Eind 1686 trouwt in Ellecom mijn voorvader ‘Jan Anderson, jongeman uit Schotland’. Een prikkelend gegeven dat ertoe uitnodigt onze tanden in het leven van deze man te zetten.
Nieuwsgierig naar zijn afkomst doken we in de Schotse
doopregisters. Daarin zochten we een John Anderson geboren tussen pakweg 1640
en 1669. We vonden er 111. Dat hij zoveel naamgenoten heeft, is niet vreemd. De familienaam Anderson is vergelijkbaar met onze Jansen. Er zijn er heel veel van.
Gelukkig kenden wij in ons land een behulpzame
traditie waarbij de grootouders vernoemd worden. De oudste kinderen van Jan en
Judith heten Aalt, Christina, Willem en Willemina. Van hen zijn Aalt en
Willemina gemakkelijk thuis te brengen: Judiths ouders heten Aalt en Willemken.
Blijven over Christina en Willem. Tien van de gevonden
Johns hebben een vader William, één daarvan daarbij een moeder met de naam
Christen (Christen Symmson). Bingo! Bijkomende aanwijzing: Christina is in die
tijd in Nederland geen gangbare voornaam.
Klopt dit, dan is Jan op 6 augustus 1665 gedoopt als John
Anderson in Duffus (council Moray), in het hoge noorden van Schotland. Maar of
dit ook werkelijk de juiste Jan is?
![]() |
1. Duffus ligt in het noorden van Schotland
Judith Aalts (ca. 1662-1743)
Jan trouwt met de Ellecomse Judith
Aalts. Haar ouders, Aalt Jansen en Willemken Hendriks, pachten van de Heer
van Middachten een eenvoudige boerderij met één haardstede. Een naamloze hoeve,
maar na Aalts dood zal deze zo’n 45 jaar lang als Aalt Jansen
Bouwstede door het leven gaan.
In het vreselijke oorlogsjaar 1672 (het volk was
redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos) is kasteel Middachten grotendeels
verwoest. Aalt en Willemken zullen dat bewust hebben meegemaakt. En ook dochter
Judith, op dat moment zo’n 10 jaar oud.
Haar broer Hendrik bestiert er een aanzienlijke herberg,
gepacht van diezelfde heer. Later zal Judiths dochter Marije Anderson deze gedurende enkele
jaren voortzetten.
Ook Judiths zus Jantje baat samen met haar man Jochum
Claessen een plaatselijke herberg uit. In 1678 is deze herberg eigendom van stadhouder
Willem III.
![]() |
2. Ellecom anno 1743
Waar ze wonen
Jan en Judith wonen na hun huwelijk in ieder geval tot na oktober 1689 in Ellecom. Hun oudste drie kinderen moeten er gedoopt
zijn, maar helaas vertoont het doopboek een hiaat. Tussen 1693 en 1697 worden
er drie kinderen in Apeldoorn gedoopt. Hun jongste in 1702 weer
in Ellecom.
Waarom woont het gezin enkele jaren in Apeldoorn? En
waarvan betalen ze de drie (delen van) boerderijen die ze opeens in 1695 vanuit
die plaats in Ellecom kopen, zoals we hierna zullen zien?
Jan is dan 30 jaar oud (of 45), Judith ongeveer 33. Ze hebben
op dat moment vijf kleine kinderen.
Jans bezittingen in Ellecom
Per 1695 bezit Jan een naamloze boerderij, ‘een klein
huisken’ en delen van Sluiterskamp en Reijersgoed. In 1705 is hij inmiddels ook
volledig eigenaar van die laatste twee boerderijen.
Sluiterskamp
Deze boerderij stond ooit dicht bij de plek van het
huidige Multifunctioneel Centrum Nieuw Bergstein, Binnenweg 40-A. Het perceel
liep van die Binnenweg tot aan de Buitensingel. Dat is te zien op de Caarte van
Dieren uit 1723. Deze kaart toont de toenmalige eigendommen van de Nassause
Domeinen (het Huis van Oranje) en omliggende kavels. Jans naam staat verticaal
langs de rand van perceel 29 geschreven.
