zaterdag 14 oktober 2017

Dienstweigeraars in Steenderen anno 1784


Ooit werd er om de zoveel jaar een lijst 'weerbare mannen' opgesteld, een soort reserveleger. Weerbaar wil zeggen strijdbaar, oftewel de juiste leeftijd hebben om in dienst te gaan. Voor zover ik heb gezien, komt het er in de praktijk vooral op neer dat deze mannen van tijd tot tijd worden opgeroepen om mee te helpen bij het onderhoud van de ‘gemene herenwegen’, oftewel de openbare wegen (heer of heir = leger). Die moeten steeds in goede staat verkeren, zodat het leger zich indien nodig vlot kan verplaatsen.
In 1784 was het in Steenderen weer zover. In een 'Resolutie der Heren Staten dezer provincie was bepaald dat op die lijst alle manspersonen onder het ambt Steenderen van 18 tot 50 jaar oud' vermeld moesten worden, 'benevens van minder of meerder jaren, alsmede van zodanige huisgezinnen, waarin zodanige personen niet gevonden worden. Voorts aantekening van de paarden.'

Rotten en rotmeesters
Ambt Steenderen is onderverdeeld in 15 ‘rotten’, dat wil zeggen groepen huisgezinnen. Elke rot heeft een rotmeester, de leider. Hij is degene die om de zo veel tijd de Lijst weerbare mannen van zijn rot moet vaststellen. Het Bevolkingsregister bestaat nog niet.
Zodra nodig roept de rotmeester zijn mannen op. Die worden geacht ter plaatse te verschijnen met eigen schop, paard en/of kar. Want uiteraard zijn er in die tijd alleen nog maar zandwegen.
Meehelpen is verplicht, al komt niet altijd iedereen opdraven. Op verzuim is dan ook een boete gesteld van twee daalder.
Jan Schepens is één van de rotmeesters die in 1784 in Steenderen langs de deuren moet om per huis te noteren hoeveel mannen, jongens en paarden er wonen. De reacties die hij daarbij van de bewoners krijgt, zijn niet altijd prettig. Zo bijt de vrouw van Willem Jansen in Baak hem toe: 'Ik wou dat gij in brand stond, zo gauw gij buiten het huis komt'. Maar vooral in de Luur en op Rha is de weerstand groot.

De Luur en Rha
In de Luur is rotmeester Gerrit Sloot[1] zodanig bedreigd, dat hij 'de optekening van de weerbare mannen in de Luur' weigert. Hij wil 'zijn botten niet in stukken geslagen hebben'. Een dag eerder zijn er mensen 'aan zijn huis geweest die hem daarvoor gewaarschuwd hebben'.
Ook rotmeester Jan Jansen[2] van Rha weigert. Tegen hem zijn de afgelopen zondag op de Kerkweg enkele bedreigingen geuit. De plaatselijke rechter, A.J. Aberson, heeft toen in deze twee ‘rotten’ de klus zelf maar geklaard.
Zo zie je maar: om mensen te bedreigen heb je de sociale media helemaal niet nodig.

Stukje uit de originele tekst op de Lijst weerbare mannen anno 1784: ‘dat hij zijn botten niet wilde in stukken geslagen hebben…’
Vanwaar dit verzet? Speelde de politiek een rol? Of het geloof? De drie genoemde rotmeesters zijn allen rooms-katholiek, en ook de hieronder genoemde familie Medse. En waarom vooral in de Luur en op Rha? Voor de betrokken rotmeesters zal het lastig geweest zijn. De weigeraars met wie ze te maken hebben, zijn hun eigen buren, mensen die men geregeld ziet en met wie men te maken heeft tijdens de gebruikelijke burenhulp.

De rechter
Ook eerder in dat jaar 1784 is rotmeester Jan Jansen van Rha verwikkeld in een kwestie. In mei krijgt hij van rechter Aberson de opdracht zijn rot op te roepen om de weg bij de Punderikse brug[3] te repareren. De groep mannen moet op 24 mei verschijnen, ’s morgens om 8 uur. Aberson heeft de betrokkenen van te voren goed geïnformeerd, daar kan het niet aan liggen, maar …. niemand komt.
Jan Jansen haalt de rechter erbij. Die ontdekt dat de betrokken mannen wel degelijk aan het werk zijn, maar … even verderop, op een andere plek: aan de weg achter de Bedelbrug[4] bij de Papekamp. Rechter Aberson stapt op hen af en vraagt wie daar opdracht toe heeft gegeven. Dat blijken twee 'markemeesters' te zijn van de Rhase marke[5].

