zondag 7 augustus 2016

Boerderij de Grote Hietcole in Toldijk

De (Grote) Hietcole is van oudsher de naam die hoort bij het adres Hoogstraat 10 te Toldijk. Al in 1684 wordt de boerderij in een akte genoemd: katerstede de Hietcole. De aanduiding ‘katerstede’ wil zeggen dat het om een kleine boerderij gaat. Ze kent een bewogen bewonersgeschiedenis.

De Grote Hietcole 1860-1973 (foto van een schilderij, eigendom van Hans Offenberg)
Lubbert Jansen, een moeilijk heerschap
Genoemde akte uit 1684 heeft betrekking op het overlijden van de toenmalige bewoner/pachter, Joost Jansen. Zijn vrouw, Elsken Berends, en hun twee zonen Jan en Berend Joosten blijven achter. Elsken treurt niet lang: al drie maanden later komt er een nieuwe man in huis, Lubbert Jansen uit Vorden. We zullen Lubbert leren kennen als een moeilijk heerschap.

De Hietcole is dan eigendom van Frans Cuijper van Holthuijsen, burgemeester van Deventer. Althans tot 1698, want dan koopt bovengenoemde Lubbert de boerderij. Vanaf dan verschijnt deze in de boeken ook onder de naam Lubbert Jansenstede.

Het gaat Lubbert Jansen goed, want in 1715 zit hij zo in de slappe was dat hij ook de Spittaeler Hofstede (huidig adres: Hoogstraat 4) koopt. Nu wil het geval dat de eerdergenoemde (stief)zoon Berend Joosten sinds 1712 de pachter is van die Hofstede. Pachten van je stiefvader, het zou een bron van problemen kunnen zijn, en dat is het dan ook in dit geval.

Een conflict met stiefzoon Berend Joosten
Het bedoelde conflict tussen Berend Joosten en zijn (stief)ouders zal uiteindelijk gevolgen hebben voor de pacht van de Grote Hietcole. Dat zit zo.

Berend heeft bij de eerdere eigenaar van de Spittaeler Hofstee nog een pachtschuld open staan. Of hij zijn stiefvader Lubbert Jansen, de nieuwe eigenaar, netjes betaalt, weten we niet. Wel dat Lubbert het nodig vindt om drie jaar na aankoop van de Spittaeler Hofstee zijn stiefzoon Berend de pacht op te zeggen. Berend zal de Spittaeler Hofstee per Petri 1719 moeten verlaten (Petri = Sint Peter oftewel 22 februari, de gebruikelijke datum voor pachtwissel).

Berend is daar niet blij mee en slaat dan ook hard terug. Kennelijk zit er nog oudzeer wat betreft de verdeling van de nalatenschap van zijn eigen vader Joost Jansen. Heeft Berend wel gekregen waar hij recht op heeft? Hij denkt van niet en eist daarom via het gerecht een ‘authentieke kopie’ van de beschrijving van die nalatenschap die destijds na dat overlijden in 1684 opgemaakt zou moeten zijn. Stiefvader Lubbert moet deze akte in zijn bezit hebben, maar kennelijk weigert deze dat document aan zijn stiefzoon te overhandigen of … het bestaat helemaal niet. Als de plaatselijke schout Berends verzoek aan Lubbert overhandigt, antwoordt deze: ‘‘t is wel, ik meen het wel richtig te maken’.

Maar dat gaat niet lukken. De akte lijkt er inderdaad niet te zijn, want enige maanden later beschuldigt Berend zijn moeder Elsken Berends er van destijds met Lubbert hertrouwd te zijn zonder een en ander goed te regelen. Iets wat ‘ingevolge het landrecht dezer graafschap’ verplicht is. De familieverhoudingen lijken niet optimaal, daar aan de Hoogstraat nummer 10.

De Spittaeler Hofstee
Slechts enkele dagen voor de datum waarop hij de Spittaeler Hofstee zou moeten verlaten, doet Berend Joosten een tweede zet. Hij betoogt voor het gerecht dat stiefvader Lubbert Jansen destijds bij de koop de geldende pachtovereenkomst heeft overgenomen. Daarin staat dat Berend er nog tot ten minste 1721 mag blijven wonen. Hij hoeft dus niet te vertrekken.

Daar zit Lubbert mooi mee, want inmiddels had hij de Spittaeler Hofstee per Petri 1719 al aan ene Jan van Grol verpacht, en wel voor een periode van 12 jaar. Wat nu te doen? Lubbert weet het goed gemaakt: hij biedt Jan van Grol in plaats hiervan zijn eigen boerderij, de Hietcole, aan, ‘met alle landerijen daaronder gehorende’. Lubbert moet op dat moment al zeker 60 jaar oud zijn, dus hij wilde het misschien toch al wat rustiger aan gaan doen.
En zo zijn we weer terug bij de Hietcole. Twee jaar later blijkt, dat genoemde Jan van Grol zijn pacht niet aan Lubbert betaalt. Hij heeft daar meerdere redenen voor. Zo laat Lubbert Jansen zijn koeien (Lubbert boert dus toch nog) al van het begin af aan in een door Jan gepacht weiland grazen. Ook maakt Lubbert ‘misbruik’ van een kamer. Kennelijk wonen Lubbert en Elsken op de Hietcole in een kamer die onderdeel uitmaakt van het door Jan gehuurde. Dan heeft Lubbert ook nog de rogge van door Jan gepachte grond laten maaien en zich toegeëigend.
Om te voorkomen dat Lubbert ook nog zijn boekweit inpikt, schakelt Jan de rechtbank in. Hij heeft bij deze zaak de hulp van maar liefst twee advocaten ingeroepen. De spanning binnen de muren van de Hietcole zal (weer) hoog opgelopen zijn.

De tweede stiefzoon, Jan Joosten
Jan van Grol heeft de strijd kennelijk toch opgegeven, want in 1723 blijkt Lubbert Jansens andere stiefzoon, Jan Joosten, inmiddels de pachter van de Hietcole te zijn. Ook híj moet nu pacht betalen aan zijn stiefvader.
Bij testament is bepaald dat Jan ‘Katerstede de Hietcole’ na de dood van zijn moeder zal erven. Maar ook dat ‘zo door krijg of brand – ’t welk God verhoede – het huis kwam te verongelukken, zo zal Lubbert Jansen niet gehouden wezen ’t zelve wederom te laten optimmeren’. Mocht de Hietcole door oorlog of brand verwoest worden, dan is Lubbert niet verplicht de boerderij te herbouwen.

Vier jaar later, in 1727, erft Jan Joosten inderdaad de Hietcole. Hij is getrouwd met Gerritje Breukink uit Steenderen. Ze krijgen een dochter en een zoon, Aaltje en Joost Jansen. Jan zal niet lang van zijn eigendom hebben kunnen genieten, want in 1734 blijkt hij al te zijn overleden. Zijn dan ruim 45 jaar oude weduwe Gerritje hertrouwt in dat jaar met de nog piepjonge Egbert Derks Weideman uit Wichmond.
Ruim 20 jaar later blijkt ook Gerritje Breukink overleden. Haar kinderen Aaltje en Joost Jansen bezitten nu elk een kwart, stiefvader Egbert de helft van de Hietcole. Ook nu is er weer een conflict. In juli 1748 zegt Aaltje Jansen haar stiefvader Egbert de pacht op van haar deel. Hij zal de boerderij tegen Petri 1749 moeten verlaten, zo eist ze. Stiefvader lijkt te moeten wijken voor Aaltje zelf. Toevallig trouwt ze in ditzelfde jaar, en wel met Derk Nijkamp. Alweer zal het niet echt gezellig geweest zijn in de Hietcole.

Egbert Weideman en zijn stiefkinderen Joost en Aaltje
Egbert blijkt toch te mogen blijven. Het blijft echter rommelen. Een paar jaar later wordt Egbert weer de pacht opgezegd, nu door zijn stiefzoon Joost Jansen. Hij dient de Hietcole te verlaten voor Petri 1753. Egbert antwoordt de schout die hem het bericht heeft meegedeeld: ‘Het is goed, ik zal van de boerderij afgaan, maar op mijn portie dat ik daar aan heb, blijven wonen.’ In juni 1753 geeft Egbert zich dan toch gewonnen. Hij verkoopt zijn deel van de ‘Lubbert Jansenstede of de Hietcole’ aan zijn stiefkinderen Joost en Aaltje Jansen.

Via enkele omwegen wordt de boerderij in 1787 voor ¾ geërfd door Johanna Geertruid Jansen, nazaat van Joost Jansen, en haar man Hendrik Resink, smid te Zutphen. Derk Nijkamp, sinds 1765 weduwnaar van Aaltje Jansen, later van Anna Geertruid Joosten, verkoopt in 1791 zijn deel aan Jan Russer, ook een voorvader van mij. Die laatste bezit ook de Grolsplaats, Hoogstraat 2.
In 1832 bezitten de Resinks de gehele Hietcole. Die familie verkoopt de boerderij uiteindelijk in 1844 aan de pachter Harmen Garritsen. Daarmee is de Hietcole 146 jaar lang, van 1698 tot 1844, in dezelfde familie gebleven. Als bewoner is de familie echter al in 1784 vertrokken.

