zondag 7 augustus 2016

Toverij in de Toverstraat in Baak (1773)

Toverij. Zou mijn voorvader Evert Jan Garritsen Hartman (1752-1825) er in geloofd hebben? Maria Wantink (geb. 1728) van boerderij de Vrendenborg (Beukenlaan 20, Baak) in ieder geval wel. En met haar destijds meer bewoners in het Baakse Broek. Zij staan bekend om hun bijgeloof. De vele toverij- en spookverhalen die zich hier hebben afgespeeld, hebben Baak een bijzondere straatnaam opgeleverd, de Toverstraat.

Betoverde koeien
Als Evert Jan 21 jaar is, krijgt ook hij met deze toverij te maken. Hij is er getuige van dat Maria Wantink beweert dat haar koeien door ene Waander Scheunink betoverd zijn en er daardoor geen boter meer van hun melk te karnen valt. Dit verklaart Evert Jan in juni 1773 tijdens een getuigenverhoor bij het gerecht.
Het botert al langere tijd niet tussen de families Vrendenborg en Scheunink. In dit geval wordt Waander Scheunink er door de Vrendenborgs, zoals gezegd, van beschuldigd hun koeien betoverd te hebben. En van het een komt het ander.

Een handgemeen in de herberg
Zo is er op 30 april 1773 een handgemeen ‘ten huize van de schout aan 't Schaar’, oftewel in herberg 't Schaar in Vierakker, die gerund wordt door de plaatselijke schout. De betrokkenen dienen de dag erna bij het gerecht meteen een klacht tegen elkaar in.

Die betrokkenen zijn enerzijds Jan Vrendenborg junior (de zoon van eerdergenoemde Maria Wantink) en Harmen, de knecht van Jans vader. En anderzijds Waander Scheunink. Deze woont schuin achter de Vrendenborg, op boerderij Scheunink, ook wel Klein Vrendenborg genoemd (nu Pastorale), Toverstraat 7, Baak.


Jan Vrendenborg jr. beschrijft het gebeurde als volgt.
Als hij en de knecht, ‘het gelag betaald hebbende’, uit 't Schaar willen vertrekken, stoot Waander Jan Vrendenborg jr. zonder aanleiding, ‘zonder de een noch de ander verongelijkt of misdaan te hebben’, tot tweemaal toe met een jeneverglas in het gezicht. Vervolgens snijdt Waander hem met een mes in het gezicht, in de linker schouder, de ‘halskraag en rok’. De knecht probeert Jan te ontzetten, maar wordt daarbij door Waander in de neus gesneden. Daarop grijpt de knecht de hand van Waander waarin het mes zich bevindt en houdt deze vast.
Uiteindelijk zijn anderen te hulp geschoten en hebben de mannen gescheiden. Omdat men meent te weten dat Waander binnenkort naar elders zal gaan verhuizen, en ze daarom bang zijn dat hij weleens met de noorderzon zou kunnen vertrekken, hebben ze hem maar gelijk vastgehouden (‘arresteren’). De rechter verklaart de verwondingen gezien te hebben, ‘gelijk mij zulks is vertoond en gebleken´.

De andere kant van het verhaal
Op zijn beurt vertelt Waander het gerecht zijn kant van het verhaal.
Terwijl hij Jan Vrendenborg jr. een glas jenever aanbiedt, grijpt deze hem. Waander verweert zich. Daarop pakt Jan jr. een stok om Waander te slaan. Die neemt daarop het mes. Dan komt de knecht van Vrendenborg er bij en grijpt Waander in het gezicht. Ene ook aanwezige Henrik Stevens In het Broek tilt vervolgens de stok op om Waander te slaan. Deze wordt inmiddels vastgehouden door enkele aanwezigen, maar ziet kans om te vluchten.
Waander voegt nog aan zijn klacht toe: ´dat deze onenigheid en slagerije zoude ontstaan zijn´ doordat de oude Jan Vrendenborg in de voorafgaande jaren tegen de bewoners van het Spittaal (Broekstraat 2, Baak) heeft gezegd dat Waander ´zijn beesten heeft betoverd´.

Een betrokken rechter
We lezen niet welke van beide lezingen door rechter Aberson het meest waarschijnlijk wordt geacht, wel blijkt dat hij zich de zaak aantrekt. In het verslag, bedoeld voor de landdrost en de advocaat-fiscaal (officier van justitie), voegt hij de volgende informatie toe:
´NB Hierbij wil ik noteren hoe noodzakelijk het is, dat omtrent deze klacht van toveren speciale reflectie genomen wordt, want degenen die in Baak Scheunink genoemd worden, staan allen onloochenbaar voor tovenaars te boek, met dit effect, dat de Scheuninks of die daarvan afstammen, slechts onder elkaar kunnen trouwen. Voor anderen geldt het als ongehoord en onvergeeflijk´ om met iemand uit deze familie te trouwen.

De door rechter Aberson toegevoegde notitie bij zijn verslag aan de landdrost
Kennelijk is deze stemmingmakerij dus al langer aan de gang. Ook met Pinksteren (eind mei) herhaalt Maria haar beschuldiging aan het adres van Waander, tijdens een bezoek aan de bewoners van het Spittaal.

Klacht tegen Maria Wantink
Waander is er inmiddels helemaal klaar mee. Op 14 juni 1773 dient hij een klacht in tegen Maria Wantink over het feit dat zij hem ´voor een tovenaar´ heeft uitgescholden en er aan heeft toegevoegd, ´dat hij haar beesten betoverd had´. Hij eist dat zij veroordeeld zal worden tot het intrekken van deze beschuldiging.

Twee dagen later al wordt een hele rij getuigen opgeroepen. Hun verklaring komt er op neer dat Jan Vrendenborg en Maria Wantink op de zondag na Hemelvaart op bezoek zijn geweest bij de familie Schut op het Spittaal. Maria heeft daar gezegd dat Waander Scheunink op Hemelvaartsdag in hun koeweide is geweest. Sindsdien zijn de koeien betoverd, zodat ze geen boter meer kan karnen van hun melk. Dat betoveren kan alleen maar gedaan zijn door Waander.
Maria heeft Harmen Schut daarop uitgenodigd mee te gaan naar de Vrendenborg om de melk te zien koken. Na veel aandringen is hij gegaan. Maria heeft toen een potje melk boven het vuur gehangen. Toen de melk kookte, heeft ze met berkentakjes op de melk geslagen, zodat de melk in het vuur spatte. Zo wilde zij, naar eigen zeggen, de tovenaar dwingen naar de Vrendenborg te komen om de koeien te onttoveren. Bij het slaan met de berkentakjes op de melk, zei ze: ´Brand, duivel brand´.

Spoort Maria wel helemaal?
Tegenwoordig zou je zeggen dat Maria niet helemaal spoort of ze niet allemaal op een rijtje heeft. Maar toen iemand haar man, Jan Vrendenborg senior, vroeg of ook hij meende dat Waander kon toveren, zei deze: ´wis en waarachtig´. Jans knecht Harmen houdt zich op de vlakte. Hij zegt er niet bij geweest te zijn of het niet meer zo goed te weten.

Op 19 juni zijn er opnieuw getuigenverhoren. Dit keer is ‘Evert, de olieslagerszoon in den Toldijk’ oftewel de eerder genoemde Evert Jan Garritsen Hartman, ‘oud 21 jaar’, één van hen. Hij verklaart dat hij ‘vrouw Vrendenborg’ heeft horen zeggen dat Waander Scheunink hun melkbeesten heeft betoverd. Daardoor kan ze geen boter meer karnen van de melk van deze koeien.

Een maand later, op 13 juli stapt Waander wederom naar het gerecht. Weer vinden er getuigenverhoren plaats.
Het volgende jaar, op 2 maart 1774, machtigt Waander enkele rechtsgeleerden om naar de zaak te kijken. Deze heeft dus nogal wat voeten in de aarde gehad.
Kennelijk heeft Waander het proces verloren, want in 1776 gaat hij in appèl bij het Hove Provinciaal van Gelderland. Uiteindelijk moet Waander de proceskosten betalen. Dan zal zijn eis ook hier niet toegewezen zijn.

Het is pijnlijk wat de familie Scheunink is aangedaan. Dit mogelijk al generaties lang, gezien de opmerking van rechter Aberson over de moeite die leden van deze familie hebben om een huwelijkspartner te vinden.
Vreemd ook dat deze laster niet bestraft is. Of geloofden de rechters soms stiekem zelf in toverij?

Niet klakkeloos
Gelukkig waren er destijds ook kritische mensen. Niet iedereen nam verhalen over toverij en spoken klakkeloos aan. Graag neem ik in dit verband het volgende verhaal van pater Koekkoek over.
Op zeker moment gaat het gerucht dat het spookt op een boerderij in de Bakermark. Hoe goed men de koeien ´s avonds ook vastmaakt, de volgende morgen staan ze steeds weer los. ´Mijnheer August´ van Huize Baak en nog iemand besluiten de zaak eens te onderzoeken. Onopgemerkt sluipen ze de deel binnen en stellen zich er verdekt op. Na enige tijd gaat de deur naar het voorhuis open en zien ze iemand naar de koeien sluipen. De twee mannen gaan er op af. Wat blijkt?
Het is de vrouw des huizes. Zij maakt de koeien steeds los. En waarom? Om de een of andere reden denkt ze dat de eigenaar van de boerderij haar familie de pacht op wil zeggen. En als het er nu maar flink spookt, kan die eigenaar misschien geen nieuwe pachters vinden. 

Deze zaak is beschreven met behulp van gevonden originele stukken en met wat pater Jan Koekkoek c.s.sp. erover schreef in zijn boek De Heerlijkheid Baak, Doetinchem 2002, vanaf p. 284.

Meer over Evert Jan Garritsen Hartman kun je lezen in het volgende verhaal

De Toldijkse familie Hartman


Genealogische noot
Mijn afstamming van Evert Jan Garritsen Hartman:
Evert Jan Garritsen Hartman 1814 x Teuntje Eggink
Teunis Garritsen Hartman      1842 x Johanna Pennekamp
Tonia Johanna Hartman         1868 x Arend Gerhard Garritsen
Harmen Garritsen                  1906 x Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen                  1939 x Gerrie Busser
Alice Garritsen

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in: OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2014-3

Geen opmerkingen: