dinsdag 25 augustus 2020

#MeToo in een zeventiende-eeuws Gelders dorp (Hengelo Gld) (1682-1688)

Dit artikel (met andere illustraties) verscheen eerder in Gen., magazine voor familiegeschiedenis, jaargang 26, nr. 2, juni 2020, een uitgave van het CBG. Het is gebaseerd op mijn boek Een beerput die geen doofpot werd [Het Boekenschap 2019, 272 pagina's]. 

#MeToo in een zeventiende-eeuws Gelders dorp

Dominee Henricus Rumpius kon zijn handen niet thuishouden en werd er in 1682 door zijn dienstmeid van beschuldigd dat hij haar zwanger had gemaakt. Voor zover bekend gaat het hier om het oudste geval van seksueel wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager waarbij Justitie tot vervolging overging. De zaak kende alleen maar verliezers. Auteur: Alice Garritsen

De kerk van Hengelo (Gld)

Op 21 oktober 1682 liep dienstmeid Geertruij  Teunissen van het dorp Hengelo in de Gelderse Achterhoek naar Zutphen. Een afstand van vijftien kilometer. Dit om aan de ‘inspectoren’ van de classis Zutphen te vertellen dat dominee Henricus Rumpius, haar werkgever, haar zwanger had gemaakt. Deze classis was een van de regionale organen van de toenmalige Nederduitse Gereformeerde Kerk, de verre voorloper van de tegenwoordige Protestantse Kerk in Nederland, en inspectoren waren predikanten die speciaal belast waren met de controle op het functioneren van hun collega’s.

Zij boden Geertruij een luisterend oor en pakten de zaak zonder dralen op. Wilden ze een slachtoffer van seksueel misbruik niet in de kou laten staan? Wie weet, maar waarschijnlijk deed die overweging er nog niet toe. Het motief was eerder dat de eer, goede naam en faam van een ambtgenoot in het geding waren. Bij dat eerbegrip speelden in de vroegmoderne tijd met name seksuele gedragingen een belangrijke rol, omdat vooral die als eerbepalend werden gezien. Fatsoenlijke burgers – en zeker predikanten – behoorden ervoor te zorgen dat ze niet
onder verdenking kwamen te staan van ontuchtige activiteiten. Reden genoeg dus om op onderzoek uit te gaan naar de handel en wandel van hun collega. Ook al was dat een hele stap.
Nog geen twee maanden later was Geertruij getrouwd met Harmen Rensink en hadden de heren al een berg werk verzet, zoals blijkt uit de ondervraging op 19 december door de eerste inspector, de Zutphense dominee Vlak.

Vlak: ‘Wat is er waar van de rondzingende geruchten?’
Rumpius: ‘Die beschuldigingen zijn vals. Zoals dat mijn meid zou moeten kramen en dat ik naar Deventer zou zijn geweest om haar daar iets tegen te geven.’
Vlak: ‘Is het waar dat u Harmen Rensink aan Geertruij Teunissen hebt gekoppeld, en zeer sterk hebt aangestuurd op een huwelijk tussen die twee?’
Rumpius: ‘Nee, niet waar. Het is allemaal vals en gelogen.’
Vlak: ‘Maar er zijn getuigen die dat verklaard hebben.’
Rumpius: ‘Die getuigenissen zijn vals en meinedig.’
Vlak: ‘Waarom hebt u Geertruij bij u in huis gehouden en zelfs verstopt toen haar familie haar vrijdagnacht de 28e november kwam ophalen?’
Rumpius: ‘Ze wilde zelf blijven, ik heb haar niet opgesloten of verborgen.’
Vlak: ‘En u hebt die zondagavond haar familie uitgenodigd om een akkoord te sluiten.’
Rumpius: ‘Allemaal vals.’
Vlak: ‘Stel, de getuigenissen zijn inderdaad vals, hoe denkt u de wereld daarvan te overtuigen? Er zijn wel vier of vijf getuigen die er een verklaring over hebben afgelegd.’

Toen, zo staat in de stukken ‘stelde de predikant zich aan als een razend mens’. Dominee Vlak kreeg niet de kans zich nader te verklaren. Rumpius gromde iets als ‘dorsten naar onschuldig bloed’, en dat Vlak partijdig was, waarop hij woedend het huis uitliep.

December 1682
Niet veel later, op 23 december, schorste de classis dominee Rumpius van het bedienen van het Heilig Avondmaal. Hij voelde zich daardoor zo in zijn wiek geschoten dat hij nog net voor het kerstreces naar de plaatselijke wereldlijke rechter stapte en een zaak tegen zijn dienstmeid begon - de aanval is per slot van rekening de beste verdediging. Hij klaagde haar aan wegens laster. Dat had hij beter niet kunnen doen, want daardoor kwam de bal pas echt aan het rollen. Er werden getuigen gehoord en er ging een beerput open: in totaal bleek hij negen vrouwen te hebben lastiggevallen.
#MeToo avant la lettre, of beter #MeToen
Door veel gedraal en getraineer door betrokkenen volgde de uitspraak pas ruim drie jaar na de aanklacht: in juli 1686. Geertruij werd daarin schuldig bevonden en veroordeeld. Die veroordeling hield in dat ze moest verklaren dat de predikant haar niet bezwangerd had en ook niet had ‘uitgetrouwd’, dat ze alle beschuldigingen had gelogen, dat ze hem niet anders kende dan als een eerlijk man, en daarom ook zou bidden om vergiffenis. Ook kreeg ze een boete van vijftig goudguldens ‘ten profijte van de diaconie’. Geertruij reageerde verontwaardigd op deze uitspraak en ging prompt in hoger beroep bij het Hof van Gelre. Ook zij had dat beter niet kunnen doen.

Oktober 1684
Jacob Hasebroek, de Zutphense advocaat die Geertruij pro deo bijstond, had daarnaast nog een andere functie: die van advocaat-fiscaal van het Landdrostambt Zutphen, een functie die vergelijkbaar is met die van officier van justitie. In die hoedanigheid klaagde hij Rumpius op 14 oktober 1684 aan vanwege overspel – toen nog strafbaar. Weliswaar niet van overspel met Geertruij, maar met Anneke Lenderink. Met haar verpoosde de voorganger zich tijdens een feestje in het groen bij de waterput.
Daarmee was de predikant nu in twee rechtszaken verwikkeld. Bijzonder is hier de dubbele pet van Hasebroek. Hij was zowel advocaat van de ene partij als aanklager van de andere.
Naast de kwestie van het seksuele wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager speelde in deze zaak nóg een actueel onderwerp. De predikant beklaagde zich er meermaals over dat advocaat Hasebroek Geertruij gratis bijstond. Dit terwijl hijzelf zijn raadsman het volle pond moest betalen. Maar daar had Hasebroek wel een weerwoord op: ‘Het kan toch niet zo zijn dat zij doordat ze arm is, geen mogelijkheid heeft zich tegen een machtige tegenstander te verdedigen?’

April 1685
De classis Zutphen volgde in de tussentijd haar eigen pad. Op basis van dezelfde getuigenissen als die de rechtsgeleerden bestudeerd hadden, nam zij een heel ander besluit. Dit niet voordat zij de predikant ruim de kans had gegeven zich tegen de aantijgingen te verdedigen. Rumpius bleef ontkennen, echter zonder dit met bewijzen te staven. Na de schorsing van het Heilig Avondmaal had men hem inmiddels ook tijdelijk van al zijn andere werkzaamheden ontheven. De beschuldigingen aan zijn adres waren zo fors dat de classis in april 1685 geen andere uitweg zag dan hem te ontslaan.
Tegen dit ontslag ging Rumpius bij de Gelderse Synode in hoger beroep. Maar voor het zover was, stelde hij de classis voor dat hij zijn appèl zou intrekken als de classis hem een nieuwe standplaats zou geven. Helaas voor hem lieten de betrokken predikanten zich niet chanteren.

Augustus 1686
De Synode van Gelre ging in 1685 wel overstag, althans gedeeltelijk. De provinciale kerkvergadering draaide het ontslag terug, maar hield zijn schorsing in stand. Tijdens de volgende Synode – augustus 1686 – probeerde Rumpius ook die schorsing van tafel te krijgen. Daartoe diende hij een rekest in waarin hij ‘ootmoedelijk’ verzocht zijn schorsing op te heffen en hem weer ‘in zijn vorige dienst te herstellen’. Ook zou hij graag het traktement over de voorbije periode uitgekeerd willen zien. Hij had immers ‘getriomfeerd’ in zijn zaak tegen Geertruij, want zij was een maand eerder veroordeeld.
De gezamenlijke predikanten van de Synode gingen er eens goed voor zitten. Alle stukken werden erbij gepakt en voorgelezen. Alle ‘debatten en contradebatten van wederzijdse partijen’ werden aangehoord. Na ‘rijpe deliberatie’ van alles wat overwogen moest worden, concludeerde de vergadering uiteindelijk, ‘in de vreze des Heren’, dat de classis ‘geen genoegzame reden [had] gehad’ om Rumpius te schorsen, laat staan om hem te ontslaan. ‘Om gewichtige redenen’ besloot de Gelderse Synode daarom hem in zijn ‘predikdienst’ te herstellen.
Dit alles echter wel op voorwaarde dat ook het vonnis in het hoger beroep van Geertruij bij het Hof van Gelre gunstig voor hem zou uitpakken, evenals het vonnis in de strafzaak. Mocht Rumpius door het Hof schuldig worden bevonden, dan zou alsnog ‘deportatie’ volgen, dat wil zeggen: ontslag.
Zijn terugkeer in Hengelo zou op een correcte manier geregeld worden, zo besloot men. Dominee Van Galen – ‘oor en mond’ van Rumpius – kreeg als gedeputeerde van de Synode de opdracht deze herinstallatie te regelen.

September 1686
Op zondag 12 september 1686 zou Rumpius weer gewoon op de kansel staan. Daar was een deel van de Hengelose bevolking het niet mee eens. Ze waren zelfs zo geschokt door de aankondiging dat enkelen van hen zich de dag ervoor meldden bij landdrost Walraven van Heeckeren, de hoogste ambtenaar van het Landdrostambt Zutphen: ‘We hebben gehoord dat dominee Rumpius als predikant in ons dorp zal terugkeren, maar dat willen we absoluut niet. Wat een onstichtelijke beslissing! We voelen ons er danig door gekwetst in ons godsdienstige gevoel. In het dorp rest nog slechts een ruïne van wat destijds een voortvarende kerkgemeente was, slechts een ruïne van Gods kerk. Wij willen u daarom waarschuwen dat men op middelen zint om de terugkomst van deze pastoor tegen te houden.’
De landdrost ondernam meteen actie. Naderhand bracht hij hiervan middels een brief verslag uit aan het Hof van Gelre. Hij schreef dat hij de boodschap serieus had genomen en hoe hij de zaak had aangepakt: ‘In naam van de landvorstelijke hoogheid [heb ik] dominee Henricus Rumpius gelast het predikambt in Hengelo niet te gaan uitoefenen. Verder heb ik de plaatselijke rechter gelast om in geval men de installatie toch zou doorzetten, deze op alle mogelijke manieren te beletten.’ Dat hoefde hij deze rechter geen twee keer te zeggen.

Juli 1687
Het was inmiddels een jaar geleden dat Geertruij in appèl ging tegen het vonnis in de door Rumpius aangespannen zaak. Op 16 juli 1687 volgde de uitspraak van het Hof van Gelre in dit hoger beroep, gelijk met die in de strafzaak tegen de predikant.
Maar een maand eerder was Geertruij gearresteerd en opgesloten in de Sint Johanspoort in Arnhem. Uit de getuigenissen was het Hof gebleken dat ze meerdere keren vruchtafdrijvende middelen had ingenomen. Weliswaar was ze daartoe min of meer gedwongen, maar dat maakte niet uit. ‘Zoiets valt in een land van justitie niet te tolereren en moet nader onderzocht worden.’ Van het belasteren van de predikant werd ze echter vrijgesproken. Wat dat betreft had ze haar appèl gewonnen.
De rechtsgeleerden die de uitspraak in de eerste zaak hadden gedaan, kregen van het Hof een standje: ‘Tijdens het lezen van de stukken zijn wij gestuit op iets wat haar wél te verwijten valt: het slikken van poculum abortivum. Toen hebben wij maar gedaan wat de lagere rechters hebben nagelaten: we hebben inmiddels haar vervolging in gang gezet.’ En daarmee was een vierde proces in deze affaire begonnen.
In de door justitie tegen Rumpius aangespannen strafzaak oordeelde het Hof dat deze wegens gebrek aan genoegzaam bewijs niet-ontvankelijk was. Hij zou dus niet verder vervolgd worden. Misschien was dit omdat Rumpius deze daad steeds was blijven ontkennen. In de vroegmoderne tijd speelde de bekentenis immers een grote rol. Als je niet bekende, werd je al gauw vrijgesproken of kreeg je alleen een lichte straf. Maar ook de sociale positie van een verdachte woog mee. Zelden werden bijvoorbeeld chirurgijns of predikanten vervolgd. Gebeurde dat wel, dan had zo iemand het wel heel bont gemaakt. Tegenwoordig noemen we dat klassenjustitie.

Augustus 1687
Toch was Rumpius er niet gerust op dat dit goed ging aflopen. Her en der probeerde hij in ieder geval nog snel enkele positieve verklaringen over zijn gedrag bijeen te sprokkelen. Maar tijdens de Synode van augustus 1687 straalde hij een en al zelfvertrouwen uit: ‘Inmiddels is het hoger beroep van Geertruij in mijn voordeel beslist. Zozeer zelfs dat zij nu gevangen zit in de Sint Johanspoort, te water en te brood. Bovendien is de strafzaak tegen mij wegens gebrek aan bewijs niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee heb ik voldaan aan de voorwaarde die door de vorige Synode aan mijn herstel is verbonden. Mijn herbenoeming is daarmee onvoorwaardelijk geworden. Ik kan dus definitief weer als predikant worden geïnstalleerd.’
De Synode reageerde echter als volgt: ‘Dit vonnis bevestigt de uitspraak van de plaatselijke rechtbank niet. Integendeel, het bezwaart de predikant juist in velen. Het Hof heeft immers geoordeeld dat er voor zijn aanklacht wegens laster onvoldoende bewijs was? De processtukken waarover wij beschikken bewíjzen juist de hem ten laste gelegde fouten. Dit alles in de vreze des Heren overwogen hebbende, hebben wij dan ook met meerderheid van stemmen geoordeeld dat Rumpius geen predikant in Hengelo kan blijven.’ Rumpius had te vroeg gejuicht. 
In april 1688 deed hij nog een laatste poging om zijn ontslag teruggedraaid te krijgen: hij diende daartoe een verzoek in bij de Gelderse Landdag, het allerhoogste orgaan binnen het Hertogdom Gelre. Hij vroeg of de maatregel die de vorige zomer door de Gelderse Synode was genomen, bij de aanstaande Synode zou kunnen worden herzien. Dat verzoek werd afgeslagen. En daarmee was deze beerput definitief geen doofpot geworden.
In totaal zijn er bij de wereldlijke rechter in deze kwestie dus vier processen gevoerd, waaronder twee strafzaken. Voor zover bekend ging het hier om het oudste geval van seksueel wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager waarbij justitie is gaan vervolgen.

Naamlijst met alle Hengelose predikanten. Achter de naam van Henricus Rumpius staat 'ontzet'. Nu is bekend waarom. Boven hem staat de naam van zijn vader (mijn voorvader) en voorganger: een gerespecteerd man.

Roggemeel, spek en eieren
Dominee Henricus Rumpius is een zoon van een voorvader aan mijn vaderskant. Minstens negen vrouwen viel hij lastig. Een van hen was Aaltje Bannink-Hillebrants, een voormoeder aan moederskant. Ze was een jaar of 32 toen de 19-jarige Rumpius op een avond in 1674 bij haar op de deur klopte. Zodra Aaltje open had gedaan, haalde hij een doek tevoorschijn met daarin roggemeel, twee rijmen spek en enige eieren. Hij vroeg haar dit aan te pakken en met hem mee te gaan naar een leegstaand huis in de buurt. Daar wilde hij met haar ‘zijn wille doen’. Haar man zou er niets van merken, zo garandeerde hij. Het moet voor Aaltje verleidelijk zijn geweest hierop in te gaan, want ze had het niet breed en er waren drie kindermonden te voeden. Maar ze was sterk. Henricus droop af. Later probeerde hij het nog enkele keren. De laatste keer viel hij haar zelfs om de hals, kuste haar en beloofde een schepel boekweit te brengen. Opnieuw weigerde ze. Ik ben trots op hoe ze zich staande hield in een situatie die we tegenwoordig als #MeToo zouden betitelen.

Bronnen
Voor de reconstructie van deze zaak is gebruikt gemaakt van zowel kerkelijke als gerechtelijke archiefstukken die zich bevinden in respectievelijk Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) in Doetinchem, Erfgoedcentrum Zutphen en het Gelders Archief in Arnhem. In totaal zijn ruim 7000 pagina’s aan documenten doorgelezen.

De gevangenis waarin Geertruij enkele maanden opgesloten zat

Genealogische noten van de auteur bij enkele personen in dit boek
(deze overzichten stonden niet in het tijdschrift Gen)

Mijn afstamming van de familie Rumpius
Heinrich Rump                           ca. 1535 x  Elisabeth Wüllen
Dietrich / Theodorus Rump             1568 x  Talle Berteling
Theodorus / Dietrich Rumpius   ca. 1609 x  Eva Helena Emmel
Theodorus / Dietrich Rumpius         1647 x  Sara Romers
Eva Helena Rumpius                       1677 x  Johannes Willems Eggink (Henricus R. is een broer van Eva)
Henricus Jansen Eggink            ca. 1716 x  Megtelt Gielink
Antonius Hendriks Eggink               1749 x  Dersken Garritsen Regelink
Evert Antons Eggink                        1779 x Berendjen Siebelink
Teuntjen Everts Eggink                    1814 x Evert Jan Garritsen Hartman
Teunis Garritsen Hartman                1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman                   1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                            1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                            1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Mijn afstamming van Aaltje Bannink
Aaltje (Bannink-) Hillebrants            1665 x Jan Bannink
Hendersken Bannink                       1710 x Roelof Bannink / Hellinger
Janna Bannink                                 1742 x Carel Bannink / Bettink
Mechtelt Bannink                             1775 x Derk Langwerden
Hendrik Jan Langwerden                 1811 x Leida Evers
Aaltje Langwerden                           1864 x Derk Jan Wiltink
Aaltje Wiltink                                    1911 x Berend Busser
Gerrie Busser                                   1939 x Marinus Garritsen
Alice Garritsen

Mijn afstamming van Peter Jansen Pennekamp
Peter Jansen Pennekamp
Jan Pennekamp                                1689 x Trijntien Jebbink
Peter Pennekamp                             1727 x Aaltien Willems
Jan Pennekamp                                1773 x Hendrika Klein Lenderink
Steven Pennekamp                          1810 x Elsken Russer
Johanna Pennekamp                        1842 x Teunis Garritsen Hartman
Tonia Johanna Hartman                    1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                             1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                             1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Mijn afstamming van Hendrik te Winkel
Hendrik Teunissen te Winkel / Wiemelink  1664 x Hendersken Jansen ter Stege
Jantjen Hendriksen te Winkel                    1688 x Stoffel Roelofsen Hellinger
Roelof Stoffel Bannink / Hellinger              1710 x Hendersken Bannink
Janna Bannink                                           1742 x Carel Bannink / Bettink
Mechtelt Bannink                                       1775 x Derk Langwerden
Hendrik Jan Langwerden                           1811 x Leida Evers
Aaltje Langwerden                                     1864 x Derk Jan Wiltink
Aaltje Wiltink                                              1911 x Berend Busser
Gerrie Busser                                             1939 x Marinus Garritsen
Alice Garritsen