dinsdag 26 oktober 2021

Een treurig voorval in herberg De Zwaan in Steenderen (1749)

Oudejaarsdag 1749 in Steenderen. Het is een mooie winterdag. Na het middagmaal maakt voorvader Esken Huetink vanuit zijn boerderij een kuiertje naar het dorp, een paar honderd meter verderop. Hij is rond de 65, dus niet meer de jongste. Daarom strijkt hij even neer in ‘het huis waar de Zwaan uithangt’, oftewel herberg De Zwaan. En waarschijnlijk ook voor een praatje en een drankje.
Toevallig komt ook een andere voorvader die dag naar Steenderen, de Hengelose Henricus Eggink. Hij bezoekt er zijn dochter Theodora. Zij is samen met haar man Jurriën Uitermark uitbater van eerdergenoemde herberg die in ieder geval al in 1599 bestaat. 
Ook Eggink zal rond de 65 jaar oud zijn geweest.
Esken en Henricus kennen elkaar. Enkele maanden eerder hebben ze elkaar nog getroffen voor de rechtbank in Hengelo. Ze raken aan de praat, maar op een zeker moment neemt het gesprek een minder prettige wending. Volgens de stukken krijgen ze een ‘different’ (een meningsverschil). Dat heeft alles te maken met die rechtszaak. 


Het uithangbord in Steenderen anno nu daar waar ooit café De Zwaan was gevestigd

Henricus Eggink
Net als zijn dochter heeft ook Henricus Eggink een herberg, maar dan in Hengelo (Gld). Een herberg met aanzien, want het is van oudsher de plek waar de heren van de Marke van Hengelo neerstrijken na hun jaarlijkse vergadering in de kerk. En er voor een aardig bedrag verteren. Dat was ook al zo in de tijd dat zijn oom Theodorus Rumpius junior de herberg bestierde.
Van Henricus zelf zijn in het dorp geen sporen meer te vinden. Waar zijn herberg stond, is niet bekend, al weten we dat het in de buurt van de kerk geweest moet zijn. Maar daar waren destijds zo veel herbergen.
Wel kunnen we nog een glimp opvangen van zijn grootvader aan moederskant, de predikant Theodorus Rumpius senior. Zijn naam prijkt tot op de dag van vandaag op de naamlijst van predikanten die hoog in de Remigiuskerk hangt. Met daaronder de naam van diens zoon Henricus, ook predikant, en eveneens een oom van Henricus Eggink. Over deze laatste oom valt het een en ander te vertellen. (Zie daarvoor mijn boek Een beerput die geen doofpot werd)

Naast het bier dat hij brouwt en de brandewijn die hij tapt, heeft Eggink op latere leeftijd meerdere beurdersbaantjes. Veel belastingheffingen worden in die tijd verpacht oftewel aanbesteed. Zo is hij ook ‘pachter van de armenoortjes’. Dat houdt in dat hij alle deuren langs gaat, de armenoortjes bij de mensen int en afdraagt aan de kerk. Dat doet hij niet alleen in Hengelo, maar ook in Steenderen. Een oortje is een munt: het woord leeft nog voort in de uitdrukking ‘het laatste oortje versnoepen’.
Financieel kent Henricus zijn ups en downs. De laatste jaren vooral downs. Een trieste neergang. Zeker voor iemand van wie beide grootvaders destijds op de lijst van rijkste inwoners nog op plaats twee en drie prijkten.

Esken Huetink
Esken is een van de diakens van de Steenderense kerk. In die hoedanigheid heeft hij de verantwoordelijkheid voor de armenoortjes in die plaats. Hij is zijn taak ervoor zorgen dat deze belasting er wordt geïnd, en vervolgens bij de armen terecht komt.
Dit jaar heeft hij lang moeten wachten op de afdracht van het door Henricus opgehaalde geld. Te lang. Op een gegeven moment raakt zijn geduld op. In september 1749 stapt Esken naar de rechtbank in Hengelo en vraagt aan de rechter om Henricus te manen het geld snel af te dragen. Dit op straffe van een verdere rechtsgang. Henricus reageert met te zeggen dat ‘hij niet onwillig is te betalen als de anderen’ (de andere pachters) dat ook zullen doen. Tja.

Oudjaar
Terug naar 31 december 1749, ’s middags zo rond half twee, in herberg De Zwaan te Steenderen. Na de gebruikelijke uitwisseling van beleefdheden en gemeenplaatsen moet Henricus wat van het hart. Het zit hem niet lekker. Hij voelt zich nogal in zijn kuif gepikt door de gerechtelijke stappen die Esken en zijn medediakenen hebben ondernomen en zegt tegen Esken: ‘gij had dat zo sterk niet moeten zo doen’. Oftewel: moest dat nou, zo’n zwaar middel inzetten door mij voor zoiets voor het gerecht te slepen?
Esken reageert met: ‘ik doe het voor de armen’.
Het blijken zijn allerlaatste woorden te zijn. Meteen daarop glijdt zijn pijp uit zijn mond en valt hij dood uit zijn stoel. Een aanwezige getuige heeft Esken nog vastgegrepen en tot Onze Vader gebeden. Dat hielp echter niet, want, zoals deze later verklaart: ‘dat (Esken) zo dood was gebleven’.


Dat Esken Huetink daer op hadde geantwoort Ik doe het voor de armen

Waarschijnlijk vanwege het aan Eskens dood voorafgaande ‘different’ is dit gebeuren voor Justitie aanleiding geweest enkele getuigen te horen. Gelukkig maar, want anders hadden wij dit verhaal niet gekend. Zoals viel te verwachten, is voorvader Henricus door de getuigen volledig vrijgepleit van eventuele doodslag.

De familielijnen van bovengenoemde voorvaders komen samen als in 1868 te Steenderen Arend Gerhard Garritsen (1840-1910) en Tonia Johanna Hartman (1847-1911) trouwen. Zij zijn mijn overgrootouders.

Zo zou Eskens pijp er uitgezien kunnen hebben. Op de foto Jacob Alberts Konter (1824-1914) (bron: Schokker Erf)
                    
Herberg De Zwaan lag aan de Dorpsstraat, op de plek waar nu Supermarkt Aalderink gevestigd is.

Genealogische noot

Mijn afstamming van Esken Huetink
Esken Arends Huetink          1714 x Reindje Jansen
Anna Maria Huetink              1751 x Gerrit Arends
Garrit Garritsen Steenweert  1797 x Catharina Harms Gerritsen
Harmen Garritsen                 1839 x Hendrika Teunissen
Arend Gerhard Garritsen      1868 x  Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen                 1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                 1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Mijn afstamming van Henricus Eggink
Henricus Jansen Eggink            ca. 1716 x  Megtelt Gielink
Antonius Hendriks Eggink               1749 x  Dersken Garritsen Regelink
Evert Antons Eggink                        1779 x Berendjen Siebelink
Teuntjen Everts Eggink                    1814 x Evert Jan Garritsen Hartman
Teunis Garritsen Hartman                1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman                   1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                            1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                            1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Eerdere versies van dit artikel zijn verschenen in:
  • De Zwerfsteen, periodieke uitgave van de Historische Vereniging Steenderen, 2013-4 (onder de titel Oudjaar 1749)
  • OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2014-4
  • De Olde Kaste, uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2019-2 (onder de titel Twee voorvaders met een different)

vrijdag 11 juni 2021

Aaltje Bannink laat zich niet verleiden (Hengelo (Gld), 1674)

In het voorjaar van 1674 begint de rust in Hengelo (Gld) enigszins weer te keren. De Franse bezetters zijn uit de Achterhoek verdreven. Zo’n anderhalf jaar waren ze er heer en meester. De bewoners zijn berooid en bestolen achtergebleven. Er heerst honger, en Aaltje Bannink heeft drie kindermonden te voeden. Je zou dus verwachten dat ze de etenswaren die de zoon van de dominee haar aanbiedt, met beide handen aangrijpt. Maar dat is niet het geval.

Op boerderij Kinkelerije
Mijn voorouders Jan Bannink en Aaltje Bannink-Hillebrants wonen even ten zuidoosten van Hengelo (Gld), op een boerderij met de naam Kinkelerije. Deze ligt hemelsbreed niet ver van de toenmalige pastorie. En vaak loopt men hemelsbreed, want men doorkruist simpelweg de velden via een karrenspoor: hek open, hek dicht. Wie achteraan loopt, is de hekkensluiter.

Op een avond, het is al donker, komt domineeszoon Henricus Rumpius de boerderij binnenstappen. Vanonder zijn rok haalt hij een doek tevoorschijn met daarin ‘roggemeel, twee rijmen spek en enige eieren’. Hij vraagt Aaltje die aan te pakken en met hem mee te gaan naar de voormalige pastorie midden in het dorp. Die staat leeg sinds het gezin van de dominee is verhuisd naar een nieuw onderkomen aan de Ruurloseweg (ter hoogte van de nummers 28-30). In dat lege huis wil hij ‘zijn wille’ met haar doen. Haar man zal er niets van merken, zo garandeert hij.
Wat moet het voor Aaltje verleidelijk zijn geweest om er op in te gaan. Maar ze is sterk. Henricus staat niets anders te doen dan af te druipen.
Aaltje zal zo rond de 32 jaar oud zijn geweest, Henricus 19.

Niet de enige vrouw
Later probeert hij het nog een paar keer. Bij zijn laatste poging valt hij haar zelfs om de hals, kust haar en belooft ‘een schepel boekweit’ te brengen. Weer weigert Aaltje. Hengelo kan trots op haar zijn: een vrouw in de zeventiende eeuw die zich niet alleen tegen een man teweer durft te stellen, maar zelfs tegen de zoon van de dominee, van een notabele! Wat mij betreft heeft ze voor haar moed een straatnaam verdiend. Maar … die blijkt er al te zijn 😊.
Aaltje Bannink is niet de enige vrouw die door deze zoon van dominee Theodorus Rumpius is lastiggevallen. Als Henricus later – hij is dan inmiddels zelf predikant in Hengelo - op deze verleidingspogingen wordt aangesproken, doet hij het af als ‘lacherij’. Hij was nog maar een kind, zo zegt hij, nog geen 12 jaar oud! Hoe kun je zoiets dan als kwaadaardig betitelen?
Maar Justitie gaat hier niet in mee en laat Aaltje ondervragen.

De Banninkstraat in Hengelo (foto: Frans Geurtsen, bewerking: Joost van Ommen)

Twee verklaringen
Het is inmiddels 1683 als de rechter aan Aaltje vraagt wat er in 1674 precies is gebeurd. Alles wat iemand in zo’n geval verklaart, wordt genoteerd en later uitgewerkt. Dat kan een dag duren. Vervolgens leest de rechter deze schriftelijke verklaring aan de ondervraagde voor en die laatste tekent daarna voor akkoord. Met zijn handtekening verklaart de ondervraagde tevens onder ede dat het verslag waarheidsgetrouw is.
In dit geval heeft die voorlezing en ondertekening niet plaatsgevonden, want Aaltje is in de tussentijd naar Ruurlo afgereisd om haar ziek geworden moeder te verzorgen. Dat heeft de rechter althans onderaan de tekst genoteerd.
Twee dagen later is Aaltje kennelijk alweer terug uit Ruurlo, want dan wordt ze nogmaals verhoord, maar dit keer op verzoek van de dominee. Het verslag hiervan heeft ze wel ondertekend. Dat deed ze met een ‘mark’, een door haar getekend symbool, want Aaltje kan niet schrijven.
In de tekst staat dat de rechter zijn verslag wel degelijk aan Aaltje en haar man heeft voorgelezen, maar dat ze nogal schrok van wat hij had opgeschreven.
Aaltje: ‘Er stond niet wat ik verteld had. Hij had van alles weggelaten en … toegevoegd. De rechter heeft het gebeurde wel tien keer groter gemaakt dan het in werkelijkheid was. De dominee was destijds nog maar een kleine jongen, moet u bedenken. Het was alleen maar een beetje ‘kinderwerk en lacherij’. Dát heb ik verklaard, maar dát hoorde ik in het verslag niet terug. Daarom heb ik geweigerd de eed af te leggen. Toen heeft de rechter me onder druk gezet en gedwongen om te tekenen. Ik moest wel drie keer ‘grijnen’.
De onderrechter nam het nog voor me op. Hij zei: “Dat zijn oude dingen die achter ons liggen.” De rechter reageerde geïrriteerd: “Waarom verdedigt u dat ongewassen personage.” Hij doelde daarmee op de dominee. Toen ben ik weggegaan.
Later die dag vroeg de rechter me opnieuw om de eed af te leggen. “Doe het voor mij”, zei hij. Maar ik heb het niet gedaan.’

‘Dijet is het marck van Aelteijn Bannijnck’ Het mark is blauw omcirkeld.

De werkelijke waarheid
Maar wat is hier de werkelijke waarheid, wat is er echt gebeurd? Door wie is Aaltje onder druk gezet? Door de rechter of door Henricus Rumpius? Heeft de rechter er een onsje meer van gemaakt? Dacht hij op deze manier een mooie verklaring tegen de dominee te hebben? Want hij is de schandalen waardoor de plaatselijke kerkgemeente geplaagd wordt, meer dan zat. Bovendien: de hogere rechter in Zutphen vertrouwt hem en zal dit verslag daarom ook wel zonder Aaltjes handmark voor waar aannemen. Dus … was Aaltje wel naar haar zieke moeder in Ruurlo?
Of is ze bezweken onder de druk van de dominee? Rumpius is immers fanatiek voor zijn ‘eer, goede naam en faam’ aan het vechten. En ook: hij was destijds 19 jaar. Spreek je dan nog van kinderwerk?
Of, een derde mogelijkheid: Aaltje geneert zich voor wat er is gebeurd. Tijdens de voorlezing is haar man er immers bij?

Naar Zutphen
Begin 1684 wordt Aaltje gedagvaard om bij het (hogere) landdrostengerecht in Zutphen een verklaring te komen afleggen. Een dagvaarding houdt in dat je verplicht bent te verschijnen. Doe je dat niet, dan kan dat een behoorlijke boete opleveren. Aaltje komt echter niet.
Maar na een tweede oproep reist ze op 4 maart wel naar Zutphen, samen met haar man. In die tijd een hele reis.
Haar wordt gevraagd: ‘Waarom bent u de vorige keer niet gekomen?’
Aaltje: ‘Ik moest vlas hekelen voor mijn landheer [de eigenaar van hun boerderij]. Bovendien was mijn kind erg ziek, zo ziek dat het de dag erna gestorven is.’
Helaas kunnen we dit laatste niet controleren.

Ze wordt een derde keer gedagvaard, nu voor 18 maart. Maar op 17 maart, de dag ervoor, klopt de dominee bij Aaltje aan de deur. Hij heeft een brief bij zich.
‘Deze brief komt van de rechtbank’, zo zegt hij, en leest hem voor. Er staat in dat ze morgen niet in Zutphen hoeft te verschijnen. Rumpius voegt er nog aan toe: ‘Ik sta voor alle hinder en schade in.’
Aaltje antwoordt echter kordaat: ‘Maar ik ga wel.’
Op 18 maart gaat ze inderdaad naar Zutphen. Bij de rechtbank aldaar wordt haar gemaand om de waarheid te spreken. Dit ‘op poene van verlos van ziel en zaligheid’. Doet ze dat niet, dan zal ze als straf haar ziel en zaligheid kwijtraken. Dan leest de Zutphense rechter voor wat de Hengelose rechter destijds heeft opgeschreven, en vraagt: ‘Klopt dat?’
‘Ja, dat klopt’, antwoordt ze.
De rechter vraagt dan: ‘Heeft dominee Rumpius u na dat verhoor dronken gevoerd met brandewijn of andere sterke wateren en u zo misleid om een andere verklaring af te leggen?’
Aaltje geeft geen antwoord. Dat zegt genoeg.

Meer over deze vroegere Hengelose predikant kun je lezen in mijn boek Een beerput die geen dootpot werd 

Genealogische noot

Mijn afstamming van Aaltje Bannink
Aaltje (Bannink-) Hillebrants            1665 x Jan Bannink
Hendersken Bannink                       1710 x Roelof Bannink / Hellinger
Janna Bannink                                 1742 x Carel Bannink / Bettink
Mechtelt Bannink                             1775 x Derk Langwerden
Hendrik Jan Langwerden                 1811 x Leida Evers
Aaltje Langwerden                           1864 x Derk Jan Wiltink
Aaltje Wiltink                                    1911 x Berend Busser
Gerrie Busser                                   1939 x Marinus Garritsen
Alice Garritsen

Mijn afstamming van de zus van Henricus Rumpius
Eva Helena Rumpius                       1677 x  Johannes Willems Eggink
Henricus Jansen Eggink            ca. 1716 x  Megtelt Gielink
Antonius Hendriks Eggink               1749 x  Dersken Garritsen Regelink
Evert Antons Eggink                        1779 x Berendjen Siebelink
Teuntjen Everts Eggink                    1814 x Evert Jan Garritsen Hartman
Teunis Garritsen Hartman                1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman                   1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                            1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                            1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
De Olde Kaste, tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2021-01
OTGB – Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2021-2

zondag 28 februari 2021

De tweede Hengelose beeldenstorm (1677)

In 1517, alweer vijf eeuwen geleden, gaf Luther in het Duitse Wittenberg het startschot tot de Reformatie door 95 stellingen op een kerkdeur te spijkeren. Met dit document uitte hij kritiek op de toenmalige Rooms-Katholieke Kerk. Een groeiend aantal mensen vond dat het er te veel om pracht en praal ging. Ook vond men de structuur van die Kerk te hiërarchisch. En je kon er veel te gemakkelijk je zonden witwassen.

De Hengelose Remigiuskerk
Het nieuwe geloof verspreidt zich gaandeweg. De Nederduits Gereformeerde Kerk[1] verdringt de Rooms-Katholieke. Vanaf 1596 worden in deze contreien de pastoors ontslagen die het katholieke geloof niet voor het gereformeerde willen verruilen. Vanaf dat jaar moet ook korte metten gemaakt worden met het rooms-katholieke erfgoed. Alle paapse[2] objecten moeten uit de kerk verwijderd worden. Alle paapse veren moeten worden afgeschud. Dus vernielt men gezagsgetrouw beelden, altaar en andere zaken. Voor afgoderij is geen plaats meer. Deze actie kennen we onder de naam Beeldenstorm.
Niet lang voor dat jaar 1596 is in Hengelo de allereerste gereformeerde predikant aangetreden. Hij zal nog met eigen ogen de fresco’s gezien hebben die de kerk veel later rijk blijkt te zijn. Niet lang na zijn komst moet hij ze echter laten overschilderen.

De Remigiuskerk wordt opnieuw rooms-katholiek
De rooms-katholieken zijn intussen verbannen naar een ondergronds bestaan. Lange tijd dient een kelder in het nabijgelegen Keijenborg als kerkruimte. Een kleine eeuw later wordt deze verruild voor een zogenaamde schuurkerk, eveneens in Keijenborg. Iets wat dan door de overheid oogluikend wordt toegestaan.
Dan valt in 1672 de Duitse Bommen Berend het Graafschap Zutphen binnen. Franse troepen doen hetzelfde. Het ging er in het oosten van het land hard aan toe. Het jaar is zelfs als Rampjaar in de geschiedenisboeken beland: het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. Het is het begin van de Hollandse Oorlog (1672-1679).
Aanvankelijk wordt die strijd gewonnen door de Fransen. En daarmee wordt de Franse koning Lodewijk XIV gedurende zo’n anderhalf jaar Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. Als goed katholiek geeft hij het recht op publieke eredienst terug aan zijn geloofsgenoten. En daarmee worden de papen eind augustus 1672 zo’n anderhalf jaar lang weer heer en meester in de Hengelose Remigiuskerk. Daarmee zijn we terug in de situatie van voor de Reformatie.
Nu zijn het de gereformeerden die geen eigen kerk meer hebben. Hen wordt het ook verboden te trouwen of te dopen. Ook hun scholen worden gesloten.
Deze Franse bezetting duurt tot begin 1674. Vanaf dan is de kerk weer van de gereformeerden.

De Remigiuskerk in Hengelo (Gld)

Paaps vandalisme
Het wantrouwen dat de gereformeerden toch al tegen de papen koesteren, wordt door de tijdelijke ‘bezetting’ van hun ‘ware kerk’, nog eens extra aangewakkerd.
De katholieken zelf ervaren het tegendeel. Opnieuw hebben ze afscheid moeten nemen van hun kerk. Weer zijn ze uit het dorp verdreven naar een onofficieel bestaan in Keijenborg.
Mogelijk is frustratie daarover er de oorzaak van dat enkele papen begin november 1677 de Remigiuskerk belagen. Het kerkmeubilair wordt naar buiten gesleept. En wat te zwaar of te groot is om te dragen, zoals het ‘doophuis’, heeft men vernield en in brand gestoken.
Voor de tweede keer is deze kerk daarmee het lijdend voorwerp van een ‘beeldenstorm’. Het is niet onwaarschijnlijk dat daarbij ook de kansel is vernield, en dat de huidige zijn bestaan aan deze paapse actie te danken heeft. Deze preekstoel dateert immers uit de zeventiende eeuw.

Paapse bedreigingen
In deze zelfde periode wordt de gereformeerde Willem Goijcker door de kerkenraad op het matje geroepen. Eerder al is hij door deze raad ‘vermaand’ vanwege het wegblijven uit de kerk, maar dat heeft toen niet geholpen.
Willem weigert echter te verschijnen: “Ik heb daar niet te doen”, zo zegt hij. Hij heeft er niets te zoeken.
Pas later komt het tot een gesprek. Willem wordt daarbij vriendelijk verzocht om samen met zijn huisvrouw weer tot de gereformeerde gemeente terug te keren, de kerk waarvan hij tijdens de Franse bezetting is afgedwaald. Dan vertelt hij wat er werkelijk aan de hand is: “Mijn geloof is niet paaps, maar ik ben bang voor een paar papen. Ze hebben me al een keer behoorlijk te pakken gehad.”
Misschien gaat het wel om dezelfde personen die in de kerk hebben huisgehouden.
De kerkenraad strijkt over zijn hart: “Goed, we zullen u nog wat extra tijd gunnen voor uw ‘wederkering’, maar mocht u dan nog niet naar de kerk komen, dan zullen we ‘voortvaren met uw afsnijding’.” Dan zal men hem als lidmaat schrappen.

Afloop
Tot eind december dat jaar zijn in de kerk geen huwelijken voltrokken. En op de 27e van die maand meteen maar liefst twee, waaronder dat van domineesdochter Eva Rumpius met Johannes Eggink, de zoon van kerkmeester Willem Eggink en predikant te Gendringen (alle drie voorouders van mij). Kennelijk was toen de ergste schade hersteld en zag het er in de kerk weer enigszins toonbaar uit.
De plaatselijke rechter was door het vandalisme zo aangedaan dat hij toezegde de schuldigen op eigen kosten te zullen berechten. Maar ondanks al zijn inspanningen is het hem niet gelukt voldoende betrouwbare getuigen te vinden om er iemand voor te kunnen veroordelen. 

Genealogische noot
Mijn afstamming van Johannes Eggink en Eva Rumpius
Johannes Willems Eggink                1677 x Eva Helena Rumpius
Henricus Jansen Eggink             ca. 1716 x  Megtelt Gielink
Antonius Hendriks Eggink                1749 x  Dersken Garritsen Regelink
Evert Antons Eggink                         1779 x Berendjen Siebelink
Teuntjen Everts Eggink                    1814 x Evert Jan Garritsen Hartman
Teunis Garritsen Hartman                1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman                   1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                             1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                             1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Bron o.a.: Toegang 3019 Coll. Retroacta van de Burgerlijke Stand, inv. 912 Trouwboek 1645-1761 incl. lidmatenlijsten en kerkenraadshandelingen (Vindplaats ECAL, Doetinchem)

Een eerdere versie van dit verhaal verscheen in De Olde Kaste 2020-04
------------------------
[1] De latere Nederlandse Hervormde Kerk
[2] Papen is een ander woord voor rooms-katholieken

zaterdag 9 januari 2021

De aanstelling van een nieuwe (Hengelose) predikant in Gendringen (1678-1679)

Dat de aanstelling van een dominee niet altijd van een leien dakje gaat, blijkt wel uit het volgende relaas. Vanwege het vertrek van Henricus Meilingius naar Terborg moet men in Gendringen op zoek naar een opvolger. Inmiddels zijn drie kandidaten genomineerd. Wie van hen zal het worden? Men is het er niet over eens.

Foto 1. De middeleeuwse kerk in Gendringen die in 1830 grotendeels in vlammen opging.

Waarnemer
Als de benoemingsprocedure in Gendringen begint, wordt de post al enige tijd waargenomen door kandidaat-predikant Johannes Eggink uit Hengelo (Gld) (1651-1716), een van mijn voorvaders. Hij is de zoon van de Hengelose kerkmeester en herbergier Willem Eggink.

Zijn opleiding
Johannes bezocht eerst de Illustre School te Deventer, ook wel Latijnse school genoemd, en vergelijkbaar met ons gymnasium. Vanaf al vóór 1150 tot in het jaar 1848 werden daar jongens voorbereid op een religieus ambt of een studie aan een universiteit. De school wordt wel de 'bakermat van het humanisme' genoemd. Ook Desiderius Erasmus (1466-1536) was er leerling. In zijn tijd was Alexander Hegius (1439-1498) er rector. Onder diens leiding is er ook Grieks als schoolvak ingevoerd. Adres: Grote Kerkhof 5. In het gebouw is anno 2022 een hotel gevestigd.

Daarna studeert hij vanaf september 1671 Theologie aan de universiteit van Groningen. Hij woont er amper een jaar als de stad belegerd wordt door de bisschop van Münster, Christoph Bernhard von Galen. Bij ons beter bekend als Bommen Berend. 2000 Groningse soldaten, waaronder 150 studenten, verdedigen de stad tegen 22.000 Duitse aanvallers. Na een maand is de helft van hen bezweken. Ze waren onbeschermd doordat de stad op tijd alle bomen en bossen rondom had verwijderd. Berend druipt af.
Misschien heeft Johannes wel met de studentencompagnie meegevochten. Het zullen hoe dan ook angstige weken zijn geweest.

Na zijn studie
Eind 1675 is Johannes klaar met zijn studie. Kort daarna verzoekt hij de Classis Zutphen - de regionale kerkvergadering - hem als kandidaat-predikant ‘aan te nemen’. Kennelijk wil Johannes graag terug naar zijn geboortestreek. Misschien wel omdat hij dan al een oogje heeft op Eva Helena Rumpius, een dochter van de Hengelose predikant Theodorus Rumpius [1].

Na vertoning van zijn diploma en de betaling van ‘’t pondt’ wordt zijn verzoek ‘groots’ ingewilligd. Zijn toen nog aanstaande schoonvader zal trots geweest zijn.
Vanaf dat moment mag Johannes in de regio als waarnemer aan de slag. Zo komt hij uiteindelijk in Gendringen terecht.
Op 27 december 1677 trouwen Johannes en Eva in de Hengelose Remigiuskerk. Daar ook gaat het paar wonen en wordt een jaar later hun eerste kind geboren. Het zal een heel heen- en weergereis zijn geweest om telkens de 23 km. tussen Hengelo en Gendringen te overbruggen. Maar wellicht had hij een paard tot zijn beschikking.

  
Foto 2. Zijn inschrijving bij de Illustre School te Deventer 

De kandidaten
Kandidaat-predikant Johannes Eggink is een van de drie door de kerkenraad genomineerde kandidaten. De andere zijn de dominees Brantius en Meisenheimer. Die laatste is op dat moment predikant in Griet, een Duitse plaats aan de Rijn tussen Emmerik en Kalkar. De raad spreekt zijn voorkeur uit voor Meisenheimer en maakt deze keuze middels een brief kenbaar aan ‘de hooggrafelijke excellentie’ Albert Oswald Frans (Oswald III), graaf Van den Bergh.
Waarom een brief aan deze graaf? Anders dan tegenwoordig had de overheid in kerkelijke kwesties het laatste woord. Kerk en Staat waren nog geen gescheiden grootheden. En de graaf was destijds de bestuurder van het landdrostambt Bergh, een bannerheerlijkheid in het Graafschap Zutphen. Gendringen was daarbinnen een heerlijkheid.

Onaangenaam persoon
Op voorspraak van de Zutphense Classis wijkt graaf Van den Bergh van deze voordracht van de kerkenraad af: hij kiest voor Johannes Eggink. Daarop stappen enkele van Egginks tegenstanders namens (naar zij zeggen) het grootste deel van de kerkenraad naar de ‘heren inspectoren’[2]. Zij dringen er bij hen ‘met grote onstuimigheid’ op aan om toch vooral Meisenheimer te benoemen. Daarbij brengen ze enkele beschuldigingen tegen Eggink in: er is nogal wat op zijn preken aan te merken, men vindt hem een onaangenaam persoon en het kerkvolk blijft weg.
Vervolgens krijgt Eggink de kans zich tegen deze aantijgingen te verweren. Kennelijk doet hij dat zo overtuigend, dat de kerkenraadsleden al snel in hun schulp kruipen en verklaren dat ze ‘op de persoon van ds. Eggink niet wisten te zeggen’. Ze hebben dus niets op hem aan te merken. Ze voegen eraan toe de beslissing over de benoeming verder aan de Classis over te laten.

Foto 3. Zijn inschrijving als theologiestudent bij de universiteit
 van Groningen dd 19 september 1671 

Voor- en tegenstanders
Dit alles staat in het verslag hiervan dat de inspectoren tijdens een vergadering van de Zutphense Classis inbrengen, een bijeenkomst waarbij ook Egginks schoonvader Rumpius vanwege zijn predikantschap aanwezig is. Hij zal er met gekromde tenen bij hebben gezeten.
Naast alle predikanten uit de regio zijn ook Gendringse voor- en tegenstanders van Egginks benoeming uitgenodigd. Ook zij doen hun zegje.
Eerst komt jonker Otto Vogel toe de Wildt aan het woord. Hij is door ‘excellentie’ Van den Bergh ‘afgezonden’, en verzoekt uit diens naam zo snel mogelijk de benoeming van Eggink te bevestigen. Namens een deel van de kerkenraad doet daarna ouderling Johannes Gunning hetzelfde verzoek.
Vervolgens komen de Gendringse lidmaten Henrik Eekhof en Steven van Amerongen aan het woord. Zij vertegenwoordigen de voorstanders van Meisenheimer. Ze betonen hun ‘grote genegenheid’ voor die predikant, en vragen hem te benoemen. Daarbij overhandigen ze een lijst met de handtekeningen van de ‘meeste ledematen’ van de kerkgemeente Gendringen.
Daarop overwegen de leden van de Classis ‘rijpelijk in de vreze des Heren’ alles wat er zoal gezegd is. Dat brengt hen tot de conclusie dat men misschien wat ‘onvoorzichtig’ is geweest met hun verzoek aan de graaf om de post aan Eggink te gunnen. Toch besluit men verder te gaan met de ingezette benoemingsprocedure van Johannes Eggink.

Geen eerlijke kans
Zodra Meisenheimer hiervan hoort, stapt hij naar de Classis en doet er zijn beklag: “Ik heb geruchten opgevangen dat ik nooit een eerlijke kans op deze vacante post heb gehad. Het schijnt dat men mij sowieso niet als predikant wilde benoemen.”
Meteen ook overlegt hij twee verklaringen. Eentje van de predikant van Kalkar die daarin hoog opgeeft over ‘de stichtelijkheid van Meisenheimers wandel’. En eentje van twee Gendringse kerkenraadsleden: ouderling Salomon Locken en diaken Herman Langeloth. Zij beweren dat ze door inspector Lomeijer van de Classis Zutphen onder druk zijn gezet om niet langer voor de benoeming van Meisenheimer te pleiten.
(Inspector Lomeijer reageert daarop desgevraagd: “Beide heren zijn destijds bij me gekomen om me te raadplegen. Ik vind het ‘gans onbetamelijk’ dat zij nu zo’n draai geven aan wat ik hen toen heb geadviseerd.”)
Meisenheimer voegt er nog aan toe: “Als ik iets verkeerds gedaan mocht hebben, hoop ik te horen wát ik dan precies verkeerd heb gedaan.”
De Classis antwoordt: “Het gaat om dezelfde redenen als die waarom u destijds niet in Zeddam bent benoemd. Toen hebben we u die meegedeeld. Gelijk u zich zoude mogen herinneren.”
(De redenen worden helaas niet vermeld.)
Meisenheimer vraagt nog: “Is die kwestie misschien in der minne bij te leggen? Kan deze niet met de mantel der liefde bedekt worden?”
Het antwoord van de Classis luidt: “Daartoe kunt u zich wenden tot de heren inspectoren.”

Brief na brief
De voorstanders van Egginks benoeming sturen de Classis brief na brief, ondertekend met lange rijen namen. Ze betogen onder meer dat er maximaal acht ‘opposanten’ zijn, die zich echter presenteren alsof ze bijna geheel Gendringen achter zich hebben staan. Dat Egginks tegenstanders beweren dat zijn preken niet goed genoeg zijn, bevreemdt hen zeer. Zij hebben nota bene geweigerd er ook maar eentje aan te horen! Hoe kunnen ze dan oordelen? Nee, ze houden liever vast aan hun ‘vuile passie’. Het is pure vuiligheid. Ze liegen en leveren hem ‘sinistere’ streken. Want iedereen in het dorp spreekt positief over Eggink, hij wordt er ‘gelaudeerd en geprezen’. Ze vinden juist dat hij góed preekt. Ook is men tevreden over zijn leer, en eenieder vindt hem een aangenaam persoon en een eerlijk man. De kerk zit vol, net zo vol als bij de vorige predikant. Het kerkvolk is ‘ouder gewoonte genoegzaam compleet’. Eggink neemt nu al een tijdje waar, waarbij hij ‘grote koude, weer en wind’ trotseert. Bovendien staan Synode en Classis achter zijn benoeming. Ook heeft hij zijn predikantenexamen inmiddels met goed gevolg afgelegd.
Volgens deze voorstanders hebben de ‘malignanten’, de boosaardige tegenstanders van Egginks benoeming, ‘met hem gegeten en gedronken’. Sommigen hebben hem zelfs bij zich thuis uitgenodigd en hem allerhartelijkst bejegend. Daardoor zou je denken dat alles in kannen en kruiken was. Ze hebben hem grote genegenheid betoond, maar achter zijn rug sprak men met een ‘grote valsheid’ over hem. 

Foto 4. Kasteel De Wildt bij Gendringen

De Gelderse Synode
In augustus 1678 reizen drie van Egginks tegenstanders – Hendrik Eekhof, Hertgert Jansen en Herman Langeloth – naar de jaarlijkse Gelderse Synode die die maand in Nijmegen gehouden wordt. Ze gaan daar in beroep tegen de beslissing om Eggink te benoemen.
Ze overhandigen er hun ‘credentie’ (geloofsbrieven), waarmee ze laten zien dat ze de ‘brede kerkenraad’ vertegenwoordigen. Ze verklaren dat ze er zowel bij de Classis Zutphen als bij de inspectoren voor hebben gepleit om dominee Meisenheimer aan te stellen. Maar ‘buiten vermoeden en tegen verwachting’ koos men voor ‘ene J. Eggink’.
Daarom vragen ze de Synode die beslissing te ‘annuleren’ en alsnog Meisenheimer te benoemen. Daarmee willen ze echter niets afdoen aan het benoemingsrecht van graaf Van den Bergh, zo voegen ze toe.
Nog tijdens diezelfde meerdaagse Synode komt jonker Vogel namens deze graaf melden dat ‘zijne excellentie niet gezind is’ van de benoeming van Eggink af te zien. De voorstanders van Meisenheimer zeggen dan dat hen niet tegen hun zin een predikant opgedrongen kan worden.

Met droefheid
De Synode beslist uiteindelijk dat een paar van haar leden nader onderzoek zullen doen naar de situatie in Gendringen, en zullen proberen een oplossing te vinden. Maar hoe deze mannen ook hun best doen, hun inspanningen werpen geen vruchten af. Zowel de voor- als tegenstanders van Eggink erkennen niet dat de afgevaardigden tot deze taak gemachtigd zijn.
De Synode hoort hun verslag ‘met droefheid’ aan, en besluit vervolgens nogmaals een paar personen af te vaardigen. Die krijgen de opdracht om naast hun onderzoek in Gendringen ook in gesprek te gaan met zijne grafelijke excellentie. Maar ook zij komen naderhand melden dat ‘tot hun hertelijk leedwezen’ hun pogingen vruchteloos zijn verlopen.

Besluit
Dan neemt de Synode, ‘alles in ’t lange en het brede aangehoord hebbende’ - zowel de standpunten van beide kampen in Gendringen als de Classis Zutphen en de excellentie - een besluit. Dit om ‘verdere zwarigheid’ in Gendringen te voorkomen, en ‘tot bevordering van de welstand, rust en stichting van die bloeiende gemeente’. Het besluit is drieledig:
1.      Er zal nog even gewacht worden met het definitief beroepen van een predikant in Gendringen. In de tussentijd wordt de Classis Zutphen gelast om te proberen Johannes Eggink in een andere plaats te benoemen.
2.      Als dat nodig zou zijn, zal men in naam van de Synode aan graaf Van den Bergh vragen iemand anders te benoemen.
3.      Men verwacht het niet, maar zou de kwestie daarmee niet opgelost zijn, dan worden de Classis Zutphen en de gedeputeerden van de Synode gezamenlijk gemachtigd de zaak tot een goed einde te brengen. En wel op de manier die volgens de ‘kerkelijke ordening’ de beste oplossing voor de kerkgemeente Gendringen is.

Het tij keert
Onbekend is wat er zich in de tussentijd heeft afgespeeld. Feit is dat de eerdergenoemde jonker Otto Vogel – hij woont op kasteel De Wildt bij Gendringen – in december 1678 schrijft dat eens goed onderzocht moet worden waarom de tegenstanders van Eggink zich zo opstellen. Is het vanwege ‘ijverige godzaligheid of uit malitie’, uit kwaadaardigheid? Ook híj lijkt van mening dat zij slechts een zeer kleine minderheid vertegenwoordigen.
En daarmee is Johannes Eggink tóch weer in beeld voor een benoeming in Gendringen. Vogel dringt er namens de kerkenraad bij zowel de grafelijke excellentie, als de Christelijke Synode en de Classis op aan om hem alsnog te benoemen. De heren worden daarbij uitgenodigd zelf eens naar een preek van hem te komen luisteren en met eigen ogen te zien hoeveel volk er dan in de kerk aanwezig is.
Ook gaat jonker Vogel met de opposanten in gesprek. Na lang heen-en-weer-gepraat beloven die uiteindelijk Eggink alsnog te accepteren. Daarmee zijn de gemoederen dan toch nog bedaard. Johannes Eggink wordt benoemd. De classisvergadering laat erbij aantekenen dat men had gewenst dat een en ander ‘in zachter termen gesteld’ zou zijn geweest.
In het verslag van de volgende Synode, die van augustus 1679, is niet opgetekend hoe een en ander verder is verlopen. Egginks naam wordt alleen genoemd in het gebruikelijke overzicht van de personeelsmutaties in het afgelopen jaar: ‘Ingekomen D. Joh. Eggink, vdm tot Gendringen’.
De redenen waarom de Classis Meisenheimer niet als predikant wil, moeten wel zwaarwegend geweest zijn, want ze waren niet ‘in der minne bij te leggen’. In het Classicael Register, een overzicht per kerkgemeente van alle predikanten die ooit in de Classis Zutphen hebben gediend, is zijn naam niet terug te vinden. In die regio heeft hij dus waarschijnlijk nooit een aanstelling gehad.
De derde kandidaat, dominee Brantius, is niet meer genoemd. Hij zal meteen al in het begin afgewezen zijn.

              Foto 5. Een deel van de Gendringse predikanten
 door de jaren heen
 

Zwakheid van zijn stem
Gedurende de maandenlange benoemingsprocedure is Eggink als waarnemer in Gendringen blijven preken. Dit ondanks al het gekonkel dat zich rond zijn persoon afspeelde. Slechts één keer heeft hij een afspraak moeten missen. Dat was ‘wegens de zwakheid van zijn stem’.
Johannes Eggink zal 37 jaar op deze post blijven: tot aan zijn dood in 1716.

Foto 6. (…) wegens de swackheijt van de stem van Dr. Egginck (…) 

Genealogische noot
Mijn afstamming van Johannes Eggink
Johannes Willems Eggink                1677 x Eva Helena Rumpius
Henricus Jansen Eggink             ca. 1716 x  Megtelt Gielink
Antonius Hendriks Eggink                1749 x  Dersken Garritsen Regelink
Evert Antons Eggink                         1779 x Berendjen Siebelink
Teuntjen Everts Eggink                    1814 x Evert Jan Garritsen Hartman
Teunis Garritsen Hartman                1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman                   1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                             1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                             1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen


Eerdere versies van dit verhaal verschenen in:
De Ganzeveer, een uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Gemeente Gendringen, nr. 90, oktober 2020.
OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2020-4.

Bronnen
Album Studiosorum Academiae Groninganae, Groningen 1915
Gelders Archief, Hof van Gelre en Zutphen, Acta der Gelderse synoden 1677-1699, toegang 124 inv.nr. 2351
De Illustre School te Deventer 1630-1878, Den Haag 1916
Regionaal Archief Zutphen (RAZ), Zutphensch Classicael Register, toegang 283 inv.nr. 15-B
RAZ, Classis Zutphen van de Nederlandse Hervormde Kerk, Gendringen (1637-1715), toegang 283 inv.nr. 187

Bronnen van de foto's
Foto 1. Tekening uit 1731. Gelders Archief, Toegang 1551 Topografisch-historische Atlas Gelderland, 3736 De kerk te Gendringe
Foto 2. De Illustre School te Deventer 1630-1878, Den Haag 1916
Foto 3Album Studiosorum Academiae Groninganae, Groningen 1915
Foto 4. Wikipedia
Foto 5. NL-ZuRAZ Classis Zutphen NH-Kerk Tg 283 inv 15b Zutphensch Classicael Register
Foto 6. NL-ZuRAZ Classis Zutphen NH-Kerk Tg 283 inv 187d


1. Meer over deze dominee, maar vooral over zijn zoon en opvolger ds. Henricus Rumpius, valt te lezen in mijn boek Een beerput die geen doofpot werd: https://alicegarritsen.blogspot.com/p/een-beerput-die-geen-doofpot-werd.html
2. Inspectoren zijn bestuursleden van de Classis speciaal belast met de controle op het functioneren van de predikanten. Daarnaast handelen ze waar nodig ‘zwaarwichtige zaken’ af.