Berend Klein Lenderink
Vanaf dat jaar 1784 wordt de Hietcole verpacht aan Berend Klein Lenderink en Christina Jansen. De boerderij wordt vanaf dat moment ook wel Lenderinkstede genoemd.
Berend is in 1744 geboren in Hengelo, maar heeft daarna in Nijmegen gewoond. Misschien als soldaat, want Nijmegen was een garnizoensstad. Christina komt uit Steenderen, maar woonde voor haar trouwen een tijdje in Rotterdam. Mogelijk als dienstmeid. 
Bij hun huwelijk in 1780 heeft Christina al een kind, Hendrica. Dit meisje zit tijdens de huwelijkssluiting naast haar moeder, zo staat in het trouwboek vermeld. Het is een ‘onecht’ kind, oftewel buitenechtelijk, want buiten een huwelijk verwekt. 
Maar er zijn aanwijzingen dat Berend wel degelijk de vader is. In 1773 en 1776 wordt door Christina meerdere keren beslag gelegd op zijn bezittingen om zo geld van hem te verkrijgen voor de kraamkosten en voor het onderhoud van het kind. Dit doet ze op basis van een uitspraak van het Hof van Gelre (volgens ener Hoves sententie). De rechter is er dus aan te pas gekomen.
Bijzonder daarom dat dit paar enkele jaren later met elkaar trouwt. 
Christina Jansen sterft al in juni 1785. Ze laat drie kleine kinderen achter. 
Berend hertrouwt vier maanden later alweer, 41 jaar oud, met de 25-jarige Vordense Janna Luunk. Dit nieuwe paar zal samen maar liefst nog 9 kinderen krijgen.

Ook aan deze Berend gaan de conflicten binnen de familie van de eigenaren niet voorbij. Zo wordt hem in 1786 de pacht opgezegd ingaande Peter 1787. Dit door eerdergenoemde Aaltje Jansen, die voor een kwart eigenaar blijkt te zijn. Berend moet ‘inruimen zo naar landrechten behoort’. Maar het gaat uiteindelijk (weer) niet door. Berend zal op de Hietcole blijven wonen totdat hij in 1813 sterft. 


De volgende pachter
Berends zoon Arend Klein Lenderink wordt de volgende pachter. Naast boer blijkt hij ook karreman. Dat is iemand die kar en paarden verhuurt. In 1829 trouwt hij als 38-jarige met de 23-jarige Hendrica Teunissen. Hendrica is opgegroeid op de Kleine Bremerstede (huidig adres: ZE-weg 36, Toldijk).
Arends broer Jan woont bij hen in. Die is er echter niet aldoor, want hij is schutter in het leger. Zo is hij in 1832 als zodanig ‘gecantoniseerd in het kamp bij Oirschot onder de derde Compagnie van het tweede bataljon der tweede afdeling Mobile Gelderse Schutterij’. Jan maakt kennelijk deel uit van het leger tijdens en na de Belgische revolutie (1830): de succesvolle opstand van de zuidelijke Nederlanden tegen de Nederlandse overheersing onder koning Willem l, waarna België onafhankelijk wordt. H. Addink schrijft hierover: ‘Op 15 november 1830 zijn tussen de 60 en 70 schutters van hier (= Steenderen) vertrokken wegens het oproer en afvallen der Belgen en hebben met meer andere schutters tot in het voorjaar 1831 in Zutphen gelegen, en zijn toen naar Noord-Brabant vertrokken. Zij zijn 30 augustus 1834 voor het grootste gedeelte met onbepaald verlof teruggekomen, ruim 60 personen, die op de 15e september feestelijk zijn onthaald op brood, boter, kaas en bier.’ (Aantekeningen van oudheden (...), OTGB 1989, p. 29)

Hendrica hertrouwt
Negen jaar later al, in 1838, sterft Arend Klein Lenderink, nog geen 47 jaar oud. Zijn huwelijk is kinderloos gebleven. Een klein jaar later hertrouwt Hendrica met Harmen Garritsen. Hij komt van boerderij Steenweert in Bronkhorst (gesloopt in 1886, huidig adres: Bovenstraat 18-20). Het paar krijgt vier kinderen.

Volgens het bevolkingsregister woont er vanaf 1840 een tweede gezin op de Hietcole: Veearts Johan Hendrik August Baumhove uit het Duitse Pruisen, zijn Zutphense vrouw Anna Cornelia Dammers en hun twee kinderen. Vijf jaar later vertrekt dat gezin naar ’s Heerenberg. Misschien huren ze een deel van de boerderij. Het zal de kas mogelijk aardig gespekt hebben, want … zoals eerder genoemd, in 1844 kopen Harmen en Hendrica de Hietcole van de Resinks. Ook kopen ze grond aan de Kruisbrinkseweg.

In 1857 sterft Harmen, 51 jaar oud. De vier kinderen zijn op dat moment tussen de 17 en 12 jaar oud. Weduwe Hendrica gaat moedig alleen verder. Zo moedig, dat ze in 1860 zelfs aan het bouwen slaat. Het Kadaster spreekt van ‘bijbouw’. Zeer waarschijnlijk is de boerderij toen uitgebreid en ontstond de vorm die we hierboven op de foto kunnen zien. Die lijkt immers niet op een katerstede, maar meer op de Gróte Hietcole zoals later de naam zal luiden. De boerderij telt naast een woonkeuken en een 'grote' kamer, vier slaapkamers beneden en twee boven. Die laatste twee zijn via een trap op de deel te bereiken en in gebruik voor de knechts. Rond 1973 is deze boerderij afgebroken.

Opvolger Arend Garritsen
Harmens zoon Arend Gerhard Garritsen blijft op de boerderij en trouwt in 1868 met Tonia Johanna Hartman. Zij is opgegroeid op boerderij Rougoor (Holtslagweg 4, Baak). Een jaar later wordt hun enig kind geboren, zoon Harmen. Arends broer Peter Herman trouwt in 1869. Moeder Hendrica heeft voor hem boerderij De Kruisbrink gebouwd (Kruisbrinkseweg 7, Toldijk) op de eerder gekochte grond. Zelf verlaat ze dan de Grote Hietcole en gaat bij deze Peter Herman inwonen. Op De Kruisbrink wonen anno 2016 nog steeds nazaten van Harmen Garritsen en Hendrica Teunissen, hoewel ook hier de boerderij inmiddels vervangen is door nieuwbouw. Het is nu een boerderijwinkel, www.dekruisbrink.nl, uitgebaat door mijn achterachterneef Dick Garritsen.

Mijn grootvader Harmen Garritsen 1869-1909

Rond 1870 nemen Arend en Tonia een ‘commensaal’ (kostganger) in huis, kleermaker Jan Vels. Er is nu toch ruimte genoeg. Jan is 64 jaar oud en geboren in Zelhem. Hij zal minimaal 10 jaar blijven. In 1876 komt er nog iemand bij: de uit Doesburg afkomstige onderwijzer Carel Wilhelm Gerhard Pieter van Oeveren. Carel blijft anderhalf jaar.
Beide ‘inwoners’ zullen in pension zijn geweest. In de Grote Hietcole is geen aparte woonruimte met een eigen ingang. Er is slechts de voordeur en de achteringang via de deel.

De enige zoon trouwt
In 1906 trouwt Arends enige zoon Harmen Garritsen op 36-jarige leeftijd met Aleida Berendina ten Broek. Ze komt uit Empe (Voorst) en is ook 36. Zij trekt in op de Grote Hietcole. Harmens ouders blijven echter eigenaar van de boerderij en bijbehorende grond. Dat is vreemd. Meestal neemt de zoon de boerderij in zo'n geval over en bedingen de ouders in te mogen blijven wonen. Misschien doordat Harmen problemen had met zijn gezondheid? Op een gegeven moment is hij in ieder geval ziek. Zijn moeder Tonia heeft erg met hem te doen. Tegen de dokter zegt ze op een gegeven moment: 'Dokter, laat het kosten wat het wil, als mijn Harm maar weer beter wordt'. Het mocht niet baten. Harmen overlijdt in de zomer van 1909, slechts 39 jaar oud, zijn beide zoons van slechts 2,5 en 1,5 achterlatend. 
Na Harmens dood ligt er een openstaande rekening van dokter J.J. van Lonkhuyzen, de plaatselijke huisarts. Hij declareert 75 gulden voor behandeling en geneesmiddelen. En eentje van de arts Van der Hoeven uit Zutphen: 20 gulden. We vinden ook een rekening van de werkvrouw: 'een halve dag gewerkt, 35 cent'.



De weduwe vertrekt
Na Harmens overlijden ziet Aleida ten Broek geen toekomst voor haar en haar kinderen in Toldijk. Ook hier is weer sprake van een 'bewogen geschiedenis'. In een aan haar gerichte brief van de Steenderense notaris Beker schrijft hij onder meer 'Na alles wat er voorgevallen is, zijn uw schoonouders niet bereid ...'. Ze gaat met haar kinderen terug naar haar oudershuis in Empe en hertrouwt 1,5 jaar later (in 1911) in Voorst.
Overgrootvader Arend Gerhard Garritsen overlijdt in juli 1910, 70 jaar oud. Al een maand na zijn overlijden wordt er een erfhuis gehouden, waar de ‘levende have, enz.’ oftewel het vee en de landbouwgereedschappen worden verkocht. Op 10 oktober volgt de verkoop van de Grote Hietcole zelf, incl. 11,5 ha. grond; deze wordt bij toewijzing verkocht aan de familie Offenberg. Echter met de voorwaarde dat weduwe Tonia Hartman in de 'grote' kamer mag blijven wonen tot 22 februari 1911.

Ook worden hun drie zitplaatsen in de Hervormde kerk van Steenderen verkocht.

De affiche in A2-formaat die in en rond Steenderen te zien al zijn geweest. gedrukt door Stoomdrukfirma J.H.A. Wansleven te Zutphen (bron: Archief notaris Beker te Steenderen, vindplaats ECAL te Doetinchem)

Graafschap-Bode 1910 (via delpher.nl)
Graafschap-Bode 1910 (via delpher.nl)

Een droevig levenseinde
Overgrootmoeder Tonia Hartman behoudt echter een deel van de tuin en boomgaard. Daar laat ze voor zichzelf een huisje bouwen, dat Hoogstraat 8 als adres krijgt. Later zal achter dit huisje de slagerij van Aalderink worden gebouwd. Het is inmiddels afgebroken.
Tonia zal er zo'n zes weken gewoond hebben, want ze overlijdt al in april 1911, negen maanden na Arend, 63 jaar oud. De Offenbergs hebben op dat moment de Grote Hietcole nog niet eens betrokken.

Sinds haar mans overlijden woont Tonia alleen, inmiddels in een onwennig nieuw huisje. Ze mist er de reuring van een boerderij. Haar zoon, haar enig kind, is twee jaar daarvoor gestorven, de twee kleinkinderen wonen niet meer in de buurt. Het is de vraag of Tonia hen ooit nog gezien heeft, want de onderlinge verhoudingen waren nogal verstoord. En haar zuster en broers heeft ze ook al overleefd, ze is nog als enige over. Zou ze daarom als troost wel eens een borrel hebben genomen? De postbode vindt haar op een zondag dood in de gang. De Graafschap-bode schrijft hierover: ‘Naar het schijnt is de sterke drank, waarvan deze vrouw veel gebruik maakte, niet vreemd aan dit plotseling overlijden’.

Graafschap-Bode 13-04-1911 (via delpher.nl)

Op 15 mei 1911, drie dagen na hun huwelijk, wordt Hendrikus Wilhelmus Offenberg (42 jaar oud) met zijn kersverse vrouw Maria Geertruida Schooltink (33) in het bevolkingsregister ingeschreven op de Hoogstraat 10. Hendrikus komt van boerderij Bekenplaats, Beekstraat 5, Toldijk. Maria uit Steenderen.

Begin jaren zeventig van de vorige eeuw bouwen hun zoon en kleinzoon de huidige woning. De Grote Hietcole wordt afgebroken. Hans Offenberg (geboren in 1948) zet het bedrijf van zijn ouders en grootouders voort. Anno 2020 woont hij er nog.


De familie Offenberg zittend voor De Grote Hietcole (1860-1973) (collectie Hans Offenberg, datum onbekend)

Met dank aan Bertus Rietberg

Over de achtergrond van Harmen Garritsen (1802-1857) die in 1839 op De Grote Hietcole introuwt, kun je lezen in het volgende verhaal
En over door Arend Garritsen (1840-1910) en Tonia Hartman (1847-1911) nagelaten rekeningen in

Genealogische noot
Mijn afstamming van boerderij De Grote Hietcole:
Hendrica Teunissen          1829 x (1) Arend Klein Lenderink
                                          1839 x (2) Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen  1868 x  Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen             1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen             1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
  • De Zwerfsteen, periodieke uitgave van de Historische Vereniging Steenderen, 2015-2 
  • OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek, 2016-1

Geen opmerkingen: