woensdag 9 november 2022

De boedel van Garritjen Hendriksen (Smitskamp) (1739-1774) in Brummen

Garritjen Hendriksen is een van mijn voormoeders. Ze is geboren op boerderij Smitskamp, Knoevenoordsestraat 37 in Rhienderen, en in Brummen gedoopt op 29 november 1739 als dochter van Hendrik Harmsen op Smitskamp en Janna Teunissen. Na haar overlijden is er een inventaris (boedelbeschrijving) opgemaakt van de bezittingen van haar en haar man. Die lijst geeft een aardig inkijkje in een boerderijtje in de 18e eeuw in de omgeving van Brummen. 









      Trouwinschrijving: ‘1769 den 1 april Berend Busser j.m. & Garretjen Hendrikz j.d. beide van Brummen en wonende alhier, copulati den 23 april 1769’

Garritjen trouwt in 1769 als 29-jarige met de zeven jaar jongere dagloner Berend Harmens Busser (1746-1818). Hij is geboren op boerderij De Kolk, een verdwenen boerderij die ooit in Brummen aan de huidige Gasfabriekstraat stond. Een paar jaar later verhuist het gezin naar het Hoogveld in Oeken.
Waarschijnlijk wonen Garritjen en Berend zelf later ook ergens in die buurtschap.
Na krap vijf jaar huwelijk overlijdt ze al, op 21 maart 1774. Ze is slechts 34 jaar oud geworden. In die paar jaar heeft ze drie kinderen gebaard, van wie de jongste nog geen dag heeft geleefd. Die tragische gebeurtenis vond twee maanden voor Garritjens eigen dood plaats.

Na haar dood
Al na vijf maanden heeft Berend een nieuwe vrouw gevonden. Sterker nog: hij trouwt dan zelfs al met haar. Nu kijken we misschien met gemengde gevoelens naar dat tempo, maar toen was zoiets niet ongebruikelijk. Iemand moest toch voor de twee moederloze kinderen zorgen?
De inventaris is een maand voor die bruiloft opgemaakt. Het is de gebruikelijke procedure om de totale waarde van de bezittingen van dat moment te bepalen zodat de kinderen uit een eerder huwelijk later krijgen waar ze recht op hebben.

De boedelbeschrijving
Het begin van het overzicht luidt als volgt, maar dan in hedendaagse spelling:
‘1774-08-12 - Staat en inventaris van de boedel en nalatenschap van Garritjen Hendriksen zoals deze levendig en dood zijnde, heeft nagelaten en samen met haar weduwnaar Berend Busser in gemeenschap heeft bezeten.’
De lijst inclusief waardebepaling blijkt door Berend zelf opgesteld te zijn. De geldbedragen heb ik weggelaten. Cursieve woorden zijn door mij toegevoegd: 

Capittel (hier: overzicht) van de gerede goederen omdat er geen ongerede (onroerende) goederen zijn:

In de keuken
-          een klederkast
-          een etenskastje
-          een richel met 16 telders (borden) en 4 schotels (een richel is een houten lat aan de muur waarop je borden rechtop kunt neerzetten)
-          een theepot en een tinnen kom
-          een koffiemolen
-          2 flessen, een oliekan, een traankan
-          een koffierichel met zes kopjes en schoteltjes
-          een koperen theebus en een lepelbret (plank) met 5 vorken
-          een vuurschep, een tang, een haal, een zoutvat en 2 lampen
-          een koekenpan en hangijzer
-          een spiegel, een strijkijzer, een korfje
-          een koperen ketel, een tafel
-          een snaphaan (geweer)
-          6 stoelen
-          een stuk spek en een metworst
-          een blikken theebus en een wiel

Een stukje uit de originele inventaris

Op de geute (de goot: de bijkeuken)

-          een kerne (karn, daarin werd melk gekarnd/geroerd. Zo werd de melk gescheiden in roomboter en karnemelk), een melkemmer, 2 melktonnen, een melkthemis (melkzeef)
-          3 aarden potten, een schotel, 3 telders (borden), een wateremmer
-          een koffieketel, een schoteleker (eker = emmer) en een ijzeren pot
-          een baktrog (deegbak) en een meelzeef
-          een lepelbret (plank) met 4 lepels
-          een richel, een melkbank, een kruik
-          2 tonnen, een waskuip

Op de deel (het achterhuis van een boerderij)
-          een trekkar, snijbak, kruiwagen
-          een koebak, een sopkuip, een klimladder
-          een schop, twee bijlen, een hip (hiep, hakbijltje), een greep (een drietandig gereedschap met een steel), 2 gavels (tweetandige hooivork), een hark, een schuddegavel, 2 vlegels (t.b.v dorsen)
-          2 zichten (kleine zeis) en zeisen, een haar (ijzeren aanbeeld waarop je een zeis kunt aanscherpen), een wanne (mand gevlochten van wilgentenen)
-          een waartmes (?misschien is een kaardmes bedoeld?: een hulpmiddel bij vlasbewerking), een braak (hulpmiddel bij de bewerking van vlas)
-          3,5 pond wol

De levendige have (het vee)
-          een keutjen (big) en een seunnij (waarschijnlijk een ‘zönnie’, een beweegbare houten klep boven de voerbak van varkens)
-          2 koeien
-          een eenwinter (jonge koe), een kalf
-          7 hoenders (kippen)

Het koorngewas (graan) en hofvruchten (het fruit in de tuin)
-          rogge
-          boekweit
-          aardappels
-          de vruchten in de hof
-          ’t vlas 

Deze genoemde goederen hebben gezamenlijk een waarde van 144 gulden. De niet nader gespecificeerde schulden van dat moment bedragen 90 gulden. Het verschil wordt verdeeld tussen vader Berend Busser en zijn kinderen.

Een boerderijtje
We lazen dat Berend dagloner is, maar uit deze inventaris blijkt dat hij samen met Garritjen ook een boerderijtje bestiert. Het moet een pachtboerderij zijn, want er is geen sprake van onroerende eigendommen. Hij houdt er vee en verbouwt rogge, boekweit, vlas en aardappels. Ook heeft hij een snaphaan, een geweer, zodat het dagelijkse menu zo nu en dan aangevuld kan worden met geschoten wild.
Daarnaast kunnen we concluderen dat er in die tijd al koffie en thee gedronken wordt. Producten die van heel ver aangevoerd moeten worden. Ook in andere inventarissen uit die tijd is al sprake van koffiemolens en aanverwanten. Onderzoek leert dat in ons land al voor 1700 koffie wordt gedronken, al gebeurt dat dan alleen nog in de rijkere milieus. Maar vanaf 1750 is koffie inmiddels een volksdrank.
Koffie en thee vervangen de gewoonte om bier te drinken. Dat dronk men omdat water in vroeger tijden niet veilig was, het zat vaak vol ziektekiemen. Alcohol doodt die bacteriën, maar het koken van water bij het zetten van koffie en thee heeft datzelfde effect. En niet onbelangrijk: je wordt er niet dronken van. Al was het alcoholpercentage van het bier laag.

Berend hertrouwt
Op 4 september 1774 hertrouwt Berend met de in Dieren geboren
Cornelia (Knelia) Timmer (1741-1816). Zij is ruim vier jaar ouder dan Berend. Alweer trouwt Berend dus met een vrouw die ouder is dan hijzelf. Tijdens dit tweede huwelijk worden vijf kinderen geboren, van wie er twee jong overlijden. Het eerste kind heet Garrit. Die naam zal een eerbetoon zijn aan Berends eerste vrouw. Een eeuwenoud gebruik.


