662-1743)
Jan trouwt met de Ellecomse Judith Aalts. Haar ouders, Aalt Jansen en Willemken Hendriks, pachten van de Heer van Middachten een eenvoudige boerderij met één haardstede. Een naamloze hoeve, maar na Aalts dood rond 1687 zal deze zo’n 45 jaar lang als Aalt Jansen Bouwstede door het leven gaan.
In het vreselijke oorlogsjaar 1672 (het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos) is kasteel Middachten grotendeels verwoest. Aalt en Willemken zullen dat bewust hebben meegemaakt. En ook dochter Judith, op dat moment zo’n 10 jaar oud.
Haar broer Hendrik bestiert er een aanzienlijke herberg, gepacht van diezelfde heer. Later zal Judiths dochter Marije Anderson deze gedurende enkele jaren voortzetten.
Ook Judiths zus Jantje baat samen met haar man Jochum Claessen een plaatselijke herberg uit. In 1678 is deze herberg eigendom van stadhouder Willem III.











2. Ellecom anno 1743






Waar ze wonen
Jan en Judith wonen na hun huwelijk in ieder geval tot na oktober 1689 in Ellecom. Hun oudste drie kinderen moeten er gedoopt zijn, maar helaas vertoont het doopboek een hiaat. Tussen 1693 en 1697 worden er drie kinderen in Apeldoorn gedoopt. Hun jongste in 1702 weer in Ellecom.
Waarom woont het gezin enkele jaren in Apeldoorn? En waarvan betalen ze de drie (delen van) boerderijen die ze opeens in 1695 vanuit die plaats in Ellecom kopen, zoals we hierna zullen zien?
Jan is dan 30 jaar oud (of 45), Judith ongeveer 33. Ze hebben op dat moment vijf kleine kinderen.

Jans bezittingen in Ellecom
Per 1695 bezit Jan een naamloze boerderij, ‘een klein huisken’ en delen van Sluiterskamp en Reijersgoed. In 1705 is hij inmiddels ook volledig eigenaar van die laatste twee boerderijen.

Sluiterskamp
Deze boerderij stond ooit dicht bij de plek van het huidige Multifunctioneel Centrum Nieuw Bergstein, Binnenweg 40-A. Het perceel liep van die Binnenweg tot aan de Buitensingel. Dat is te zien op de Caarte van Dieren uit 1723. Deze kaart toont de toenmalige eigendommen van de Nassause Domeinen (het Huis van Oranje) en omliggende kavels. Jans naam staat verticaal langs de rand van perceel 29 geschreven.
Sluiterskamp telt in 1678 vier haardsteden. Het moet dus een aanzienlijk(e) huis/boerderij zijn geweest. Jan kocht het van de familie Kersten.






3. Huize Bergstein op de plek waar eerder Sluiterskamp lag. Uiterst rechts de kerk van Ellecom. Datering van de tekening 1800-1945


Zeer waarschijnlijk betrekt het gezin na terugkeer uit Apeldoorn dit huis, want nergens worden pachters genoemd.
Na het overlijden van Jan en Judith wordt Sluiterskamp in 1746 door dochter Marije geërfd, inclusief een graf achter de kerk op het Ellecomse kerkhof. Dit onder de voorwaarde dat zij alle daarop rustende (hypotheek)schulden afbetaalt. Misschien daarom verkoopt ze dit mogelijke blok aan haar been in 1749 alweer. De nieuwe eigenaar breekt het pand af en bouwt er het bekende Huize Bergstein (in 1945 gesloopt). Dat huis wordt wel gezien als ‘geboortegrond’ van Ellecom als dorp van buitenplaatsen.

Reijersgoed of Jacob Reijersstede
De plek van deze boerderij valt lastiger te bepalen. Mogelijk stond ze ergens tegenover het voormalige café Het Witte Huus, Binnenweg 3. Ze lijkt een maatje kleiner dan Sluiterskamp. De bijbehorende landerijen liggen grotendeels tussen de huidige Ruitersbeek en Middachterbeek. Op genoemde kaart staat Jans naam ook daar languit geschreven, evenwijdig aan de koninklijke eigendommen.
Als Jan in 1695 een deel van Reijersgoed koopt, blijkt koning-stadhouder Willem III tijnsplichtig voor 2/3e deel ervan (tijns is een soort belasting). Dit vloeit voort uit een overeenkomst tussen Willems vader en eerdere eigenaren over de aankoop van tot Reijersgoed behorende landerijen. Willem II kocht destijds nogal wat grond teneinde zijn wildbaan te kunnen realiseren: een groot omheind terrein waar hij naar hartenlust kan jagen als hij in zijn jachtslot Hof te Dieren verblijft.
Deze koninklijke tijnsplicht aangaande Reijersgoed bestaat in de periode 1723-1732 nog steeds. 


