zondag 7 augustus 2016

Boerderij Steenweert in Bronkhorst

Tot 1886 staat aan de rand van Bronkhorst, in de bocht richting het veer, boerderij Steenweert. Het heeft niet veel gescheeld of de naam van deze boerderij was mijn achternaam geweest. En ooit werden de bewoners door de sterke arm het pand uitgezet.

De boerderij stond iets voorbij het welbekende Huis Ophemert oftewel het Hoge Huis. Op het toenmalige perceel staan nu twee boerderijen, met de adressen Bovenstraat 18 en 20. Het Hoge Huis en Steenweert waren van elkaar gescheiden door (restanten van) de oude stadsmuur en de stadsgracht. Waar deze de straat kruisten, stond een van de twee stadspoorten die Bronkhorst ooit kende, de Veerpoort. Steenweert stond dus aan de buitenkant van gracht en poort.

We weten weinig over het pand zelf, alleen dat het gebouwd moet zijn (ver) voor 1749. Mogelijk was het, net als Huis Ophemert, een stenen huis. De naam Steenweert zou kunnen duiden op een ‘stenen wering’, een verdediging tegen het water van de IJssel of tegen andere indringers. De boerderij lag immers bij de toegangsweg tot het stadje.

We weten wel iets over de relatieve waarde van het pand, althans in het jaar 1832. Op de Tarieflijst voor de heffing der grondbelasting van dat jaar valt het huis in klasse 1, de hoogste klasse. Het tarief bedraagt 36 gulden. Ter vergelijking: het Hoge Huis zit ook in deze klasse, maar dan met een tarief van 54 gulden.

Kadasterkaart van Bronkhorst anno 1832. Het perceel met /// is Steenweert met tuin en boomgaard (het huis lag op de hoek), met \\\ het Hoge Huis (huis en tuinen). Ter oriëntatie: het perceel met XXX is De Gouden Leeuw met brouwerij.

De eigenaren

Voorafgaand aan het jaar 1749 is het huis eigendom van ‘frau Geerligs, ook Gertjen Mentink genaamd’ en haar kinderen ‘Willem Mentink, Geerlig Geerligs en hun zuster Berendina’. De woorden ‘huis’ en ‘boerderij’ zijn in die tijd bijna identiek. Er is buiten de steden nauwelijks een huis dat niet tevens een boerderij is.

1749. In juli kopen mijn voorouders Arend Jansen en Grietien Garritsen het pand, dat hier in de koopakte beschreven staat als ‘een huis met twee hoven, één voor en één achter gelegen (…), alhier in deze Bannerie en Graafschap Bronkhorst aan de Veerstraat gelegen’.[1] De Veerstraat is de toenmalige naam van de Bovenstraat.
Arend is de veerman van het Bronkhorsterveer, Grietien de dochter van de herbergier van De Gouden Leeuw. Ze wonen in het Veerhuis.

1762. Arend Jansen is inmiddels overleden. Steenweert is nu gezamenlijk eigendom van voorvader Gerrit Arends (ca. 1720-1808) (2/3e deel) en zijn zuster Johanna Arends (1/3e deel), zoon en dochter van Arend en Grietien. Gerrit is in 1751 getrouwd met mijn voormoeder Anna Maria Huetink (ca. 1725-1789). Eerst is hij ook veerman, maar later kiest hij voor het boerenbestaan. Hij gaat dan echter niet wonen in zijn deels ‘eigen’ huis, maar pacht boerderij Steenbergen (Bakerwaardseweg 7, Bronkhorst). 
Johanna Arends (ca.1715-1785) woont met haar man Otto Huetink (broer van Anna Maria) op de Vree (J.F. Oltmansstraat 17, Steenderen). 