De tegenwoordige uitwateringssluis met de naam Bedelbrug in de J.F. Oltmansstraat, sinds 2011 op de monumentenlijst van de gemeente Bronckhorst (bron: watererfgoed.wrij.nl)
Men heeft dus botweg het rechterlijke bevel genegeerd. Bij de Bedelbrug lopen de emoties hoog op. Jan Medse, zoon van wijlen Teunis Medse[6], een van de leden van het rot van Rha, neemt het woord en zegt op een 'zeer impertinente en brutale wijze' tegen de rechter: 'Dat raakt u niet, daar leidt u niet aan gelegen, gij hebt hier niets te zeggen.' 
Dit laat rechter Aberson niet op zich zitten. Hij schrijft meteen een brief aan de landdrost, de stadhouder én aan de advocaat-fiscaal (officier van Justitie), met daarin de namen van alle leden van de rot van Rha. Over het verdere verloop van deze zaak heb ik helaas niets kunnen vinden.

Voorouders
Naast een bron van wederwaardigheden in het Steenderen van toen, is de Lijst Weerbare mannen een hulpmiddel bij het onderzoek naar voorouders. Omstreeks 1784 wonen rond Steenderen zeven van mijn vooroudergezinnen. Alle zeven vind ik terug in deze lijst, althans de mannelijke leden, zoals bijvoorbeeld Jan Harenberg (1716-1799) met zijn zonen Hendrik (1760-1830) en Gerrit (1767-1830). Het gezin valt onder Rot Baak.[7]

Jan Harenborgh out 72 jaren, Henderik Harenborgh out 23 jaren, Garret Harenborgh out 16 jaren, en 2 pa(a)rden
Over geen van de weerbare mannen onder mijn Steenderense voorouders heb ik een wanklank kunnen vinden. Zij gehoorzaamden keurig aan het gezag.

Genealogische noot
Mijn afstamming van Jan Harenberg
Jan Berendsen Harenberg           1752 x Esselina Hendriks Enserink
Hendrik Harenberg                       1796 x Aaltjen Wentink
Berendina Harenberg                   1835 x Jan Frederik Langenberg
Everdina Johanna Langenberg    1864 x Marinus ten Broek
Aleida Berendina ten Broek         1906 x Harmen Garritsen
Marinus Garritsen                        1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen


Bronnen:
·         Plaatselijk Bestuur Steenderen, Toegangsnr. 3033, inventarisnr. 29, Lijst Weerbare mannen jaar 1784. Vindplaats: Doetinchem, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL)
·         Oud Rechtelijk Archief (ORA) Landdrostambt Zutphen (LAZ) Richterambt Steenderen (RS) Breukenprotocol, Toegang 3021, Inventarisnr. 788. Vindplaats: ECAL
·         Anton Metz, De Luur en de Emmer, OSGB 2013

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
·         De Zwerfsteen, periodieke uitgave van de Historische Vereniging Steenderen, 2017-1
·         OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek, 2017-3


[1]Gerrit Sloot woont op Bussersgoed, Eekstraat 7
[2] Jan Jansen woont op De Hof te Rha, Prinsenmaatweg 10. De bewoners anno 2014 zijn rechtstreekse afstammelingen van hem.
[3] De brug over de Kleine Beek in de J.F. Oltmansstraat
[4] De brug in deze zelfde straat over de Grote Beek
[5] Een marke is een collectief van grotere boeren die gezamenlijk het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke gronden reguleren. In 1834 is de marke van Rha verdeeld onder de eigenaren. Daarmee kwam er een eind aan het gezamenlijke bezit.
[6] Deze familie Medse, later Metz genaamd, woont op Rodenburg, Rhabergseweg 9, en wel van ca. 1600 tot ca. 2000.
[7] Deze tak van de familie Harenberg woonde op Harenberg, Schooldijk 6, Baak

woensdag 14 juni 2017

De losse handjes van de Heer van Holthuizen (Toldijk) (1786 en daarna)

Eind 18e eeuw is Huize Holthuizen in Toldijk eigendom van baron Gerrit (G.J.J.A.A.) van Dorth tot Holthuizen en Harreveld (1755-1810). De baron woont in Harreveld, maar verblijft geregeld op zijn Toldijkse bezit.
Vanwege zijn agressieve gedrag is hij in die omgeving niet erg geliefd. Meerdere keren is zelfs aangifte tegen hem gedaan. En aangifte doen tegen een Heer, dat deed je als ‘gewone man’ in die tijd niet zo snel.
Ook Gerrits zuster Judith en vader Jan van Dorth hebben hun sporen in de geschiedenis nagelaten.