4.‘G d’Orange’ (G = Guillaume: Willem van Oranje), handtekening van Willem II uit juli 1650 (vier maanden voor zijn dood) onder bovengenoemde akte betreffende Reijersgoed.


De geschiedenis van de boerderij hebben we tot circa 1500 kunnen reconstrueren. De naam is dan Huijgensgoed, later Schaapsgoed. Steeds verandert de naam met de eigenaar mee. Die van eigenaar Jacob Reijers blijft echter nog tot ver na zijn dood in gebruik.
Als de kinderen van Henrick Huijgen de boerderij in 1525 verkopen, bedingen ze dat hun moeder op een stukje van het land een ‘huisken’ mag laten bouwen waar ze tot haar dood kan blijven wonen. Daarna zullen ze het afbreken.
Dat laatste lijkt niet gebeurd te zijn, want als Jan Anderson in 1705 een hypotheek afsluit, is er nog steeds sprake van ‘een klein huisken’ op het land.
Reijersgoed is doorlopend verpacht geweest, totdat Jan de boerderij in 1719 aan de toenmalige pachter verkoopt.

De naamloze boerderij
In hetzelfde jaar 1695 duikt Jans naam op bij een niet nader aangeduid ‘huis en hof’ onder Middachten. Hij heeft het gekocht van de erfgenamen van ene Frans Hendriks. De boerderij zien we alleen in 1731 terug, als onderdeel van Jans nalatenschap.

5. Uitsnede uit de Caarte van Dieren uit 1723. Jan Anderson staat hier tweemaal op vermeld, van beneden naar boven.
Bovenin rechts van perceel 29 en op de onderste helft rechts langs percelen 22 t/m 24. Zie de pijlen.


Jans loopbaan

Over Jans werkzame leven tasten we lang in het duister. Na terugkeer uit Apeldoorn betrekt hij zeer waarschijnlijk zoals gezegd het aanzienlijke Sluiterskamp. Gezien de grootte ervan zal hij geen boer zijn geweest, indien wel, dan op zijn minst een herenboer. Iemand die zijn eigen handen niet vuil maakt.
Zijn handtekening lijkt op die van iemand die geregeld schrijft. Ook Judith kan schrijven, al is dat nogal houterig. Maar het feit dát ze dat als vrouw kan, is voor begin 1700 al vrij bijzonder.
Hun meeste kinderen vestigen zich verder van huis dan in die tijd gebruikelijk. Jan en/of Judith bezoeken ze daar ook. Toentertijd hele ondernemingen.

Dat Jan van circa 1693 tot uiterlijk mei 1702 in Apeldoorn woont, zet ons op het spoor van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) en zijn vrouw Maria II (1662-1694). Zij bezitten het Hof te Dieren, hemelsbreed slechts ruim een kilometer van Ellecom. In 1684 koopt Willem ook kasteel Het Loo in Apeldoorn. Ernaast laat hij paleis Het Loo bouwen waarvan het woongedeelte in 1686 klaar is.

Dit spoor blijkt juist. Jan Anderson, in de betreffende aktes steeds ook Jan Schotsman genoemd, zal meteen bij Willems aantreden in 1672 bij hem in dienst zijn getreden (zie verderop).
Dat zal eerst in Ellecom, later in Apeldoorn zijn geweest.
Willem III van Oranje is een zoon van Willem II van Oranje-Nassau en de Engelse Maria Stuart. Zijn vrouw, tevens zijn nicht, is een dochter van de Engelse koning Jacobus II. Op enig moment is Willem niet alleen stadhouder van onze gewesten Holland, Utrecht en Zeeland (per 1672), en Gelderland en Overijssel (per 1675), maar ook koning van Engeland (als opvolger van zijn inmiddels verdreven schoonvader), Schotland en Ierland (per 1689). Het paar is in 1677 getrouwd. Maria is dan vijftien jaar oud.