Een eerdere versie van dit artikel verscheen in De Marke, mededelingenblad van de gelijknamige Oudheidkundige Vereniging Beekbergen, Brummen, Eerbeek, Hall, Hoenderloo, Klarenbeek, Loenen, Ugchelen, 2022 nr. 2

Genealogische noot
Mijn afstamming van Garritjen:
Garritjen Hendriksen        1769 x Berend Harmens Busser
Harmen Berends Busser 1792 x Janna Koers
Berend Busser                 1824 x Gerdina Wesselink
Berend Jan Busser          1868 x Hendrika Kok
Berend Busser                 1911 x Aaltje Wiltink
Gerrie Busser                  1939 x Marinus Garritsen
Alice Garritsen

Bronnen
-          Doop-, Trouw- en Begraafboeken
-          Gelders Archief, Toegang 0203 Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 2.2 Voogdijzaken, inv. 546 Inventarissen en magescheiden 1771-1783
-          Veld- en boerderijnameninventarisatie in de Gemeente Brummen, door Herman Blom en Arie van Bodegom
-          Zutphens Archief, Toegang 2001 Oud Archief Brummen, 1. Het archief van de landjonkers, inv. 67 Lijsten der ingezetenen … (verponding) Ueken

Emile Vernig op Witzand in Empe: van dolende snuiter tot honkvaste boer

In 1894 trouwt mijn oudoom Hendrik Jan Busser (1871-1958) in op boerderij Witzand, Emperweg 90 in Empe. Die boerderij ligt slechts op twee kilometer afstand van zijn ouderlijk huis, de Oosterenk, IJsselstraat 7. Zijn bruid is Johanna Brinkman (1870-1941). Haar familie bezit Witzand in ieder geval al in 1832. Het paar krijgt acht kinderen, van wie Hanna Busser de jongste is. Zij zal het boerenbedrijf voortzetten, samen met haar man, Emile Vernig.

Boerderij Witzand, Emperweg 90, Empe (bron: Google maps)

Dochter Hanna (voluit: Frederika Johanna) is geboren in 1906. Ze heeft maar liefst vijf oudere broers. Toch is zij uiteindelijk degene die met haar man de ouderlijke boerderij in Empe overneemt.
Ze trouwt in 1936, 29 jaar oud, in Brummen met de 23-jarige Emile Vernig. Emile is in 1912 in Rotterdam geboren als zoon van Casper Melchior Balthazar Vernig en Antje Robers. Al na drie maanden wordt hun eerste kind geboren. Later volgt in ieder geval nog een dochter.

Zutphensche Courant 08-02-1936

Emile Vernig
Of Hendrik Jan Busser en zijn vrouw wel zo blij zijn met deze schoonzoon, valt te bezien. Emile komt uit het westen van het land, heeft geen boerenachtergrond, is, anders dan de families Busser en Brinkman, rooms-katholiek en van beroep handelaar in kippen, althans op het moment van trouwen.
Maar naar het schijnt was Empe een ‘open gemeenschap’. Er is in de loop van de tijd doorlopend sprake van ‘import’ van mensen van elders. Zo zal er ook ruimte zijn geweest voor deze ietwat vreemde eend in de Empese bijt.
Emile is weliswaar in Rotterdam geboren, maar daar verbleven zijn ouders slechts tijdelijk. Al na een maand verhuist het gezin dan ook terug naar Amsterdam, hun bakermat. En hoewel zijn voornaam en die van zijn vader een ander milieu doen vermoeden, is het thuis alleen maar kommer en kwel.

Emile's vader Casper M.B. Vernig (1872-1928)
Om iets meer van Emile's achtergrond te begrijpen, schetsen we ook kort het leven van zijn vader. Van zijn 11e tot zijn 16e jaar verblijft vader Casper in het RK-Jongens Weeshuis aan de Lauriergracht in Amsterdan. Zijn ouders zijn (kort) daarvoor overleden. Vervolgens zwerft hij vanaf zijn 16e rond.
Twee jaar later keert hij in het weeshuis terug, maar dan om er in te breken en een geldbedrag te ontvreemden. Eerder al heeft hij wegens diefstal een gevangenisstraf ondergaan. Ook heeft hij onder een valse naam in een bierhuis gelogeerd en bij zijn vertrek als dank een jas meegenomen.
Na zijn huwelijk is het een kwestie van twaalf ambachten dertien ongelukken. Meerdere keren ook pendelt het gezin tussen Amsterdam en Rotterdam. Later woont het nog enige tijd in Amersfoort en Ermelo. In 1925 vestigt vader Casper zich met zijn inmiddels tweede vrouw in Apeldoorn. Hij zal er in 1928 overlijden, 55 jaar oud.

Algemeen Handelsblad 13-06-1891

Emile’s jeugd
Net als zijn vader ontkomt ook Emile niet aan het instellingsleven. Van zijn 7e tot zijn 10e jaar wordt hij ‘verpleegd’ in het Sint Aloysius Gesticht aan de Elandstraat 177 in Amsterdam, samen met zijn broers. Het is een rooms-katholiek opvoedingsgesticht voor verwaarloosde jongens annex weeshuis. De kinderen worden er verzorgd door de ‘broeders met de blauwe koorden’ van de orde van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten.
Waarschijnlijk zijn de kinderen vanwege het overlijden van hun moeder in het gesticht terecht gekomen, want een klein jaar nadat Emile’s vader is hertrouwd, keren hij en een broer terug naar huis. Eerst in Ermelo, en vanaf 1925 in Apeldoorn. Rechts- of linksom heeft de jongen ondanks alles toch nog zeven jaar lager onderwijs genoten.
In 1926, pas veertien jaar oud, verlaat hij zijn ouderlijk nest alweer. Hij verhuist van Apeldoorn naar Wilp (gem. Voorst). Bij zijn keuring voor de militaire dienst in 1931 woont hij ook in de gemeente Voorst. Hij is dan ergens boerenknecht.
In de zomer van dat jaar 1931 vertrekt hij, dan negentien jaar oud, naar Enschede. Hij gaat er werken als winkelbediende bij ‘Wijnhandel, Slijterij en Bierbottelarij De Zon’ aan de Lipperkerkstraat 9. Dat bevalt hem of zijn werkgever waarschijnlijk niet zo goed, want begin 1932 is hij alweer terug in Voorst.
In oktober van datzelfde jaar moet hij opkomen voor zijn militaire dienstplicht. Hij wordt ingelijfd bij het Regiment Infanterie. Maar al na 24 dagen wordt hij ontslagen ‘wegens gebreken’.
Dan hopt Emile wat in de omgeving rond, van boerderij naar boerderij. Hij zal er als knecht gewerkt hebben: Brummen, Warnsveld, Brummen, Bathmen…
Totdat hij medio 1934 neerstrijkt op een boerderij aan de Hazenberg in Rhienderen. Hij is dan 22 jaar oud. Later woont en werkt hij ook nog kort aan de Ganzekolk in Empe. Dus ergens tussen medio 1934 en hun huwelijk begin 1936 zal hij Hanna Busser ontmoet hebben. 

Slaapzaal Aloysiusstichting Amsterdam rond 1900
(bron: https://stormfamilieverhalen.wordpress.com/2016/03/07/st-aloysius-gesticht-voor-weeskinderen/)

Een tweede Vernig in Empe
Emile is niet de eerste Vernig in Empe. Zijn broer Johannes Gerardus Franciscus (geb. 1910) is hem voorgegaan. Ook hij is in het Aloysiusgesticht ’verpleegd’ en later in het kielzog van vader Casper naar deze contreien gekomen. En ook hij is in zijn jonge jaren weinig honkvast. Totdat ook hij een Empese vrouw ontmoet. Eind 1934 trouwt hij met haar: Karolina Spiegelenberg (geb. 1908).
Misschien hebben Emile en Hanna elkaar wel op die bruiloft leren kennen. Zij trouwen immers ruim een jaar later.