Met de zweep
Het is 23 juni in het jaar 1786. Even voor zonsondergang loopt de 9-jarige Hendrik tijdens het hoeden van twee koeien op de Leemstraat in de richting van de Kruisbrink in Toldijk. De koeien zijn van boer Hendrik Jan Smeenk bij wie Hendrik inwoont als koeienhoeder. Kinderarbeid, zouden we tegenwoordig zeggen.
Op datzelfde moment toert baron Gerrit met zijn rijtuig wat door de omgeving. Samen met zijn zuster Judith, hun vader en een knecht.
Het jongetje en baron Gerrit treffen elkaar. De Heer van Holthuizen stapt uit het rijtuig, loopt naar Hendrik toe en … begint hem met een zweep te slaan. Zo maar, zonder aanleiding. De jongen houdt er meerdere striemen op zijn rug en blote benen aan over. ’s Avonds laat klaagt Hendrik nog steeds over ‘pijn en smerte’. Boer Smeenk heeft het allemaal vanuit de verte zien gebeuren. Een andere getuige zegt het slaan en geknap van de zweep en het gekerm en geroep van het jongetje gehoord te hebben.
Na het slaan klimt de Heer van Holthuizen weer op de wagen waarop zijn medepassagiers tijdens het voorval rustig zijn blijven zitten, en rijdt weg.
De vraag rijst waarom zijn vader en zuster niet ingrijpen.

Een tweede voorbeeld
Twee jaar later is er weer zo’n voorval. Ditmaal speelt het zich af ‘in de Kruisbrinksestraat aan het einde van de dijk van Jan Russersplaats, alwaar die van den Toldijk altoos gehoed hebben’.
‘Wat doet gij duivels hier’ roept baron Gerrit tegen de toevallig passerende Evert, ook een koeienhoedertje. De Heer probeert een stok uit de handen van een van de andere hoeders te pakken en grijpt de man daartoe bij zijn haren. ‘Tevens deze getuige aangrijpende in de pruik’, zo staat in het verslag van deze gebeurtenis.
De man reageert onderkoeld met te zeggen: ‘mijn Heer, het is nu tijd om los te laten’. Dat doet de Heer warempel en roept vervolgens naar een knecht in zijn rijtuig om hem zijn degen te brengen. Zodra de baron die in handen heeft, zegt hij tegen het jongetje: ‘gij duivels zult u verpakken’ en slaat het kind dan ‘zo lang over de rug, schouder en arm (…) dat de degen in stukken ging.’ Daarop raapt hij de brokstukken op en de hoed van het jongetje, en gaat ermee terug naar zijn koets. De rechterarm van het kind blijkt ‘dik en blond’ geslagen.

Breukenprotocol 11 juni 1788

De adel eind 18e eeuw
Naar de reden van Gerrits gedrag kunnen we slechts gissen. Wel is het voor hem en zijn mede-edellieden een zware tijd. In Frankrijk broeit de revolutie al, en ook in Nederland loopt de feodale tijd op zijn laatste benen. De adel verarmt en moet noodgedwongen veel boerderijen en land verkopen. Menig pachter verandert in die tijd in eigenaar.
Ook baron Gerrit van Dorth verkoopt vanaf 1790 diverse bezittingen. Zijn Huize Holthuizen is in 1798 aan de beurt. Dit nadat er inmiddels meerdere keren door diverse schuldeisers beslag (peinding) op is gelegd.
Maar hieraan is naast de tijdgeest ook zijn eigen levenswandel debet.

Over Holthuizen
De oorspronkelijke Havezate Holthuizen lag rechtsachter de huidige gelijknamige boerderij met als adres Toldijkseweg 39 te Steenderen. Deze havezate is in 1673 verwoest. Er rest slechts een ‘eilandje’ met grotendeels dichtgegooide grachten. Wat er in 1786 precies aan behuizing staat, is niet bekend. Wel dat het om een huis gaat met een bovenverdieping met meerdere kamers. Op de afbeelding zien we Toldijk vanuit de lucht. Onderaan de Kruisbrinkseweg, rechts de ZE-weg (Zutphen-Emmerikseweg). De blauwe stippellijn geeft de vroegere Russerdijk aan. Linksboven in de cirkel de plek waar ooit Havezate/Huize Holthuizen stond.

Toldijk vanuit de lucht. De stippellijn geeft de voormalige Russerdijk aan (Google Maps)

In het najaar van 1797 is Huize Holthuizen nog eigendom van baron Gerrit van Dorth. Maar zoals gezegd: hij resideert in Harreveld. Op het terrein woont wel zijn tuinman Hendrik Garritsen (geen familie van de auteur), samen met zijn vrouw Harmina Ensink en dochter Geertruida. Hendrik is meteen ook ‘waartsman’ oftewel huisbewaarder.

Verboden boeken
In november van dat jaar 1797 zijn er op Holthuizen heimelijk spullen afgeleverd en gestald, waaronder boeken die op ’t Velde in Warnsveld (de woonstee van baron Gerrits vader) ‘onder gerechtelijke bewaring’ waren gesteld. Waarschijnlijk gaat het om boeken die de Franse overheersers niet welgezind zijn (vanaf 1795 wordt Nederland door de Fransen bezet).
Een maand later wordt op Holthuizen door een onbekende een briefje zonder afzender afgeleverd ‘waarvan de hand niet bekend is’ (het handschrift is onbekend). Daarop staat dat de goederen ‘ten spoedigsten’ naar Harreveld gebracht moeten worden, waar baron Gerrit woont. Dat gebeurt op 25 november, ’s morgens vroeg. Tuinmansdochter Geertruida haalt de boeken naar beneden vanuit ‘een bovenkamer van Holthuizen, zijnde de eerste deur aan de linkerhand’. Dat doet ze met haar schort, want, zo staat er, ‘het zijn er wel twee à drie schorteldoeken vol’. Beneden in de voorkamer verpakt ze de boeken deels in een soort kist of turfbak zonder deksel, en deels in een mand.
De tuinman sommeert Esken Huetink de vracht naar Harreveld brengen. Esken is op dat moment ‘den bouwman tot Holthuizen’ oftewel pachter van boerderij en land die tot Holthuizen behoort. Hij móet deze klus wel klaren, want hij is ‘volgens pachtconditie verplicht de Heer van Dorth tot Holthuizen enige dagen met wagen en paarden te dienen.’ Esken neemt zijn knecht mee, Willem Gaikhorst, broer van zijn schoonmoeder en wonend onder Hummelo. Esken heeft de pech dat de weg naar Harreveld in die tijd ‘zeer kwaad was te gebruiken’, oftewel in zeer slechte conditie is.

Justitie neemt de zaak van de boeken hoog op. Alle betrokkenen worden in het voorjaar van 1798 uitgebreid gehoord. In zijn eerste verhoor weet de tuinman niet of nauwelijks dat er ook boeken tot de gebrachte goederen behoren. In het tweede vertelt hij meer. Waarom hij dat niet tijdens de eerste ondervraging heeft verteld? Hendrik Garritsen antwoordt op die vraag dat ‘hem zulks toen niet te binnen is gekomen’. Ook weet de tuinman niet wie opdracht heeft gegeven de spullen naar Harreveld te brengen, maar hij vermoedt dat het de Heer van Dorth is. ‘Maar de goederen die zich in het huis bevinden, staan toch onder uw toezicht en verantwoordelijkheid als waartsman?’ ‘Ja, zo lang dezelve aldaar zijn’, antwoordt Hendrik.

De nieuwe eigenaar van Holthuizen
Zoals gemeld, moet baron Van Dorth in 1798 ‘de gewezen havezate’ Holthuizen noodgedwongen verkopen. Koper is de eerdergenoemde Esken Huetink (1751-1832). Hij is geboren op boerderij de Vree (J.F. Oltmansstraat 17 te Steenderen). Zijn ouders zijn Otto Huetink en Johanna Arends, veermansdochter uit Bronkhorst. Dat paar is broer en zus van mijn voorouders Garrit Arends en Anna Maria Huetink.
Esken (een kleinzoon van mijn voorvader Esken Huetink, zie artikel Twee voorvaders met een different) is getrouwd met Harmina Weenk (1772-1816). Bij de dopen van hun kinderen die zijn geboren t/m begin 1798 staat als woonplek de buurtschap Covik genoteerd (daar viel zijn pachtboerderij kennelijk onder), het eerstvolgende kind wordt in mei 1799 geboren ‘op Holthuizen.’
Het gezin woont er samen in één huis met Goswinus Geurtsen (1741-1810) en zijn vrouw Janna Freriks Gaikhorst (1737-1804). Het is een bijzondere familiesituatie. Goswinus is een stiefbroer van Esken en Janna is de moeder van Eskens vrouw Harmina. Zo is Goswinus niet alleen Eskens stiefbroer, maar ook zijn stiefschoonvader. En Janna is zowel zijn stiefschoonzus als zijn stiefschoonmoeder.

Freule Judith van Dorth
Ten tijde van het incident in 1786, toen baron Gerrit het jongetje toetakelde, zat zoals gezegd zijn zuster, freule Judith van Dorth (1747-1799) ook in het rijtuig. Zij is actief betrokken bij de politieke strijd die aan het einde van de 18e eeuw woedt tussen de orangisten (aanhangers van de bestaande regeringsvorm in Nederland, i.c. de stadhouder) en de patriotten (hervormingsgezinden, gesteund door de Fransen).
Judith is een fervent orangist. Die zijn echter aan de verliezende hand sinds een Franse legermacht in de Achterhoek is neergestreken. Vanwege haar politieke actie heeft ze in 1798 al gevangen gezeten, maar is toen ‘uit haar detentie ontvlucht’.
In 1799 loopt het anders af. Een vooraanstaand patriot is onder verdachte omstandigheden gestorven in een herberg in Lichtenvoorde. Naar aanleiding daarvan verkondigt Judith: ‘Zo moet het gaan! Er moeten er meer kapot, dit is er nog maar één.’
En in Groenlo toont ze openlijk haar waardering voor de gewelddadige dood van een bekende patriot en bedreigt ze een voorstander van de Bataafse republiek. Daarop wordt ze van oproerstokerij beschuldigd, opgepakt en voor de militaire rechtbank te Arnhem geleid. De militáire rechtbank vanwege de staat van beleg die toen gold. De rechters vinden dat er een voorbeeld gesteld moet worden. Judith, die zo duidelijk partij heeft gekozen voor het oude bewind, is daarvoor de aangewezen persoon. Ze veroordelen haar tot de doodstraf.

Kort voor de executie schrijft ze een afscheidsbrief aan haar goede vriend C.C. Stumph, burgemeester van Aalten.
'Mijn waarde vriend, Ik bedank u zeer voor alle vriendelijkheid aan mij bewezen in dit leven. Ik schrijf deze om 4 uur, dus 7 uur voordat mij het door een kogel zal benomen worden. De reis van Groenlo enz. enz. is oorzaak van mijn dood. Ik vind in dezelve een verzoend God. Troost, mijn ongelukkige broeder die mij tot in de dood benauwd. Weest zo goed en zegt een eeuwig vaarwel aan alle mijn bekenden'.

Afscheidsbrief van Judith van Dorth

Op 22 november 1799 wordt het vonnis voltrokken op de joodse begraafplaats in Winterswijk door een vuurpeloton van zes man sterk. Het verhaal gaat dat ze zich, liggend in haar kist, nog eenmaal opricht. Door het daaropvolgende genadeschot vliegt haar jurk in brand. De soldaten moeten in hun steken water halen om het vuur te blussen.
Voor zover bekend is zij tot 1948 de enige vrouw in de Nederlandse geschiedenis die om politieke redenen is terechtgesteld (in dat laatste jaar is de ‘jodenjaagster’ Ans van Dijk geëxecuteerd).

De definitieve executie van Judith van Dorth in 1799 te Winterswijk, getekend door Reinier Vinkeles

Vader Jan van Dorth
De vader van Gerrit en Judith, Jan A.H.S. van Dorth, heer van ’t Velde en Holthuizen (1720-1798), werd naar verluidt door zijn pachters ‘de gevleesde duivel’ genoemd. Dit vanwege zijn afpersingen en knevelarijen. Als hobby scheen hij vanuit ’t Velde in Warnsveld op passanten te schieten. Een familie met moeilijke karakters dus. Vandaar waarschijnlijk dat de geslagen jongetjes van deze zijde geen hulp hebben gekregen.

De Kruisbrink
Waar precies liet baron Gerrit zijn handen wapperen? Bij het hierboven als eerste beschreven geval wordt de Leemstraat als ‘plaats-delict’ genoemd, ‘in de richting van de Kruisbrink’. Bij het tweede lezen we over ‘de Kruisbrinksestraat, aan het einde van de dijk van Jan Russersplaats, alwaar die van den Toldijk altoos gehoed hebben’.
Met de Kruisbrink wordt niet Boerderij De Kruisbrink bedoeld. Deze rond 1965 afgebroken voorloper van de huidige gelijknamige boerderijwinkel (Kruisbrinkseweg 7, Toldijk) staat er dan nog niet. Die wordt pas in 1869 gebouwd door mijn voormoeder Hendrica Teunissen (1805-1885), weduwe van Harmen Garritsen (1802-1857). Dit speciaal voor haar tweede zoon Peter Herman (1845-1928), de overgrootvader van de huidige bewoner, Dick Garritsen. Haar andere zoon, mijn voorvader Arend Gerhard (1840-1910), blijft op het oudershuis, de Grote Hietcole (Hoogstraat 10, Toldijk).

De Kruisbrink anno 1957, Kruisbrinkseweg 7, Toldijk (Collectie Nel Garritsen)

Boerderij De Kruisbrink is dus vernoemd naar het gebied. Het woord Brink staat voor een gemeenschappelijk gebruikt stuk grond. Zoals we uit het verhaal kunnen concluderen, lieten de bewoners van Toldijk daar hun koeien grazen, onder het wakend oog van koeienhoeders. Vanaf 1843 heeft mijn voorvader Harmen Garritsen daar in fasen stukken grond gekocht. Het gebied zal toen zijn functie als brink inmiddels verloren hebben.

Jan Russersplaats
Met ‘het einde van de dijk van Jan Russersplaats’ zal de Russerdijk bedoeld zijn. Die dijk vormde destijds de toegangsweg naar Holthuizen vanaf de Zutphen-Emmerikseweg (toen Toldijk of Tolstraat geheten). Het begin ervan lag zo’n 15 meter ten noorden van de huidige Russerweg. In de beukenhaag aldaar staan tegenwoordig twee betonnen palen die de exacte plek markeren.


De Russerdijk met Gerrit Groot Roessink, ca. 1965 (collectie Bertus Rietberg)

De boerderij ‘Jan Russersplaats’ lag ten noorden van de Russerdijk langs de huidige ZE-weg. Deze werd ook wel de Grote Russer genoemd. De bewoners ervan zijn in die periode mijn voorouders Jan Russer (1750-1815) en Johanna Revelman (1754-1823).
De naam Russer komt tot op de dag van vandaag in Toldijk voor: de Russerweg, een huis ‘De Russer’ en de veldnaam ‘op de Russer’. Toch woont er niemand meer met Russer als achternaam.

Met dank aan Bertus Rietberg

Genealogische noot
Mijn afstaming van Jan Russer
Jan Russer                             1779 x  Johanna Jansen Revelman
Elsken Russer                        1810 x  Steven Pennekamp
Johanna Pennekamp             1842 x  Teunis Garritsen Hartman
Tonia Johanna Hartman         1868 x  Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                   1906 x  Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                   1939 x  Gerrie Busser
Alice Garritsen

Bronnen
·         P.A.M. van den Berg, Gezinsreconstructies Steenderen 1678-1811
·         Doop-, Trouw- en Begraafboeken
·         Jan Harenberg, De Havezathe Holthuysen bij Steenderen, De Zwerfsteen 1996-1
·         Jan Kuijk, … stierf de oranje freule voor het vuurpeleton, Dagblad Trouw, 11-02-2002
·         Oud Rechtelijk Archief (ORA) Landdrostambt Zutphen (LAZ) Richterambt Steenderen (RS) Breukenprotocol, Toegang 3021, Inventarisnummer 788, data 24-06-1786 en 11-06-1788
·         ORA LAZ RS Interrogatoria, informatiën en kondschappen, 3021/785, data 05-03-1798, 08 en 26-03-1798, 12-04-1798
·         ORA LAZ RS Tafel Toldijk, Protocol van opdrachten, kentenissen, pandschappen, alsmede renteverschrijvingen, 3021/668
·         www.historici.nl
En Gelders Archief: www.stukvanhetjaar.nl/nl/geldersarchief

Dit artikel verscheen eerder in:
·                     De Zwerfsteen, periodieke uitgave van de Historische Vereniging Steenderen, 2016-4
·                     OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek, 2017-2