Jan is een van Willems voetjagers/voetgangers, een functie in het kader van de jacht. ‘Voor de voet jagen’ is een variant van de drijfjacht. Een voetjager is zowel drijver als jager. Dit type jacht wordt vooral gepraktiseerd op kleinere jachtterreinen. Willem III hield dan ook van jagen in een klein gezelschap van vrienden. Zo kon hij het hofleven met zijn sociale verplichtingen even ontvluchten. De meeste van zijn jachtpartijen worden vanuit Apeldoorn georganiseerd, een enkele keer vanuit het Hof te Dieren.
Vaak jaagt Willem III op herten, de zgn. ‘par force’ jacht. Daartoe heeft hij op Het Loo medio het jaar 1700 zestien man in vaste dienst, waaronder zes voetjagers. Deze personeelsleden staan met hun namen genoemd op een bewaard gebleven lijst, opgesteld door de toenmalige jagermeester. Zij verklaren er hun loon te hebben ontvangen. Jan wordt hier overigens niet genoemd. Hij zal dan al ‘onbekwaam’ zijn geweest. 











6. Gezicht op Paleis Het Loo 1689-1693 met linksachter kasteel Het Oude Loo

Terwijl het gezin in Apeldoorn woont, koopt Jan in 1695 in Ellecom maar liefst (delen van) drie boerderijen, waaronder Reijersgoed en Sluiterskamp. Dit inclusief landerijen waarop ook ‘een klein huisken’ staat (in 1705 blijkt dat hij sinds enig moment volledig eigenaar is). In 1695 is hij pas 30 jaar oud (of 45), Judith zal circa 33 zijn geweest. Op dat moment hebben ze vijf kleine kinderen.
Het voert te ver om deze plotse rijkdom in verband te brengen met de nalatenschap van de eind 1694 overleden koningin Maria II, al is dat wel verleidelijk. Waarschijnlijker is dat Jan een erfenis van zijn ongetwijfeld niet-onbemiddelde Schotse ouders heeft ontvangen. Dat zullen beter gesitueerden zijn geweest, want anders kwam je niet in de buurt van vorsten en hun entourage. 

Vanaf enig moment kan Jan zijn beroep niet meer uitoefenen: hij is ‘onbekwaam’ geworden. Wij zouden zeggen: afgekeurd. Dit feit vonden we in de Resoluties (besluiten) van de Staten-Generaal. Dat bestuurscollege regeerde van 1576 tot 1796, en was regering en parlement ineen. Het bestond uit afgevaardigden van de zeven verenigde provinciën, en zetelde in Den Haag.
Jan is toegezegd dat hij totdat hij ander werk heeft gevonden, van ‘Majesteits Thesaurie’ (de schatkist) jaarlijks een ‘pensioen of traktement’ zal ontvangen van 200 gulden. Dat was een aanzienlijk bedrag. In die tijd kocht je voor 600 gulden een huis met tuin. Dus mogelijk hield zijn functie meer in dan simpelweg drijven en schieten…
Maar dan sterft Willem III, op 19 maart 1702. De uitkering stopt. 

Jans ‘onbekwaamheid’ moet dateren van vóór medio 1700, want hij staat zoals gezegd niet op eerdergenoemde personeelslijst. Eind 1697 woont het gezin nog in Apeldoorn. Op 7 mei 1702 (kort na het overlijden van Willem III) wordt Jans jongste dochter Marije in Ellecom gedoopt. In die tussentijd heeft Jan dus zijn Apeldoornse huis (een personeelswoning bij Het Loo?) verruild voor Sluiterskamp in Ellecom.  

Hij laat het er niet bij zitten. Medio 1703 wendt hij zich met twee lotgenoten tot genoemde Staten-Generaal. Hen vraagt hij of zij de Raad (de Nassause Domeinraad?) en Thesaurie willen opdragen om hem zowel de achterstallige als toekomstige uitkeringen te betalen.
Jan voegt aan zijn verzoek toe dat hij de stadhouder vele jaren heeft gediend. Volgens de ene akte 28 jaar (tot het moment van zijn ‘onbekwaamheid’?), en volgens de andere 31 (tot 1703?). In beide gevallen is hij niet (pas) in 1665 geboren, maar al rond 1650. Dan zou hij bij zijn trouwen een jaar of 36 zijn geweest, en bij overlijden zo’n 80 jaar oud. Dat klinkt aannemelijk.
Maar rond 1650 is er in Schotland geen naamgenoot gedoopt waarbij de voornamen van de ouders zo opvallend matchen met die van zijn kinderen. En … in die tijd was het tellen van het aantal jaren slechts nattevingerwerk. Bovendien was 50 destijds een leeftijd waarop je, zeker als je ‘onbekwaam’ was, niet snel meer heel ander werk zou kunnen gaan doen.
We kunnen dus niet uitsluiten dat hij al tegen z’n 35e jaar een uitkering ontving, maar het lijkt hiermee toch op z’n minst onzeker. 