1787. Gerrit Arends koopt uit de nalatenschap van zijn inmiddels overleden zuster Johanna haar ‘derde gedeelte van huis, hof, land- en weigrond in en onder Bronkhorst gelegen’. Hij is daarmee nu enig eigenaar.[2]

1808. Gerrit Arends overlijdt. Steenweert, hier omschreven als ‘huis en hof  no. 11 Richtershuis’, komt nu in handen van zijn zoon, mijn voorvader Garrit Garritsen (1755-1832).[3]
Garrit is de enige van de vijf kinderen in het gezin die zijn vader heeft overleefd. In 1797 is hij als 42-jarige getrouwd met de dan 25-jarige Catharina Gerritsen (1772-1851) uit Spankeren. Samen wonen ze op Steenbergen, waarvan ze de pacht hebben overgenomen. Tussen 1810 en 1812 verhuist het gezin echter naar Steenweert. De boerderij die jarenlang verpacht is geweest, wordt nu door de eigenaar zelf betrokken. Wonen en bezit vallen vanaf dit moment samen.

1832. Garrit Garritsen overlijdt op het adres ‘Huis no. 102’[4], de aanduiding van dat moment. Hetzelfde huis dat vanwege de te betalen overdrachtsbelasting in de Memorie van Successie staat die na zijn overlijden is opgemaakt: ‘het huis nr. 102 met erf en zaadberg’. Weduwe Catharina wordt nu enig eigenaar. In 1832 heeft het zojuist ingestelde Kadaster ook voor het eerst kaarten gemaakt waarmee de relatie perceel-eigendom valt te achterhalen. De exacte ligging van het huis wordt daarmee duidelijk.

1832-1851. In 1851, na de dood van moeder Catharina, blijkt dat de derde zoon, Arend Garritsen (1804-1874), ergens in deze periode zijn vaders helft van Steenweert in zijn bezit heeft gekregen. Arend is in 1842 getrouwd met Johanna Gosselink (1811-1864). Zij komt van boerderij Fokkingsbult (Broekstraat 13, Baak). 
Arend is in 1832 niet aanwezig geweest bij de afhandeling van de nalatenschap van zijn vader. Dit omdat hij als schutter van de 'mobiele schutterij' in garnizoen ligt te Bladel (NB). Hij maakt kennelijk deel uit van het leger tijdens en na de Belgische revolutie (1830): de succesvolle opstand van de zuidelijke Nederlanden tegen de Nederlandse overheersing onder koning Willem l, waarna België onafhankelijk wordt. H. Addink schrijft hierover: ‘Op 15 november 1830 zijn tussen de 60 en 70 schutters van hier (= Steenderen) vertrokken wegens het oproer en afvallen der Belgen en hebben met meer andere schutters tot in het voorjaar 1831 in Zutphen gelegen, en zijn toen naar Noord-Brabant vertrokken. Zij zijn 30 augustus 1834 voor het grootste gedeelte met onbepaald verlof teruggekomen, ruim 60 personen, die op de 15e september feestelijk zijn onthaald op brood, boter, kaas en bier.’ (Aantekeningen van oudheden (...), OTGB 1989, p. 29)

1851. Weduwe Catharina sterft. Arend erft nu ook zijn moeders helft van ‘huis, erf en boomgaard (…) in Bronkhorst’. In haar testament uit 1841 heeft Catharina nadrukkelijk bepaald dat ‘haar onroerende goederen niet gevoeglijk tussen alle kinderen kunnen verdeeld worden, (maar dat) het haar begeerte en verlangen is, dat haar zoon Arend (…) in het genot en bezit blijft van haar onverdeelde helft van de (…) onroerende goederen, alsmede haar roerende goederen, uitgezonderd haar kabinet, klederen, lijfstoebehoren en lijfssieraden, goud, zilver en een bed.’ Hopelijk zal dit geen aanleiding zijn geweest tot onmin in de familie. Gelukkig komen de oudste twee zonen ook goed terecht. Beide trouwen een weduwe + boerderij in Toldijk: zoon Garrit wordt boer op de Middelbeek (Zuphen-Emmerikseweg 4) en zoon Harmen, mijn voorvader (nr. 16), op de Grote Hietcole (Hoogstraat 10).

1864. Johanna Gosselink sterft. Haar deel van het gezamenlijke eigendom wordt gërfd door haar vier minderjarige kinderen. Het onroerend goed behelst onder meer ‘de helft van  huis, erf, boomgaard’. Steenweert heeft dan als aanduiding ‘Bronkhorst, Wijk 13, no. 3’

1874. Weduwnaar Arend Garritsen overlijdt. Zijn dan nog drie levende dochters erven zijn deel van Steenweert. De getrouwde dochter Catrina Hendrika (1843-1911) woont dan onder Hengelo. De ongehuwde Gerritjen (1849-1890) en Aleida Johanna (1851-1916) blijven in het huis achter.

1880. Gerritje Garritsen is inmiddels getrouwd en vertrokken naar Warnsveld. Aleida Johanna is dienstbode en zal in 1883 in Zutphen trouwen. Tijd dus om Steenweert van de hand te doen. Koper is buurman Breukink van Huis Ophemert oftewel het Hoge Huis.

1886. Breukink breekt de boerderij af. Het huis moet minimaal zo’n 150 jaar oud zijn geweest, maar mogelijk nog ouder.

Bij de boerderij horen diverse percelen land. Deze lagen niet dichtbij, maar verspreid in de omgeving: bouwland op de Covik en in de Bakerwaard, hooi- en weideland in de Bronkhorsterwaarden, diverse percelen langs de huidige Onderstraat aan de rand van Bronkhorst, en enkele hoven aan de Molenstraat. En dat zonder de tegenwoordige geneugten van de techniek, zoals tractoren.

Detail van de kadasterkaart: nr. 273 is Steenweert, 274 boomgaard en tuin; 271 is Het Hoge Huis

De bewoners (voor zover bekend)

Voor 1750. De eerste ons bekende bewoner is Theodorus Wolterbeek, rechter van Steenderen van 1739 tot aan zijn dood in 1750. Door hem kreeg het huis de naam Richtershuis. Zelfs nog tot in 1808 wordt het huis als zodanig aangeduid. Zo blijft zo’n naam aan een huis kleven.

1752. Isabella Schoonhoven, weduwe Wolterbeek  is na de dood van haar man in het huis blijven wonen. Bij het overlijden van hun zoon Jan in 1752 staat als notitie: ‘overleden in het Richtershuis’.[5]

1762. Steenweert wordt gepacht door Gerrit Buenink en Aaltjen Donderwinkel. Eigenaar Arend Jansen blijkt nog 221 gulden pacht van hen tegoed te hebben, maar is inmiddels overleden. Zoon Gerrit Arends handelt zijn nalatenschap af. Om ‘reden van genegenheid’ scheldt hij het paar 16 gulden van de schuld kwijt. Het openstaande bedrag wordt alsnog betaald.[6] Hun wordt echter wel de pacht opgezegd.

1763-1770. Met Sint Peter (oftewel 22 februari, de gebruikelijke datum voor pachtwissel) 1763 komen er nieuwe pachters: Sweer Hendriks Harenberg (geb. 1719) en Aaltje Wunnink. Het paar heeft dan drie kleine kinderen. Het vierde zal op Steenweert geboren worden.
Ieder huis heeft zijn kruis en dat is ook hier zeker het geval. Of het onwil is, onvermogen of wat dan ook: deze pachters bezorgen met hun gedrag de eigenaren Gerrit Arends en zijn zwager Otto Huetink de nodige hoofdbrekens.
Sweer en Aaltje hebben de boerderij gepacht voor een periode van 6 jaar. In 1769, aan het einde van deze periode, weigeren ze echter te vertrekken. Bovendien hebben ze over de laatste drie, vier jaar hun pacht niet betaald.
‘Hij heeft durven verstouten daar op te blijven’, aldus Garrit voor de rechtbank. In plaats van te betalen en daarna de boerderij te verlaten, heeft Sweer zich gedragen als een ‘onwettige possesseur (eigenaar) en als een halsstarrige detenteur (eigenaar)’. Tja, men gebruikt soms moeilijke woorden, veelal met een Franse achtergrond. Of dit in die tijd gewone spreektaal is of dat alleen de rechter dit soort woorden gebruikt wanneer hij de verslagen schrijft, we weten het niet.
Beide eigenaren hebben ook ‘ontwaard en vernomen dat de voornaamste goederen, zoals paarden en beesten door een heimelijke vervoering bij avond of nacht of door een fraudulente (bedrieglijke)’actie van de boerderij zijn weggevoerd, hoewel ze ‘stilzwijgend’ tot de gepachte goederen behoren, en bovendien nog dat het huis ‘van binnen bijna geheel onder de voet is bewoond, en dat daarvan eveneens met moedwil een woeste plaats is gemaakt, en van den hof een gemene overloop geworden’. Sweer heeft dus ook nog eens stiekem paarden en koeien ontvreemd die eigenlijk van de eigenaren zijn (of waar zij in ieder geval beslag op hebben laten leggen). Van het interieur van het huis en de tuin schijnt ook niet veel meer over te zijn.

De harde hand moet eraan te pas komen
Gerrit en Otto zien er dus geen heil meer in, zij zien niet ‘dat enige andere bekwamere (geschiktere) middelen rechtens tot een of ander kunnen bij de hand genomen worden, om aan alle verdere kwade behandelingen en frustraties een einde te maken en om alle verdere schade te voorkomen’ .
Daarom verzoeken ze de rechtbank om Sweer te gelasten met zijn vrouw en kinderen en met zijn spullen ‘huis, erf en goed’ te verlaten. Hoe ‘ongaarne’ ze dit ook doen, voegen ze er aan toe.
De eigenaren verwachten dat de huisuitzetting niet zonder slag of stoot zal verlopen (gezien het gedrag van Sweer), en verzoeken daarom het gerecht hierbij aanwezig te zijn. Ook vragen ze of ‘van te voren (…) de nodige maatregelen kunnen worden genomen om in geval van onwilligheid of frustraties of resistentie (verzet) met de sterke hand’ het gezin uit het huis te kunnen zetten. Kort gezegd: of de ME paraat kan staan.[7]

‘…geheel en al, als een onwettigen possesseur of als een halstarrigen detenteur sig gedraagt…’ (1770)

1785. Pachter is Barend Huetink (ca. 1722-1793) (broer van Anna Maria en Otto). Barend is in 1753 getrouwd met Geertruid Hendriks Wijers (+1791)

ca. 1811. Mijn voorouders Garrit Garritsen en Catharina Gerritsen verhuizen van boerderij Steenbergen naar Steenweert. Vanaf nu tot 1880 vallen bewoning en bezit samen.

Het paar woont nog maar kort op de boerderij als in 1812 de ‘naamsaanneming’ plaatsvindt. Wie nog geen vaste achternaam heeft, wordt verplicht er eentje te kiezen. Zo ook onze Garrit. Dit als gevolg van de invoering van de burgerlijke stand door Napoleon. ‘Garritsen’ is slechts een patroniem, een aanduiding afgeleid van de voornaam van de vader. De familienaam die men op dat moment kiest, kan tot op de dag van vandaag niet zo maar gewijzigd worden. Garrit kiest echter niet Garritsen, maar … Steenweert.

De officiële akte hiervan luidt aldus:
‘Voor ons, Maire (burgemeester) der gemeente van Steenderen[8], canton van Doesburg, arrondissement van Zutphen, departement van de Boven IJssel is verschenen Garrit Garritsen wonende onder Steenderen en heeft verklaard aan te nemen voor familienaam de naam van Steenweert en voor voornaam die van Garrit Garritsen te behouden.
Dat hij heeft vier zoons en drie dochters met de namen (…etc.)
Van al hetwelk wij deze akte hebben opgemaakt en op beide registers hebben ingeschreven, voorts door de comparant (Garrit) na gedane voorlezing met ons getekend binnen Steenderen, 18 november 1812, (ondertekend door) H.W. Rasch.’[9]

Dat we de naam Steenweert hier pas voor het eerst zien, is niet vreemd. Ook de naam van herberg De Gouden Leeuw zag ik nergens in oude documenten. We zien Steenweert nog terug in 1817, in een document waarin Garrit genoemd wordt als lid van de Kerkenraad: ‘G. Garritsen Steenbergen op Steenweert’. ‘Steenbergen’ zal nog stammen uit de jaren die hij op die boerderij gewoond heeft.

Garrits handtekening onder de akte van naamsaanneming uit 1812: Garrit Garritsen Steenweert

Steenweert of toch Garritsen
Maar toen … Wat is er gebeurd? Waardoor wordt zijn officiële achternaam alsnog Garritsen? We weten het niet. Het meest voor de hand ligt, dat die naam zo ingeburgerd is dat de plaatselijke ambtenaar niet aan Steenweert kan wennen. Alles gaat nog met de hand en een vergissing is gauw gemaakt. In 1832 staat Garrit in het Kadaster (ook overheid) als Garrit Garritsen Steenbergen, net als in 1817 bij de Kerkenraad.
Hoe dan ook, Garrit heet bij zijn overlijden in hetzelfde jaar 1832 gewoon weer Garrit Garritsen, evenals zijn nazaten.

In het Bevolkingsregister zien we dat in de periode 1823-1826 op Steenweert - naast het gezin Garritsen en de gebruikelijke komende en gaande knechten en meiden - nog twee andere personen inwonen: Derk Hendrik Seesink, schoolonderwijzer (geboren in 1802 te Arnhem) en Hendrik Hoklein, geboren in 1803 in Düsseldorf, van beroep 'rentm' (rentmeester?) en van religie 'menist' (doopsgezind). Dat laatste is een opvallend gegeven gezien de gereformeerde godsdienst die door alle andere bewoners van het pand wordt aangehangen.

Genealogische noot
Mijn afstamming van boerderij Steenweert:
Arend Jansen                        1715 x Grietien Garritsen                
Garrit Arends                         1751 x Anna Maria Huetink
Garrit Garritsen Steenweert  1797 x Catharina Harms Gerritsen
Harmen Garritsen                 1839 x Hendrika Teunissen
Arend Gerhard Garritsen      1868 x  Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen                 1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                 1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
  • De Zwerfsteen, periodieke uitgave van de Historische Vereniging Steendern, nr. 2015-4
  • OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek, 2016-2


[1] ORA Bronkhorst PvB, inv. 3, datum 30-07-1749
[2] Steenderen Tutele 3021/798, datum 02-03-1787
[3] ORA Bronkhorst CVA, inv. 2, datum 02-06-1808
[4] Huisnummers worden in de 19e eeuw geregeld gewijzigd. In het Bevolkingsregister  1823-1830 is het huisnummer 44.
[5] Overledenen Bronkhorst (RBS 1436.1): 14-03-1752 Rut in de Richtershuis zijn zoon genaamd Jan, begraven (Theodorus Wolterbeek werd Rut genoemd.)
[6] ORA Bronkhorst PvB, inv. 4, datum 25-02-1762
[7] ORA Bronkhorst CVA, inv. 1, data 14-02-1770 en 24-03-1770
[8] Bronkhorst is dan al deel van de gemeente Steenderen.
[9] Nieuw Archief Steenderen (NAS), Aangenomen geslachtsnamen 1812, 0446/1078, akte 66, datum 28-11-1812

1 opmerking:

Rootszoekers. zei

Met belangstelling dit verhaal gelezen. Ook te meer omdat er de door mij gezochte familienaam Gosselink in voorkwam. Sinds midden 80er jaren ben ik met deze stamboom bezig. Maar verhalen als dit maakt dat je de geschiedenis en de loop van dingen beter gaat snappen. Hartelijk dank hiervoor. Vriendelijke groeten
Mieke (Gosselink)TAphorn