Terug naar Hanna Busser en Emile Vernig
Hoe dan ook, Emile beoefent het boerenvak zoals gebruikelijk. Hij heeft zijn postuur mee, want volgens overlevering is hij een grote stevige kerel.
Na het overlijden van Hanna’s moeder in 1941 nemen Hanna en Emile boerderij Witzand officieel van haar vader over. Hendrik Jan Busser zal vanaf tot moment nog zeventien jaar bij hen inwonen, totdat hij in 1958 overlijdt.
Vanaf 1941 zien we Emile’s naam dan ook bij de gebruikelijke advertenties verschijnen waarin boeren hun waar te koop aanbieden, zoals: ‘Een toom beste gem. biggen, E. Vernig, Empe H68 bij de school’, en: ‘Enige beste Loopers geschikt voor huisslachting’.

Advertenties in De IJsselstreek 1943 en 1944, en in Het Parool 1945

Tijdens de jaren 60 bouwen ze het boerenbedrijf langzamerhand af. Beiden raken dan ook al enigszins op leeftijd. Van tijd tot tijd verkopen ze een perceel van hun land. In 1973 bouwt het paar een nieuw woonhuis op eigen grond, honderd meter ten westen van hun boerderij: Emperweg 92. Boerderij Witzand wordt verkocht. Hanna Busser overlijdt in 1986. Hoe lang Emile daarna nog leeft, weten we niet. In ieder geval woont hij dan al 50 jaar op min of meer dezelfde plek. Ongekend lang voor iemand die van zijn geboorte tot zijn trouwen van hot naar haar verhuist en weer terug. Een stadse flierefluiter die een honkvaste boer wordt. Misschien heeft hij een extra vleugje kleur aan Empe gegeven.

Met dank aan Martin Wilbrink

Genealogische noot
Hendrik Jan Busser (1871-1958) is een broer van mijn grootvader Berend Busser (1868-1837)

Meer over deze Berend Busser lees je via de volgende link:
Over Berend Busser (1868-1937), de derde Busser op de Oosterenk in Empe

En over zijn broer Geert:
De dienstverbanden van Geert Busser (1870-1943)

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in De Marke, mededelingenblad van de gelijknamige Oudheidkundige Vereniging Beekbergen, Brummen, Eerbeek, Hall, Hoenderloo, Klarenbeek, Loenen, Ugchelen, 2022 nr. 2

Bronnen
Bevolkingsregister
Burgerlijke Stand
Delpher.nl (zoeken in oude kranten)
Empe, een open gemeenschap aan de Oude IJssel, Jan Schurink, Bussloo 2005
Kadaster
Overlevering
Stadsarchief Amsterdam, Patiëntenregisters

dinsdag 31 mei 2022

Boerderij Klein Neerheide in de Kruisberg (Doetinchem)

Klein Neerheide ligt in de Doetinchemse buurtschap de Kruisberg. Het is een van mijn voorouderboerderijen. Mijn overgrootouders woonden er, en ook mijn oma aan moederskant, Aaltje Wiltink, heeft er nog geboerd. Daarnaast zijn alle hieronder genoemde personen die de boerderij vóór hen pachtten, aan mij verwant, en … de huidige bewoners. Reden genoeg om in het soms ietwat bewogen verleden ervan te duiken. 

De boerderij

Het huidige adres van de boerderij is Hogenslagweg 7 en 9. Eerst valt de plek onder buurtschap Langerak, later onder de Kruisberg. Beiden maken deel uit van Ambt Doetinchem totdat deze gemeente in 1920 met de stad wordt samengevoegd tot de gemeente Doetinchem.
Bij de ‘pondschatting’ anno 1650 ten behoeve van de belastingheffing wordt het bijbehorende land omschreven als ‘slecht, venig en waterig’. Later is dit ontgonnen.
De huidige boerderij is rond 1780 gebouwd, en vanaf 2009 grondig gerenoveerd. Tot circa 1930 is er ook een uitgang aan de voorzijde naar een inmiddels niet meer bestaande weg. Volgens het Bevolkingsregister is er steeds sprake van minimaal een inwonende knecht en/of dienstmeid.
Ooit was er ook een boerderij met de naam Groot Neerheide. Deze heet nu Neerheide en valt onder Hummelo: Loenhorsterweg 11. De afstand tussen beide Neerheides is hemelsbreed zo’n 200 meter.

Klein Neerheide rond 1955 (foto: fam. Bennink)

De eigenaren 

We zien ‘het goed Neerheide’ voor het eerst genoemd worden in 1650. Eigenaar is dan ‘vrouw Renssen’. In 1697 wordt bij een erfenis onderscheid gemaakt tussen Groot en Klein Neerheide. Dat laatste, inclusief ‘zijn houtgewas en visserijen’, valt daarbij toe aan Johan Renssen. Die verkoopt het in 1700 aan Hadewig Renssen en haar man ds. Abraham van Santbergen, emeritus predikant te Doesburg. Klein Neerheide wordt daarbij omschreven als: een huis met tuin, twee akkers en twee weilanden.
        Een kleinzoon van dit echtpaar verkoopt de boerderij in 1768 aan Jacob Christiaan Maria Evert Albrecht van Heeckeren, heer van Barlham (1736-1780), getrouwd met Geertruid Elisabeth Crommelin (1744-1816). Van Heeckeren is tevens eigenaar en bewoner van Huis De Kruisberg. Dat stond op de plek waar veel later een gevangenis zou verrijzen. Het huidige Klein Neerheide zal door hem gebouwd zijn, want de boerderij stamt uit deze periode.
        Zijn weduwe verkoopt in 1790 zowel de Kruisberg als het goed Neerheide aan Adrianus Hendrik baron van Diest (1765-1858) en zijn vrouw Adriana Johanna Wilhelmina Bodmer (1765-1839). Ook zij wonen op Huis De Kruisberg. Zij zullen Klein Neerheide niet lang bezitten.
        Al snel blijkt de boerderij onderdeel van het Hummelose landgoed Runsvoort, in bezit van de Doesburgse vrijgezelle mejuffrouw Sophia Vles (1723-1799). Na haar dood verkopen haar erfgenamen het landgoed in 1800. 
       Egbert Garretsen, koopman, bierbrouwer, landbouwer en burgemeester van Hummelo, en zijn vrouw Willemina Nijenhuis worden de nieuwe eigenaren. Zij wonen in Hummelo bij hun bierbrouwerij De Zwarte Kolk, hoek Sliekstraat/Hessenweg. Egbert sterft er in 1826. Zijn dochter Engelina Derkjen (1799-1875) en schoonzoon Jan Breukink (1790-1857) erven brouwerij, landgoed en boerderij. Na Jans dood bestiert Engelina als 'mej. de wed. J. Breukink' de zaken, in ieder geval tot 1873.
        Hun zoon Johan Gerhard Breukink (1827-1900) en zijn vrouw Bernarda Hendrika Tenkink bouwen in 1858 het huidige Runsvoort aan de Zelhemseweg 8, en vestigen zich daar. 
        Klein Neerheide gaat daarna over op Johans jongste dochter Gezina Aleida Breukink (1868-1938). Zij is ongehuwd. Na haar dood komt de boerderij in handen van een zoon van Gezina’s oudere zuster Egbarta: de econoom Egbert Willem Tenkink (1902-1988). Ook hij woont op Runsvoort in Hummelo.
        Vanaf 1969 gaan bezit en bewoner samenvallen: Klein Neerheide wordt gekocht door de toenmalige pachter, Frederik Hendrik (Frits) Bennink (geb. 1923). Zijn erven verkopen de boerderij in 1995 aan de familie Wassink, de huidige bewoners.

 
De bewoners
 
1781 – Rond deze tijd is de huidige boerderij gebouwd, en vanaf dit jaar hebben we de bewoners kunnen achterhalen. De pachter is dan Arend Stoltenborg (1757-1806). Hij trouwt met Jenneken Wiltink (1763-1814).
Arends (voor)ouders wonen al enkele generaties in het richterambt Doetinchem. Jennekens familie stamt oorspronkelijk van boerderij Wiltink, Pluimersdijk 16 in Halle bij Zelhem. Dat is overigens bij alle hieronder genoemde Wiltinks het geval.
 
1791 – Tussen 1783 en 1804 worden op Klein Neerheide hun acht kinderen geboren van wie de helft voortijdig sterft. In 1791 ziet de tweede zoon, Jan, het levenslicht. Hij zal uiteindelijk zijn vader Arend als pachter opvolgen. Maar dat gebeurt pas nadat Jans stiefvader in 1818 is overleden.
 
1806 – Zoon Jan is vijftien als vader Arend Stoltenborg op 48-jarige leeftijd overlijdt. Drie jaar later hertrouwt moeder Jenneken met de negen jaar jongere Reint Siebelink (1772-1818). Voorafgaand aan dat huwelijk heeft Jenneken ervoor gezorgd dat haar kinderen hierdoor hun erfenis niet mislopen. In de trouwakte staat vermeld dat de ‘kinderen van het vorig huwelijk zijn afgegoed'.

Merklap geborduurd door Aaltje Wiltink (1874-1964) met de initialen van alle toenmalige bewoners (foto: familiebezit) 

1813 – Zoon Jan Stoltenborg (1791-1868) trouwt met Theodora (Dora) Wiltink (1792-1866). Zijn moeder en haar vader zijn halfbroer en halfzus. Waarschijnlijk is Dora opgegroeid in de toenmalige Doetinchemse buurtschap, nu woonwijk, Oosseld.
Voordat dit huwelijk gesloten kan worden, is er nog even een probleem. De akte van overlijden van vader Arend Stoltenborg die daartoe overlegd moet worden, blijkt zoek. Daarom moet Jan eerst naar de ‘vrederechter’ in kanton Doetinchem. Nadat die rechter vier ‘geloofwaardige lieden’ als getuigen heeft gehoord die wisten van zowel overlijden als begrafenis, heeft hij een ‘akte van bekendheid’ opgemaakt. Gewapend met deze akte kan Jan alsnog in het huwelijksbootje stappen.
Hij blijkt kleermaker van beroep. Daarmee, maar ook omdat hij niet de oudste zoon is, zou het voor de hand liggen dat niet hij, maar zijn oudere broer Hermanus de pacht overneemt. Maar die broer is vertrokken. Hermanus woont bij zijn overlijden in 1828 op boerderij Het Holtslag. Deze is zijn eigendom en ligt in de Loenhorst onder buurtschap Langerak. Waarschijnlijk dus niet ver van zijn ouderlijk huis.

1814 en 1818 – In 1814 overlijdt moeder Jenneken Wiltink, 51 jaar oud. En in 1818 stiefvader Reint Siebelink, 45 jaar.
Vijf dagen voor zijn dood heeft Reint nog een testament opgemaakt. De notaris verklaart daarbij dat Reint, ‘hoezeer ziek naar het lichaam, zijnde echter zijn verstand en zinnen volkomen machtig, zoals uit de gesprekken en redeneringen met ons, notaris en getuigen, volkomen is gebleken.’ De notaris acht Reint dus in staat om verstandige beslissingen te nemen.
In het testament, dat op Klein Neerheide is getekend, benoemt Reint Siebelink zijn stiefzoon Jan Stoltenborg en zijn vrouw – ‘bij mij inwonende’ – tot zijn enige erfgenamen.
Vanaf dat moment hangt Jan naald en draad aan de wilgen. Hij wordt de volgende pachter van Klein Neerheide.
                                  
1833 –Jan en Dora’s enige zoon en jongste kind, Derk Jan Stoltenborg, wordt geboren. Acht meisjes gingen hem voor. Slechts vier van hen zijn volwassen geworden.

Bron: tweemaal de Graafschap-Bode

1854 – Een andere Derk Jan, neefje Derk Jan Wiltink (1835-1906), zoon van Dora’s broer, komt als knecht bij zijn oom en tante inwonen. Hij is 19 jaar oud, en geboren en getogen op boerderij Wonninkhagenkamp (later Kousman genaamd), Broekstraat 2, Zelhem.
Eigenlijk zou hij ditzelfde jaar onder de wapenen gaan, maar hij is afgekeurd omdat hij ‘onder de maat’ is. Hij heeft een bewogen jeugd achter de rug. Als hij 10 maanden oud is, sterft zijn moeder. Op zijn 3e krijgt hij een stiefmoeder, op zijn 13e sterft zijn vader, en als hij 15 is, hertrouwt zijn 38-jarige stiefmoeder met hun 22-jarige knecht.

1856 – Derk Jan Stoltenborg trouwt met Aaltje Langwerden (1831-1901). Zij is opgegroeid op boerderij Kraassenberg, Vordenseweg 274, Hengelo (Gld). Haar vader is naast landbouwer ook riet- en strodekker. 
De laatste twee jaar voor haar trouwen werkt Aaltje als inwonend dienstmeid bij Jan Breukink, de toenmalige eigenaar van Klein Neerheide: in het huis bij de van zijn schoonvader overgenomen bierbrouwerij De Zwarte Kolk in Hummelo. Misschien hebben Derk Jan en zij elkaar wel ontmoet toen hij er op een keer zijn pacht kwam betalen.

1863 – Al na 6,5 jaar huwelijk overlijdt Derk Jan, slechts 29 jaar oud. Hij laat drie kinderen na, geboren tussen 1857 en 1862. De jongste is nog maar net een jaar oud.
                                     
1864 – Kennelijk zag Aaltje er geen been in om kort na het overlijden van haar man troost te zoeken bij het neefje van haar schoonmoeder, de inmiddels al tien jaar inwonende knecht Derk Jan Wiltink (1835-1906). Elf maanden later hertrouwt de inmiddels hoogzwangere Aaltje Langwerden met hem.
Hun eerste kind wordt drie weken na de huwelijkssluiting geboren. Je kunt je afvragen waarom er niet eerder is getrouwd.
Jan Stoltenborg, haar eerste schoonvader, is getuige bij dit huwelijk. Knarsetandend of met instemming? Het nieuwe paar blijft in ieder geval samen met de Stoltenborgs op Klein Neerheide wonen.
Na hun eersteling volgen tot 1874 nog vijf kinderen, zodat Aaltje in totaal negen kinderen heeft gebaard. Van hen sterven er ‘slechts’ twee voor hun volwassenheid.
 
1866 en 1868 – Dora en Jan, de ouders van Aaltjes eerste man, overlijden op Klein Neerheide, respectievelijk 74 en 77 jaar oud. Neefje Derk Jan Wiltink wordt de volgende pachter.

1878 – In juli tekent Derk Jan het door de protestantse politicus Abraham Kuyper georganiseerde Volkspetitionnement. Middels deze petitie probeert Kuyper een door de liberalen ingediende onderwijswet tegen te houden die nadelig uitpakt voor het christelijk onderwijs. Derk Jan is een van de maar liefst 305.000 'kleine luyden' die hun handtekening zetten. In augustus worden deze handtekeningen door een delegatie van adellijke personen op paleis Het Loo aan koning Willem III aangeboden. Hij spreekt hen hartelijk toe, maar ondertekent de wet wel.
 
1891 – Derk Jan Wiltinks tweede zoon (de eerste is jong overleden) en naamgenoot trouwt met Grada Lamberdina Wesselink uit Zelhem. Deze Derk Jan junior (1865-1951) lijkt de beoogde opvolger, want Grada komt bij hem op Klein Neerheide inwonen. Maar helaas, een half jaar later sterft ze in het kraambed. Derk Jan hertrouwt in februari 1896 met de weduwe Aaltje Bosman (1861-1927). Hij trekt bij haar in op de boerderij die zij met haar eerste man bewoonde: de Zwaan, Terborgseweg 96, Doetinchem-Stad (inmiddels afgebroken). Maar zijn brood verdient hij vooral als tramwegarbeider bij de Gelderse Tramwegen. Het spoor liep voor het huis langs.
Nog even over zijn naam. Derk Jan junior zal niet vernoemd zijn naar zijn vader, maar naar de eerste man van zijn moeder: Derk Jan Stoltenborg. Het was gebruikelijk om een kind uit een volgend huwelijk te vernoemen naar de overleden echtgenoot. Mogelijk als een soort eerbetoon.

Derk Jan Wiltink junior (1865-1951) (foto: fam. Wissink)

De Zwaan, Terborgseweg 96, Doetinchem (schilderij: fam. Wissink)

1891 – In hetzelfde jaar dat haar broer Derk Jan trouwt met Grada Wesselink, trouwt zijn zuster Aleida Johanna (Jet) (1867-1947) met Grada’s broer Herman Wesselink. Het paar woont eerst op Siebelink, Velswijkerweg 7, Zelhem (Velswijk), en vanaf 1912 op De Nachtegaal, Eeltinkweg 9, Zelhem (Winkelshoek).
 
1892 – Zoon Jan Willem (1869-1893) is knecht op boerderij Quatre Bras, Bielemansdijk 8, Halle. Hij trouwt met Lammerdina Bieleman, de dochter van de boer. Na negen maanden huwelijk sterft hij al. Twee maanden na zijn overlijden wordt zijn enige kind geboren. 

1893 en 1899 – Vader Derk Jan Wiltink stelt zich tweemaal verkiesbaar als raadslid voor de Protestantse Kiesvereniging in de gemeente Ambt-Doetinchem. Beide keren wordt hij niet gekozen.
 
1895 – De jongste zoon Herman Wiltink (1872-1965) trouwt met Lammerdina Hendrika (Dientje) Ebbers. Nu Hermans oudere broer alsnog is vertrokken, zal dit echtpaar straks de pacht overnemen.

Herman Wiltink en Dientje Ebbers anno 1944 (foto: fam. Wiltink)

En dan wordt het 1901, een voor Klein Neerheide enerverend jaar: 

1901-03-19 - Tegen de verwachting in verlaat zoon Herman, de beoogde opvolger, de boerderij. Samen met zijn hoogzwangere vrouw en hun drie jaar oude zoon Derk Jan. Ruim vijf jaar na hun huwelijk: vijf moeilijke jaren waarin het jonge paar ook nog een pasgeboren kind verloor. Wat de druppel was die de emmer liet overlopen, is niet bekend.
Feit is dat Herman van huis uit Nederlands-Hervormd is, en Dientje lid van de in 1888 opgerichte Oud-Gereformeerde Kerk. En dat niet alleen: de oprichting ervan had plaats in Dientjes ouderlijk huis, boerderij Het Loo, 1,3 km. verderop. Deze boerderij gold als de bakermat van deze als ‘fien’ bestempelde geloofsrichting. ‘Fien’ is dialect voor fijnzinnig en wil zoiets zeggen als: strikt in de leer.
Een spreekwoord luidt: twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen. Maar hier is het niet Herman die moeite heeft met Dientjes geloof, maar haar schoonmoeder Aaltje Langwerden.
Van meet af aan heeft Aaltje zich om die reden tegen dit huwelijk gekeerd. Naar verluidt is zij degene die op Klein Neerheide ‘de broek aan heeft’. Zij heeft de touwtjes in handen.
Kennelijk lukt het niet elkaars geloof te respecteren of in ieder geval te tolereren. Mogelijk stonden ze daarnaast ook qua karakter verschillend in het leven. J.W. Hendriksen schrijft hierover: ‘Herman was een kordate man, wat kort door de bocht misschien, maar hij had er zijn vrouw niet voor over’.
Hoe dan ook, Herman en Dientje vertrekken. Eerst voor vijf jaar naar Ruurlo. Daarna wonen ze een jaar of acht in Warken bij Warnsveld om zich vervolgens rond 1914 definitief in Vorden te vestigen, onder de rook van Kasteel Wildenborch, Schoolhuisweg 2. Hun zoon Lammert neemt deze boerderij over, en vervolgens hun kleinzoon Bertus Wiltink. Deze zal er wonen tot zijn overlijden in augustus 2022.
 
1901-06-25 – Drie maanden na Hermans vertrek doet de 33-jarige Gerrit Sileon (1868-1910) uit Apeldoorn zijn intrede als inwonend knecht. Zijn arbeid zal die van de node gemiste Herman Wiltink hebben moeten vervangen.
 
1901-09-13 – Weer drie maanden later overlijdt moeder Aaltje Langwerden, 69 jaar oud. Ze sterft ‘na een langdurig doch geduldig lijden’. Mogelijk was ze dus al ziek toen het conflict met zoon en schoondochter speelde.
Na haar overlijden schijnt weduwnaar Derk Jan Wiltink samen met de toenmalige eigenaar van Klein Neerheide (Gezina Aleida Breukink) naar Ruurlo te zijn gegaan om zoon Herman te bewegen naar de boerderij terug te keren. Herman weigert echter. Volgens J.W. Hendriksen ‘lag het volstrekt niet in zijn aard om op een eenmaal genomen beslissing terug te komen’.
En daarmee komt er ruimte voor een nieuwe boer. Derk Jan is immers al 65 jaar oud. Alle kinderen zijn inmiddels uitgevlogen, behalve Hermans jongere zusje Aaltje. Zij is op dat moment 26 jaar. Anders dan vrij gebruikelijk heeft zij nooit het ouderlijk huis verlaten om een tijdje elders als inwonende dienstbode te werken.

Aaltje Wiltink (1874-1964) (foto's: familiebezit)

 


1901-10-11 – Nu duidelijk is dat Herman niet terugkomt, lijken er spijkers met koppen geslagen te worden. Nog geen maand na het overlijden van haar moeder, en nog geen vier maanden na de komst op Klein Neerheide van knecht Gerrit Sileon, trouwt dochter Aaltje (1874-1964) met hem. Net als ook haar moeder 37 jaar eerder met een bij de familie inwonende knecht trouwde.
Is er in zo’n korte tijd iets opgebloeid tussen die twee? Kennen ze elkaar al langer, en is zijn komst daarvan het gevolg? Of is er sprake van een puur praktische oplossing om de ongetrouwde Aaltje aan een toekomst te helpen?
Vader Derk Jan zal officieel nog de pachter zijn (hij overlijdt in 1906, 70 jaar oud), maar in de praktijk zal zijn schoonzoon vanaf dat moment al de honneurs hebben waargenomen. De eigenaar van Klein Neerheide lijkt met deze opvolging akkoord.
Opvallend hoe ook een pachtboerderij van ouders op kinderen over kan gaan.
 

1909-04-10 – Het huwelijk van Aaltje en Gerrit is inmiddels bijna acht jaar kinderloos gebleven. Ze krijgen (daarom?) een pleegkind in huis, de bijna zes jaar oude Toon Gerritsen. Hij is een van de kinderen van Gerrit Sileons zuster. Het gebeurde vaker dat een kinderloos echtpaar een kind werd gegund.
 
1910-03-23 – Het gezinsgeluk is van korte duur. Nog geen jaar later verongelukt Gerrit Sileon. Hij is slechts 41 jaar oud geworden.
Wat gebeurde er?
Zoals destijds vrij gebruikelijk bij pachters, zal Gerrit af en toe voor de eigenaar van Klein Neerheide gewerkt hebben. In ieder geval is hij op zeker moment bezig bomen te verslepen als hij struikelt en een wiel over zich heen krijgt. Voordat hij sterft, doet hij zijn vrouw de aanbeveling te hertrouwen met zijn vriend Busser. Dat lezen we in het boek ‘Van geslacht tot geslacht’ van J.W. Hendriksen.
Overlevering in de Busserfamilie bevestigt dat de ongehuwde Berend Busser vanuit vriendendienst met de weduwe is getrouwd. Beide mannen schijnen tijdens hun militaire dienstplicht met elkaar bevriend geraakt te zijn. Beiden zijn in 1868 geboren, dus dat lijkt aannemelijk.

Graafschap-Bode 26-03-1910

1911-03-11 – En inderdaad, twaalf maanden later hertrouwt de dan 36-jarige weduwe Aaltje Wiltink (1874-1964) met de 42 jaar oude ongetrouwde Berend Busser (1868-1937) uit Empe (bij Voorst).
Voor het zover is, zal Aaltje meerdere keren naar zijn boerderij zijn gereisd. En Berend naar Klein Neerheide. Is reizen in die tijd geen sinecure, in hun geval is er de stoomtram Zutphen-Emmerik (1902-1934). Naar halte Kruisberg is het slechts 800 meter lopen. In Zutphen kan Aaltje overstappen richting Apeldoorn en uitstappen bij station Empe, slechts een kilometer van Berends huis. Maar gezien de vele haltes onderweg zal de reis toch nog aardig wat tijd in beslag hebben genomen.
Aaltje zegt de pacht van Klein Neerheide op. Drie dagen voor het huwelijk worden zij en haar pleegzoon Toon Gerritsen zowel uitgeschreven uit het Bevolkingsregister van Ambt Doetinchem als ingeschreven in dat van de gemeente Brummen. Aaltje en pleegzoon vestigen zich op de Oosterenk, IJsselstraat 7, Empe, het adres van Berend Busser. Hoewel Aaltje en Berend zeker niet meer de jongsten zijn, krijgen ze toch binnen iets meer dan vijf jaar vijf kinderen: vier dochters en een zoon.

1936 - 25-jarig huwelijksfeest Berend en Aaltje (foto: familiebezit)

Tijdens haar laatste jaar op Klein Neerheide woont er naast Aaltje niet alleen haar pleegzoon, maar ook een inwonende dienstbode en een kostganger. Deze laatste, Hendrik Bennink (1884-1967), is volgens het Bevolkingsregister molenaar van beroep. Na Aaltjes vertrek blijft hij op Klein Neerheide wonen. Hij wordt de volgende pachter, maar niet voor lang. Sinds begin 1910 is Hendrik bezig om dichtbij de Kruisberg een ‘stoomkorenmolen met bakkerij’ van de grond te krijgen. Deze is inmiddels alweer afgebroken, maar stond op het huidige perceel Klootsemastraat 16.
Hendrik Bennink is geboren op het adres Eeltinkweg 5, buurtschap Winkelshoek onder Zelhem. Rond 1892 verhuisde het gezin naar de naastgelegen boerderij De Roumaat, Eeltinkweg 7. Al voor zijn 17e verliet hij zijn ouderlijk huis om als inwonend knecht te gaan werken. Zo werkt hij een tijdlang bij zijn broer Johan Frederik (1880-1949). Die heeft een molen aan de Varsseveldseweg 252, Doetinchem, nu Benninkmolen genaamd. Bij hem zal Hendrik het vak hebben geleerd.

Graafschap-Bode 19-03-1910
Graafschap-Bode 01-01-1913

Graafschap-Bode 10-06-1915


 


1911-03-24 – Nog diezelfde maand trouwt Hendrik met Grada Willemina Bilderbeek uit Steenderen. Het adres van Klein Neerheide luidt op dat moment: Wijk B nummer 153. Straatadressen kent men op het platteland nog niet. 

1913 – In een advertentie in de Graafschap-Bode vraagt Hendrik ‘een aankomende dienstbode die ook kan melken’. Ze dient zich te vervoegen bij ‘H. Bennink, molenaar en landbouwer’. Elders afficheert hij zich als molenaar en bakker. Kort voor de jaarwisseling wenst hij in de krant eenieder het beste voor het nieuwe jaar als ‘H. Bennink, maalderij en graanhandel, handel in brandstoffen’.
 
1914 – In mei wordt op Klein Neerheide een nieuwe knecht ingeschreven: Steven Bennink (1887-1962). Hij blijkt een broer van de molenaars Hendrik en Johan Frederik. Ook hij heeft eerder als knecht bij zijn oudere broer Johan Frederik aan de Varsseveldseweg ingewoond.
Steven trouwt in november met Grada Hendrika Keijzer (1889-1970). Zijn status van knecht wordt in het Bevolkingsregister gewijzigd in die van landbouwer, en zijn adres verandert in Wijk B nummer 153-A. Vanaf dat moment is Klein Neerheide dus gesplitst in twee aparte woningen, of beter: twee aparte boerderijen.
Rond de tijd dat Steven wordt ingeschreven, zien we in de Graafschap-Bode een bericht over de bouw van een ‘woon- en winkelhuis met schuur’ door ‘H. Bennink te De Kruisberg’.

Graafschap-Bode 02-12-1932

1915 – In januari lezen we in dezelfde krant: ‘Wegens afschaffing der boerderij te koop…’. Hendrik Bennink biedt onder die aanhef het volgende aan: ‘een dogcar, een bijna nieuwe ploeg, een span eggen, een lange kar en een snijmolen met omloop’. En in de Zutphense Courant vinden we: ‘Met de heer Bennink aan de Kruisberg werd een overeenkomst aangegaan voor de aanleg van een los- en laadspoor naar zijn korenmolen aldaar’. Het zal gaan om een aansluiting op het spoor van de stoomtram Zutphen-Emmerik. Dat liep door de Klootsemastraat.
 
1916 – En dan is het zover. De stoomkorenmolen met bakkerij is al een tijdje in gebruik, maar op 1 april 1916 opent Hendrik daarnaast zijn ‘winkel in kruidenierswaren’. Hij verkoopt er tevens ‘mais, gerst, haver, lijnmeel en andere voerartikelen’. In 1931 zal hij op hetzelfde adres een nieuwe bakkerij bouwen.
Inmiddels heeft Steven Bennink (1887-1962) met zijn gezin op Klein Neerheide het rijk alleen. Maar het zit hem niet altijd mee. In een krant uit maart lezen we: ‘Hedenmorgen had de knecht van Bennink uit de Kruisberg door de slechte weg het ongeluk dat zijn kar met melkbussen en paard radicaal ondersteboven viel. Met het overschot dat door toegeschoten hulp overbleef, kwam hij aan de fabriek.’
Verder gaat het boerenleven er zijn gangetje. Geregeld zien we in de krant advertenties verschijnen. Zo wordt er ‘een meisje of aankomende boerenmeid’ gevraagd, of ‘een flinke boerenknecht’. Of worden dieren, oogsten of anderszins aangeboden, zoals ‘ter dekking de donkerrode volbloedstier Frans’, bronskleurige kalkoenen, een os en leggende eenden. Op een keer is Stevens hond weggelopen: een Duitse herdershond met de naam Molli.

Graafschap-Bode

F.H. Bennink (uit Boerderijen in de Achterhoek)

1939 – Kort voor de Tweede Wereldoorlog stelt Steven zich verkiesbaar voor de Doetinchemse gemeenteraad. Hij is een van de negen kandidaten voor Gemeentebelang Lijst 4.
Ook in die tijd al gaat het er in de politiek niet altijd even fris aan toe. Zo bericht de partij: ‘Uit angst voor stemmenverlies ontketent de SDAP (voorloper van de PvdA, red.) in haar verkiezingskrantje ‘Doetinchem Vooruit’ een ware hetze tegen onze lijst. Insinuaties en verdachtmakingen zijn aan de orde van de dag.’
Volgens Gemeentebelang Lijst 4 streven haar kandidaten geen partij- of groepsbelang na, maar beogen zij uitsluitend het gemeentebelang. Ze staat vrij van iedere politiek.
 
1957 – Steven wordt als pachter opgevolgd door zijn zoon Frederik Hendrik (Frits) (geb. 1923). Steven zelf sterft in 1962, zijn vrouw Grada in 1970.


Eigenaren-bewoners  
 

1969-1970 – Vanaf dat moment gaan bezit en bewoning samenvallen. In 1969 koopt Frits Bennink Klein Neerheide en omringend land. Mogelijk om deze aankoop te bekostigen heeft hij het jaar ervoor een huis met tuin aan de Varsseveldseweg verkocht.
Helaas wordt de boerderij het jaar daarop onbewoonbaar verklaard. Vanaf dat moment doet deze slechts dienst als bedrijfsruimte. Aan de straatkant wordt een nieuw woonhuis gebouwd, waarvan de eerste steen wordt gelegd door Frits’ moeder. De boerderij telt dan twintig koeien en drie paarden: oma, moeder en dochter.
De grootste wens van Bennink is om de oude boerderij weer op te bouwen. Deze wens is uitgekomen, maar helaas pas na zijn dood.

Klein Neerheide in onbewoonbare staat (foto: fam. Wassink)

1995 – Sinds het overlijden van de laatste mevrouw Bennink hebben de gebouwen inmiddels enkele jaren leeggestaan. In 1995 wordt Klein Neerheide door de huidige bewoners, de fam. Wassink, van de erven gekocht: het rond 1970 gebouwde woonhuis met daarachter de onbewoonbaar verklaarde boerderij.
Dan volgen jaren van verbeten strijd om de woonbestemming daarvan terug te krijgen. In 2009 beslist de gemeente Doetinchem uiteindelijk positief op het verzoek. Dit vanwege de karakteristieke kwaliteiten van het gebouw en de lange geschiedenis. Vanaf dat moment wordt het pand onder architectuur gerestaureerd - met behoud van zoveel mogelijk karakteristieke elementen - en verbouwd tot twee woningen.
Vanaf 2011 trekt de familie Wassink (dan in totaal drie huishoudens) ook in de gerestaureerde boerderij. Heel toevallig blijkt deze familie verre verwanten van alle Wiltinks die in de loop der tijd Klein Neerheide hebben bewoond. Zowel deze Wiltinks als deze Wassinks stammen af van het voorouderpaar Jan en Jenneke Wiltink dat rond 1680 op boerderij Wiltink in Halle woonde.
Maar ook zijn deze Wassinks verwant aan Dientje Ebbers, de vrouw die in 1895 op Klein Neerheide introk met de verwachting er de toekomstige boerin te worden.

Anno 2022: vier achterkleinkinderen van Derk Jan Wiltink en Aaltje Langwerden voor het gerestaureerde Klein Neerheide (foto: Albertine Wissink)


Meer over Berend Busser, de man van Aaltje Wiltink, lees je via de volgende link:
Over Berend Busser (1868-1937), de derde Busser op de Oosterenk in Empe

Eerdere versies van dit verhaal verschenen in
-          Kronyck, Doetinchem 2021-04
-          OTGB (Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek) 2022-02

Genealogische noot
Mijn afstamming van Klein Neerheide:
Derk Jan Wiltink    1864 x   Aaltje Langwerden
Aaltje Wiltink         1911 x   Berend Busser
Gerrie Busser       1939 x   Marinus Garritsen
Alice Garritsen

Geraadpleegde bronnen
Bevolkingsregister (circa 1830-1920)
Boekkooi, G. en Kisman, A.K., Boerderijen in de gemeente Doetinchem, Doetinchem 1988
Maas, L.H. en Schaars, A.H.G. red., Boerderijen- en Veldnamen in Stad en Ambt Doetinchem, Doetinchem 2012
Doop-, Trouw- en Begraafboeken
Hendriksen, J.W., Van geslacht tot geslacht, Zelhem 1999
Kadaster (1832-1971)
Memories van Successie
Overlevering
Protocol van opdrachten, kentenissen, etc., 1696-1805 (ORA Landdrostambt Zutphen, Tg 3021, inv. 669)
Verpondingskohier, 1649-1650 (Staten van het Kwartier van Zutphen, etc., Tg 0005, inv. 396)

Internetsites
Centrum voor Familiegeschiedenis: wiewaswie.nl en familieadvertenties
delpher.nl (database met o.a. oude Nederlandse kranten)
ecal.nu (Erfgoed Centrum Achterhoek en Liemers)
geldersarchief.nl
www.hummelo.nl/geschiedenis-hummelo/overige-gebouwen/523-bierbrouwerij-de-zwarte- kolk.htmlkasteleningelderland.nl/Kastelen/kruisberg.html
langsijsselberkel.nl/runsvoort.html
oudzelhem.nl / oudzelhem.eu
topotijdreis.nl
wiewaswie.nl

dinsdag 15 maart 2022

Hendrik te Winkel is er helemaal klaar mee (Hengelo (Gld), 1683)

Mijn voorvader Hendrik te Winkel is een van de getuigen in de kwestie Henricus Rumpius, de zaak die Hengelo (Gld) vanaf 1683 een aantal jaren uit de slaap houdt. Met eigen ogen heeft hij gezien hoe deze Hengelose predikant een vrouw lastig valt. Zijn getuigenis wordt hem echter niet in dank afgenomen.

Wat gebeurde er
Het is 17 september 1683. Samen met een aantal andere mannen heeft Hendrik die dag voor de dominee een voorraad turf uit het Gooise veen opgehaald. Zo zal Henricus Rumpius er in de winter warmpjes bij zitten. Het is een dag hard werken, maar ’s avonds worden de mannen op de pastorie aan de Ruurloseweg (die ter hoogte van de huisnummers 28-30 stond) daarvoor rijkelijk onthaald. Er is ruim eten voorhanden, en wijn, bier en brandewijn in overvloed. Ook hun vrouwen mogen aanschuiven. Tot laat in de nacht is het een vrolijke boel.
Het begint al licht te worden als Hendrik te Winkel zich er eindelijk toe kan zetten om naar huis te gaan. Voordat hij vertrekt, wil hij eerst de predikant nog bedanken voor de genoeglijke avond. Hij kan Rumpius echter niet vinden. Maar na een tijdje ziet hij hem: buiten in de struiken bij de waterput, samen met Anneken Klein Lenderink. De dominee heeft zijn armen om haar heen geslagen en kust haar. Hendrik hoort haar roepen: ‘U bent onze pastoor[i], onze leraar, u behoort zulke dingen niet te doen’. Maar dat is voor Rumpius geen reden om te stoppen. En Hendrik ziet daarna nog veel meer.
Later zal hij hierover door Justitie meerdere keren worden ondervraagd.

Waterput in het groen

De reacties op zijn getuigenis
Anneken ontkent alles: ‘Als ik schuldig zou zijn aan wat de boeren hebben verklaard, dan zal ik mijn leven lang geen kind ter wereld brengen.’ Pikant detail: later zal blijken dat Anneken op dat moment zwanger was, of … door de predikant zwanger is geraakt, want acht maanden na de feestelijke avond ziet haar eerste kind het levenslicht.
Ook Annekens familie roert zich. Haar man Arend zegt dat Hendrik te Winkel ‘een onbezonnen verklaring’ over zijn vrouw heeft afgelegd. Haar schoonmoeder Trijne die op boerderij Grote Holte woont (Holterkampsweg 1, buurtschap 't Gooi), begint wild om zich heen te roepen dat Hendrik een mensenmoordenaar en een eerdief is, en dat hij de duivel achterna zal gaan. Dat maakt Hendrik zo kwaad dat hij een advocaat in de arm neemt en wegens laster een rechtszaak tegen haar begint.
Ook Henricus Rumpius zelf zit niet stil. Hij bedient zich van de methode ‘de aanval is de beste verdediging’, en stookt Annekens moeder Hilleken Klein Lenderink en zusje Berentien op om een oude koe uit de sloot te halen. Het leek nooit van belang, maar nu opeens verklaren beide vrouwen dat Hendrik te Winkel vijf jaar eerder, in de herfst van 1678, stenen achterover heeft gedrukt. Destijds had hij een partij stenen van de eigenaar van zijn boerderij gekregen om daarmee een schoorsteenpijp op zijn huis te zetten. Na de klus waren er nog zo’n driehonderd over.
‘Die stenen heeft hij in zijn stal onder het stro verborgen’, zo verklaart Hilleken. ‘Daarna heeft hij ze verkocht, het honderd voor veertien stuiver, en ze ‘s nachts terwijl zijn knecht sliep, op de stortkar geladen, en weggebracht. Hendrik heeft ons destijds te verstaan gegeven er met niemand over te praten. Lang heb ik me daaraan gehouden, maar de huidige aanvallen op onze dominee gaan me zo aan het hart, dat ik nu toch met dit verhaal naar buiten kom.’
En niet in het minst natuurlijk: ook de eer van dochter Anneken is in het geding.

Hof van Gelre, Arnhem (Jan de Beijer (1703-1780))

Nog een rechtszaak
De stoom komt Hendrik te Winkel inmiddels uit de oren. Hij is er helemaal klaar mee. Na dat gescheld van Trijne op Grote Holte nu ook dit nog! Hij laat het er niet bij zitten en begint ook een rechtszaak tegen Hilleken en haar dochter Berentien.
‘Alsof ik stenen zou hebben ontvreemd’, roept Hendrik tijdens de zitting, ‘hoe durven ze zoiets te beweren over een eerlijk iemand als ik. Kunnen ze dat dan bewijzen?’
Als de vrouwen door de rechter worden ondervraagd, verklaren ze eerst dat ze beiden vasthouden aan hun eerdere getuigenis. Maar dan maakt Berentien een enigszins terugtrekkende beweging door eraan toe te voegen dat ze niet zeker weet of die stenen wel allemaal van de boerderij-eigenaar waren. ‘We zijn op verzoek van de pastoor goedwillig naar dat verhoor gekomen, en weten beiden eigenlijk niets ten nadele van Hendriks goede naam en faam te zeggen. We kennen hem niet anders dan als een eerlijk man.’
En zo kwam de aap uit de mouw.
De eigenaar van de boerderij zal later verklaren dat Hendrik de overgebleven stenen mocht houden. De uitkomst van beide rechtszaken kennen we niet.

Nabuurschap
Hendrik en Hilleken zijn buren. Hun boerderijen Klein Lenderink (nu Wevershuis geheten, Winkelsweg 3) en ‘t Winkel (Winkelsweg 1) liggen slechts zo’n 200 meter van elkaar. Zouden zij elkaar vanaf dat moment nog gegroet hebben? Elkaar geholpen hebben bij het oogsten of bij andere piekmomenten in een jaar, bij ziekte of overlijden, zoals het nabuurschap verlangt?
Voor Hendrik te Winkel is de zaak Rumpius nog niet voorbij. In 1687, vier jaar na het incident bij de pastorie, wordt hij nog een laatste keer door Justitie opgeroepen. Die keer moet hij helemaal naar Arnhem om er bij het Hof van Gelre zijn verklaring te herhalen. Het overspel van de predikant met Anneken wordt door dat Hof echter uiteindelijk niet in behandeling genomen. Dit wegens gebrek aan bewijs.

Hendriks achtergrond
Geboren in Ruurlo trouwt Hendrik, die dan nog Hendrik Teunissen genoemd wordt, in 1664 in Hengelo (Gld) met de weduwe Hendersken ter Stege. Ook zij is in Ruurlo geboren. Ze is blijven wonen op de boerderij die ze met haar overleden man Derk Wiemelink bestierde: Wiemelink, Hesselinkdijk 1 in de Hengelose buurtschap Noordink.
In die tijd kent men nog nauwelijks vaste familienamen. Vaak duidt men iemand aan met de naam van de boerderij waarop hij woont. Zo gaat Hendrik al snel nadat hij bij Hendersken ingetrokken is, door het leven als Hendrik Wiemelink. In 1676 zegt Hendrik de pacht van die boerderij op en verhuist met zijn gezin naar ‘t Winkel, Winkelsweg 1 in de buurtschap Dunsborg.
Daardoor heet hij niet lang daarna … Hendrik te Winkel.

De complete kwestie Rumpius staat beschreven in mijn boek Een beerput die geen dootpot werd 

Dit verhaal verscheen eerder in

-          De Olde Kaste, tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2021-04
-          OTGB (Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek) 2022-01

Mijn afstamming van Hendrik te Winkel
Hendrik Teunissen te Winkel / Wiemelink  1664 x Hendersken Jansen ter Stege
Jantjen Hendriksen te Winkel                    1688 x Stoffel Roelofsen Hellinger
Roelof Stoffel Bannink / Hellinger              1710 x Hendersken Bannink
Janna Bannink                                           1742 x Carel Bannink / Bettink
Mechtelt Bannink                                       1775 x Derk Langwerden
Hendrik Jan Langwerden                           1811 x Leida Evers
Aaltje Langwerden                                     1864 x Derk Jan Wiltink
Aaltje Wiltink                                              1911 x Berend Busser
Gerrie Busser                                             1939 x Marinus Garritsen
Alice Garritsen

[i] De benamingen ‘dominee’ en ‘pastoor’ worden in die tijd beide gebruikt. Het is immers nog niet lang na de Hervorming. Dominee (toen dominus) was de officiële benaming binnen de protestantse kerk. ‘Het volk’ hield uit gewoonte nog lang vast aan het eigenlijk rooms-katholieke ‘pastoor’.

Bron van beide illustraties
1.       Waterput in het groen (Laakdal, België, bron: www.mot.be./resource/WaterWell/watereinde-5-laakdal-belgium?lang=nl)
2.       Hof van Gelre, Arnhem (Jan de Beijer (1703-1780)), bron: www.museumarnhem.nl/collectie/1808/prinsenhof-te-arnhem/)