De Staten-Generaal zeggen toe Jans verzoek in handen te leggen van de Heren van Gent. Dat is de commissie die de nalatenschap van Willem III afhandelt. Zij zullen de kwestie onderzoeken en een besluit nemen, en daar vervolgens over rapporteren.

In december van dat jaar 1703 zal Jan inmiddels een afwijzing hebben ontvangen, want die maand trekt hij opnieuw aan de bel. Hij heeft gehoord dat een paar anderen hun uitkering nog wel ontvangen, dus waarom hij niet? De Staten overhandigen zijn verzoek dit keer aan de Tijdelijke administratie van de nalatenschap van zijne Majesteit van Groot-Brittannië. Mogelijk gaat het om dezelfde commissie.
Maar al begin januari 1704 ontvangt hij wederom een afwijzing: op het verzoek van ‘Jan Anderson, of anders genaamd Jan Schotsman’ kan niet worden ingegaan.








7. De handtekeningen van Jan en Judith anno 1706



Een negatieve wending

Misschien wel uit frustratie hierover breekt Jan zo’n vier, vijf maanden later, acht dagen voor Pinksteren 1704, ‘met geweld en zonder recht of redenen het afdak of achterhuis’ af van Hendrijn Jansen. Dat althans beweert deze weduwe van Jan Franken bij de rechter. Zij heeft hierdoor ‘grote schade’ geleden. Het huis is nu ‘geheel reddeloos’ en eigenlijk niet meer geschikt om in te wonen. Hendrijn vraagt de rechter dan ook om ‘Jan Schotsman’ een bedrag van 80 gulden aan ‘schadepenningen’ op te leggen.
Helaas weten we niet of deze beschuldiging terecht is. We kennen Jans kant van het verhaal en ook de uitspraak van de rechter niet. Het is trouwens het enige negatieve akkefietje dat we over hem hebben gevonden.

 






8. Jans naam boven de akte van de aanklacht uit 1704


Tien jaar na het bijzondere jaar 1695, en drie jaar na het overlijden van Willem III, sluit het paar opeens meerdere hypotheken af. In 1713 blijkt dat het al eerder een deel van het land bij Reijerstede verkocht heeft, in 1719 volgen ‘huis en hof’. Kort hierna wordt een stukje van de hypotheekschuld afgelost, maar al het volgende jaar weer opgenomen. De helft door Jan, de andere helft door Judith. Dat laatste is bijzonder, want vrouwen mogen niet zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Misschien gebeurde het wel onderhands, want rond 1750 is er sprake van ‘een los briefje’ uit 1720 waarop Judith verklaart een bedrag van 100 gulden ontvangen te hebben.
In 1721 bedraagt hun schuld 1700 gulden, ondanks de opbrengst van de verkochte boerderij.

Reislust
Jan Anderson en Judith Aalts laten een voor die tijd opvallende reislust zien. Zo is het paar in winters februari 1722 naar de Betuwe gereisd om in Appeltern de doop van een kleinzoon bij te wonen. De afstand bedraagt zo’n 55 km.
En in september 1727 reist Judith in haar eentje en zo’n 65 jaar oud, van Ellecom naar Amsterdam. Althans zonder Jan. Een afstand van ruim 100 km.
Een pittige trip voor deze ongetwijfeld krasse dame. Met een postkoets bedraagt alleen de netto reistijd al tien uur. De aanleiding is een droevige: de ziekte en het overlijden van zoon Willem, pas 36 jaar oud.

Kinderen
Jan en Judith kregen zeven kinderen van wie er zes volwassen zijn geworden. Allen verlaten Ellecom: Christina en Jenneken/Johanna verhuizen naar de Betuwe, Willem en Willemina naar Amsterdam, Aalt gaat via Dieren naar Toldijk.
Alleen dochter Marije (1702-1780) blijft in de buurt. Met haar eerste man Steven Reinink heeft ze een herberg onder Middachten. En vanaf 1734 bestiert ze met haar tweede man Gosseling Smeenk/Smink herberg De Engel in De Steeg. Haar nazaten zullen deze herberg nog tot 1874 uitbaten.

Het einde

Jan overlijdt in 1731, 65 of zo’n 80 jaar oud. Uiteindelijk heeft hij minstens 45 jaar (hij trouwde eind 1686), maar misschien wel bijna 60 jaar in Nederland gewoond. Toch blijft men hem geregeld ‘Schotsman’ noemen. Het raadsel rond zijn geboortejaar en doop zal wel nooit opgelost worden. 

De naamloze boerderij wordt onder de erfgenamen verdeeld, en Judith verkoopt voor 1500 gulden een grote weide. Haar kinderen krijgen een deel van de opbrengst. Haar eigen deel gebruikt ze niet voor de aflossing van haar schulden.
Judith sterft begin 1743, ruim 80 jaar oud. Vier van haar kinderen leven dan nog. Drie maanden voor haar dood schonk ze – ‘ziek van lichaam, maar verstand en uitspraak machtig, uit goede affectie en genegenheid’ – drie akkertjes land aan de drie jaar oude Christiaan Smink. Hij is één van de zonen van dochter Marije.


Met dank aan John Striker

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
- Ambt & Heerlijkheid, tijdschrift van de Oudheidkundige Kring Rheden en Rozendael 2023-04
- Veluwse Geslachten 2024-01 onder de titel De familie Anderson: Schotse Wortels in Ellecom en De Steeg

Lees ook over het leven van Jans dochter Marije en herberg De Engel in De Steeg:
De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
En over zoon Aalt:
Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750) 

Bronnen
-          Bijster, Peter, Snelwegen voor de Koning, Rijksuniversiteit Groningen, masterscriptie 2019
-          Caarte van Dieren anno 1723, getekend door Isaac van den Heuvel in opdracht van de Nassause      Domeinen (Nationaal Archief, Collectie Hingman)
-          Cultuurhistorische waardering dorpsrand en polder Ellecom, Ellecom 2020
-           Dahles, Heidi, Mannen in het groen, Dissertatie Radboud Universiteit, Nijmegen (1990)
-          Doopregisters op https://www.scotlandspeople.gov.uk
-          DTB-registers (Gelders Archief, wiewaswie.nl, transcripties Ver. Veluwse Geslachten)
-          Elzebroek, A.T.G., Breukel, W.G. van den, Striker, J., Over erven en geërfden, Spankeren 2013
-          Gelders Archief, toegangen:
    o   0203 ORA Veluwe en Veluwezoom
    o   0522 Huis Middachten
    o   2500 Schoutambt Rheden
    o   2543 Hervormde Gemeente Ellecom
-      Goetgevonden.nl (resoluties van de Staten-Generaal 1576-1796
-      Huisarchief Kasteel Rechteren, notitieboek baron de Hompesch, jagermeester op Het Loo (Historisch Centrum Overijssel)
-      Koninklijke Verzamelingen, onderdeel Dienst van het Koninklijk Huis https://www.koninklijkeverzamelingen.nl
-          Nationaal Archief, Toegang 1.08.11, Nassause Domeinraad, inventaris 3403 Jacob Reijers
-          Regionaal Archief Zutphen, Toegang 0302, Archief van de fam. Van Löben Sels, inv.nrs. 227 en 317
-          Schimmelpenninck van der Oije, drs. C.O.A. baron, De Engel op Steeg, Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal 1971
-          Wikipedia

Bronnen van de illustraties
1.  Mapcarta
2.  Tekening door Jan de Beijer. Vindplaats: Gelders Archief, collectie 1551, nr. 2195
3.  Maker anoniem. Vindplaats: Gelders Archief, Tg. 1551, inv.nr. 1505
4.  Nationaal Archief, Tg. 1.08.11 Nassause Domeinraad 1581-1811, inv.nr. 3403 Jacob Reijers
5.  Uitsnede uit de Caarte van Dieren anno 1723 (zie bij Bronnen)
6.  Gezicht op Paleis Het Loo 1689-1694, prent door Bastiaen Stopendael (bron: Rijksmuseum.nl)
7.  Handtekeningen anno 1706 onder een hypotheekakte. Vindplaats: Regionaal Archief Zutphen, Tg. 0302, inv.nr. 317 Archief familie Van Löben Sels
8. Gelders Archief, Tg. 0203, inv.nr. 294

Genealogische noot
Mijn afstamming van de Andersons:
(?) William Anderson        x ca. 1660 Christen Symmson
Jan Anderson                   x 1686       Judith Aalts
Aalt Anderson                  x 1712       Arndje Jansen Bremer
Janna Aalts Anderson      x 1750       Teunis Teunissen
Peter Teunissen               x 1790       Janna Maneveld/Boenink
Hendrika Teunissen         x 1839       Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen x 1868      Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen            x 1906      Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen            x 1939       Gerrie Busser
Alice Garritsen