Sluiterskamp telt in 1678 vier haardsteden. Het moet dus een aanzienlijk(e) huis/boerderij zijn geweest. Jan kocht het van de familie Kersten.
![]() |
3. Huize Bergstein op de plek waar eerder Sluiterskamp lag. Uiterst rechts de kerk van Ellecom. Datering van de tekening 1800-1945
Zeer waarschijnlijk betrekt het gezin na terugkeer uit
Apeldoorn dit huis, want nergens worden pachters genoemd.
Na het overlijden van Jan en Judith wordt Sluiterskamp in
1746 door dochter Marije geërfd, inclusief een graf achter de kerk op het
Ellecomse kerkhof. Dit onder de voorwaarde dat zij alle daarop rustende
(hypotheek)schulden afbetaalt. Misschien daarom verkoopt ze dit mogelijke blok
aan haar been in 1749 alweer. De nieuwe eigenaar breekt het pand af en bouwt er
het bekende Huize Bergstein (in 1945 gesloopt). Dat huis wordt wel gezien als
‘geboortegrond’ van Ellecom als dorp van buitenplaatsen.
Reijersgoed of Jacob Reijersstede
De plek van deze boerderij valt lastiger te bepalen. Mogelijk
stond ze ergens tegenover het voormalige café Het Witte Huus, Binnenweg 3. Ze lijkt
een maatje kleiner dan Sluiterskamp. De bijbehorende landerijen liggen grotendeels
tussen de huidige Ruitersbeek en Middachterbeek. Op genoemde kaart staat Jans
naam ook daar languit geschreven, evenwijdig aan de koninklijke eigendommen.
Als Jan in 1695 een deel van Reijersgoed koopt, blijkt
koning-stadhouder Willem III tijnsplichtig voor 2/3e deel ervan
(tijns is een soort belasting). Dit vloeit voort uit een overeenkomst tussen
Willems vader en eerdere eigenaren over de aankoop van tot Reijersgoed
behorende landerijen. Willem II kocht destijds nogal wat grond teneinde zijn
wildbaan te kunnen realiseren: een groot omheind terrein waar hij naar
hartenlust kan jagen als hij in zijn jachtslot Hof te Dieren verblijft.
Deze koninklijke tijnsplicht aangaande Reijersgoed
bestaat in de periode 1723-1732 nog steeds.
4.‘G d’Orange’ (G = Guillaume: Willem van Oranje), handtekening van Willem II uit juli 1650 (vier maanden voor zijn dood) onder bovengenoemde akte betreffende Reijersgoed.
De geschiedenis van
de boerderij hebben we tot circa 1500 kunnen reconstrueren. De naam is dan Huijgensgoed, later Schaapsgoed. Steeds verandert de naam met de eigenaar
mee. Die van eigenaar Jacob Reijers blijft echter nog tot ver na zijn dood in
gebruik.
Als de kinderen van
Henrick Huijgen de boerderij in 1525 verkopen, bedingen ze dat hun moeder op
een stukje van het land een ‘huisken’ mag laten bouwen waar ze tot haar dood
kan blijven wonen. Daarna zullen ze het afbreken.
Dat laatste lijkt niet gebeurd te zijn, want als Jan
Anderson in 1705 een hypotheek afsluit, is er nog steeds sprake van ‘een klein
huisken’ op het land.
Reijersgoed is doorlopend verpacht geweest, totdat Jan de
boerderij in 1719 aan de toenmalige pachter verkoopt.
De naamloze boerderij
In hetzelfde jaar 1695 duikt Jans naam op bij een niet nader aangeduid
‘huis en hof’ onder Middachten. Hij heeft het gekocht van de erfgenamen van ene
Frans Hendriks. De boerderij zien we alleen in 1731 terug, als onderdeel van
Jans nalatenschap.
Jans loopbaan
Over Jans werkzame leven tasten we lang in het duister.
Na terugkeer uit Apeldoorn betrekt hij zeer waarschijnlijk zoals gezegd het
aanzienlijke Sluiterskamp. Gezien de grootte ervan zal hij geen boer zijn
geweest, indien wel, dan op zijn minst een herenboer. Iemand die zijn eigen
handen niet vuil maakt.
Zijn handtekening lijkt op die van iemand die geregeld
schrijft. Ook Judith kan schrijven, al is dat nogal houterig. Maar het feit dát
ze dat als vrouw kan, is voor begin 1700 al vrij bijzonder.
Hun meeste kinderen vestigen zich verder van huis dan in
die tijd gebruikelijk. Jan en/of Judith bezoeken ze daar ook. Toentertijd hele
ondernemingen.
Dat Jan van circa 1693 tot uiterlijk mei 1702 in Apeldoorn woont, zet ons op het spoor van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) en zijn vrouw Maria II (1662-1694). Zij bezitten het Hof te Dieren, hemelsbreed slechts ruim een kilometer van Ellecom. In 1684 koopt Willem ook kasteel Het Loo in Apeldoorn. Ernaast laat hij paleis Het Loo bouwen waarvan het woongedeelte in 1686 klaar is.
Dit spoor blijkt juist. Jan Anderson, in de betreffende aktes
steeds ook Jan Schotsman genoemd, zal meteen bij Willems aantreden in 1672 bij
hem in dienst zijn getreden (zie verderop).
Dat zal eerst in Ellecom, later in Apeldoorn zijn geweest.
Willem III van
Oranje is een zoon van Willem II van Oranje-Nassau en de Engelse Maria Stuart.
Zijn vrouw, tevens zijn nicht, is een dochter van de Engelse koning Jacobus II.
Op enig moment is Willem niet alleen stadhouder van onze gewesten Holland,
Utrecht en Zeeland (per 1672), en Gelderland en Overijssel (per 1675), maar ook
koning van Engeland (als opvolger van zijn inmiddels verdreven schoonvader),
Schotland en Ierland (per 1689). Het paar is in 1677 getrouwd. Maria is dan vijftien
jaar oud.
Jan is een van
Willems voetjagers/voetgangers, een functie in het kader van de jacht. ‘Voor
de voet jagen’ is een variant van de drijfjacht. Een voetjager is zowel drijver als jager. Dit type
jacht wordt vooral gepraktiseerd op kleinere jachtterreinen. Willem III hield
dan ook van jagen in een klein gezelschap van vrienden. Zo kon hij het hofleven
met zijn sociale verplichtingen even ontvluchten. De meeste van zijn jachtpartijen worden vanuit Apeldoorn
georganiseerd, een enkele keer vanuit het Hof te Dieren.
Vaak jaagt
Willem III op herten, de zgn. ‘par force’ jacht. Daartoe heeft hij op
Het Loo medio het jaar 1700 zestien man in vaste dienst, waaronder zes
voetjagers. Deze personeelsleden staan met hun namen genoemd op een bewaard
gebleven lijst, opgesteld door de toenmalige jagermeester. Zij verklaren er hun
loon te hebben ontvangen. Jan wordt hier overigens niet genoemd. Hij zal dan al
‘onbekwaam’ zijn geweest.
Het voert te ver om deze plotse rijkdom in verband te brengen met de nalatenschap van de eind 1694 overleden koningin Maria II, al is dat wel verleidelijk. Waarschijnlijker is dat Jan een erfenis van zijn ongetwijfeld niet-onbemiddelde Schotse ouders heeft ontvangen. Dat zullen beter gesitueerden zijn geweest, want anders kwam je niet in de buurt van vorsten en hun entourage.
Vanaf enig
moment kan Jan zijn beroep niet meer uitoefenen: hij is ‘onbekwaam’ geworden. Wij
zouden zeggen: afgekeurd. Dit feit vonden we in de Resoluties (besluiten) van
de Staten-Generaal. Dat bestuurscollege regeerde van 1576 tot 1796, en was
regering en parlement ineen. Het bestond uit afgevaardigden van de zeven
verenigde provinciën, en zetelde in Den Haag.
Jan is
toegezegd dat hij totdat hij ander werk heeft gevonden, van ‘Majesteits
Thesaurie’ (de schatkist) jaarlijks een ‘pensioen of traktement’ zal ontvangen
van 200 gulden. Dat was een aanzienlijk bedrag. In die tijd kocht je voor 600
gulden een huis met tuin. Dus mogelijk hield zijn functie meer in dan simpelweg
drijven en schieten…
Maar dan sterft
Willem III, op 19 maart 1702. De uitkering stopt.
Jans ‘onbekwaamheid’ moet dateren van vóór medio 1700, want hij staat zoals gezegd niet op eerdergenoemde personeelslijst. Eind 1697 woont het gezin nog in Apeldoorn. Op 7 mei 1702 (kort na het overlijden van Willem III) wordt Jans jongste dochter Marije in Ellecom gedoopt. In die tussentijd heeft Jan dus zijn Apeldoornse huis (een personeelswoning bij Het Loo?) verruild voor Sluiterskamp in Ellecom.
Hij laat het
er niet bij zitten. Medio 1703 wendt hij zich met twee lotgenoten tot genoemde
Staten-Generaal. Hen vraagt hij of zij de Raad (de Nassause Domeinraad?) en
Thesaurie willen opdragen om hem zowel de achterstallige als toekomstige
uitkeringen te betalen.
Jan voegt aan
zijn verzoek toe dat hij de stadhouder vele jaren heeft gediend. Volgens de ene
akte 28 jaar (tot het moment van zijn ‘onbekwaamheid’?), en volgens de andere
31 (tot 1703?). In beide gevallen is hij niet (pas) in 1665 geboren, maar al
rond 1650. Dan zou hij bij zijn trouwen een jaar of 36 zijn geweest, en bij
overlijden zo’n 80 jaar oud. Dat klinkt aannemelijk.
Maar rond 1650
is er in Schotland geen naamgenoot gedoopt waarbij de voornamen van de ouders
zo opvallend matchen met die van zijn kinderen. En … in die tijd was het tellen
van het aantal jaren slechts nattevingerwerk. Bovendien was 50 destijds een
leeftijd waarop je, zeker als je ‘onbekwaam’ was, niet snel meer heel ander
werk zou kunnen gaan doen.
We kunnen dus
niet uitsluiten dat hij al tegen z’n 35e jaar een uitkering ontving,
maar het lijkt hiermee toch op z’n minst onzeker.
De
Staten-Generaal zeggen toe Jans verzoek in handen te leggen van de Heren van
Gent. Dat is de commissie die de nalatenschap van Willem III afhandelt. Zij
zullen de kwestie onderzoeken en een besluit nemen, en daar vervolgens
over rapporteren.
In december
van dat jaar 1703 zal Jan inmiddels een afwijzing hebben ontvangen, want die
maand trekt hij opnieuw aan de bel. Hij heeft gehoord dat een paar anderen hun
uitkering nog wel ontvangen, dus waarom hij niet? De Staten overhandigen zijn
verzoek dit keer aan de Tijdelijke administratie van de nalatenschap van
zijne Majesteit van Groot-Brittannië. Mogelijk gaat het om dezelfde commissie.
Maar al begin
januari 1704 ontvangt hij wederom een afwijzing: op het verzoek van ‘Jan
Anderson, of anders genaamd Jan Schotsman’ kan niet worden ingegaan.
![]() |
7. De handtekeningen van Jan en Judith anno 1706
Een negatieve wending
Misschien wel
uit frustratie hierover breekt Jan zo’n vier, vijf maanden later, acht dagen
voor Pinksteren 1704, ‘met geweld en zonder recht of redenen het afdak of
achterhuis’ af van Hendrijn Jansen. Dat althans beweert deze weduwe van Jan
Franken bij de rechter. Zij heeft hierdoor ‘grote schade’ geleden. Het huis is
nu ‘geheel reddeloos’ en eigenlijk niet meer geschikt om in te wonen. Hendrijn
vraagt de rechter dan ook om ‘Jan Schotsman’ een bedrag van 80 gulden aan
‘schadepenningen’ op te leggen.
Helaas weten
we niet of deze beschuldiging terecht is. We kennen Jans kant van het verhaal
en ook de uitspraak van de rechter niet. Het is trouwens het enige negatieve
akkefietje dat we over hem hebben gevonden.
Tien jaar na het bijzondere jaar 1695, en drie jaar na het overlijden van Willem III, sluit het paar opeens meerdere hypotheken af. In 1713 blijkt dat het al eerder een deel van het land bij Reijerstede verkocht heeft, in 1719 volgen ‘huis en hof’. Kort hierna wordt een stukje van de hypotheekschuld afgelost, maar al het volgende jaar weer opgenomen. De helft door Jan, de andere helft door Judith. Dat laatste is bijzonder, want vrouwen mogen niet zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Misschien gebeurde het wel onderhands, want rond 1750 is er sprake van ‘een los briefje’ uit 1720 waarop Judith verklaart een bedrag van 100 gulden ontvangen te hebben.
In 1721 bedraagt hun schuld 1700 gulden, ondanks de opbrengst van de verkochte boerderij.
![]() |
9. Judiths ondertekening van bovengenoemd briefje: Iudick als husfrou van Ian Anderson |
Reislust
Jan Anderson en Judith Aalts laten een voor die tijd opvallende reislust zien. Zo is het paar in winters februari 1722 naar de Betuwe gereisd om in Appeltern de doop van een kleinzoon bij te wonen. De afstand bedraagt zo’n 55 km.
En in september 1727 reist Judith in haar eentje en zo’n 65 jaar oud, van Ellecom naar Amsterdam. Althans zonder Jan. Een afstand van ruim 100 km.
Een pittige trip voor deze ongetwijfeld krasse dame. Met een postkoets bedraagt alleen de netto reistijd al tien uur. De aanleiding is een droevige: de ziekte en het overlijden van zoon Willem, pas 36 jaar oud.
Kinderen
Jan en Judith kregen zeven kinderen van wie er zes volwassen zijn geworden. Allen verlaten Ellecom: Christina en Jenneken/Johanna verhuizen naar de Betuwe, Willem en Willemina naar Amsterdam, Aalt gaat via Dieren naar Toldijk.
Alleen dochter Marije (1702-1780) blijft in de buurt. Met haar eerste man Steven Reinink heeft ze een herberg onder Middachten. En vanaf 1734 bestiert ze met haar tweede man Gosseling Smeenk/Smink herberg De Engel in De Steeg. Haar nazaten zullen deze herberg nog tot 1874 uitbaten.
Het einde
Jan overlijdt in 1731, 65 of zo’n 80 jaar oud. Uiteindelijk
heeft hij minstens 45 jaar (hij trouwde eind 1686), maar misschien wel bijna 60
jaar in Nederland gewoond. Toch blijft men hem geregeld ‘Schotsman’ noemen. Het
raadsel rond zijn geboortejaar en doop zal wel nooit opgelost worden.
De naamloze boerderij wordt onder de erfgenamen verdeeld,
en Judith verkoopt voor 1500 gulden een grote weide. Haar kinderen krijgen een
deel van de opbrengst. Haar eigen deel gebruikt ze niet voor de aflossing van
haar schulden.
Judith sterft begin 1743, ruim 80 jaar oud. Vier van haar
kinderen leven dan nog. Drie maanden voor haar dood schonk ze – ‘ziek van
lichaam, maar verstand en uitspraak machtig, uit goede affectie en genegenheid’
– drie akkertjes land aan de drie jaar oude Christiaan Smink. Hij is één van de
zonen van dochter Marije.
Met dank aan John
Striker
Eerdere versies van dit artikel
verschenen in:
- Ambt & Heerlijkheid, tijdschrift van de Oudheidkundige Kring Rheden en
Rozendael 2023-04
- Veluwse Geslachten 2024-01
onder de titel De familie Anderson: Schotse Wortels in Ellecom en De Steeg
Lees ook over het leven van Jans dochter Marije en herberg De Engel in De Steeg:
De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
En over zoon Aalt:
Schotse
wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750)
Er is van mijn familietakje Anderson, dus alleen van de oudste vier generaties, ook een uitgebreidere beschrijving beschikbaar (circa 25 pagina's incl. broers en zussen). Interesse? Laat het me weten. Ik stuur je dat digitale document graag (kosteloos) per mail toe.
Bronnen
-
Bijster, Peter, Snelwegen voor de Koning, Rijksuniversiteit
Groningen, masterscriptie 2019
-
Caarte van Dieren anno 1723, getekend door Isaac
van den Heuvel in opdracht van de Nassause Domeinen (Nationaal Archief,
Collectie Hingman)
-
Cultuurhistorische waardering dorpsrand en
polder Ellecom, Ellecom 2020
- Dahles, Heidi, Mannen in het groen, Dissertatie
Radboud Universiteit, Nijmegen (1990)
-
Doopregisters op https://www.scotlandspeople.gov.uk
-
DTB-registers (Gelders Archief, wiewaswie.nl,
transcripties Ver. Veluwse Geslachten)
-
Elzebroek, A.T.G., Breukel, W.G. van den,
Striker, J., Over erven en geërfden, Spankeren 2013
-
Gelders Archief, toegangen:
o 0203
ORA Veluwe en Veluwezoom
o 0522
Huis Middachten
o 2500
Schoutambt Rheden
o 2543
Hervormde Gemeente Ellecom
- Goetgevonden.nl (resoluties van de
Staten-Generaal 1576-1796
- Huisarchief Kasteel Rechteren, notitieboek baron
de Hompesch, jagermeester op Het Loo (Historisch Centrum Overijssel)
- Koninklijke Verzamelingen, onderdeel Dienst van
het Koninklijk Huis https://www.koninklijkeverzamelingen.nl
-
Nationaal Archief, Toegang 1.08.11, Nassause
Domeinraad, inventaris 3403 Jacob Reijers
-
Regionaal Archief Zutphen, Toegang 0302, Archief
van de fam. Van Löben Sels, inv.nrs. 227 en 317
-
Schimmelpenninck van der Oije, drs. C.O.A.
baron, De Engel op Steeg, Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal 1971
-
Wikipedia
Bronnen van de illustraties
1. Mapcarta
2. Tekening door
Jan de Beijer. Vindplaats: Gelders Archief, collectie 1551, nr. 2195
3. Maker anoniem.
Vindplaats: Gelders Archief, Tg. 1551, inv.nr. 1505
4. Nationaal
Archief, Tg. 1.08.11 Nassause Domeinraad 1581-1811, inv.nr. 3403 Jacob Reijers
5. Uitsnede uit de
Caarte van Dieren anno 1723 (zie bij Bronnen)
6. Gezicht op Paleis Het Loo 1689-1694, prent door
Bastiaen Stopendael (bron: Rijksmuseum.nl)
7. Handtekeningen
anno 1706 onder een hypotheekakte. Vindplaats: Regionaal Archief Zutphen, Tg.
0302, inv.nr. 317 Archief familie Van Löben Sels
8. Gelders Archief, Tg. 0203, inv.nr. 294
9. Regionaal Archief Zutphen (RAZ), Toegang 0302, Archief
fam. Van Löben Sels, inv.nr. 317
Genealogische noot
Mijn afstamming van de Andersons:
(?) William Anderson x ca. 1660 Christen Symmson
Jan Anderson x 1686 Judith Aalts
Aalt Anderson x 1712 Arndje Jansen Bremer
Janna Aalts Anderson x 1750 Teunis Teunissen
Peter Teunissen x 1790 Janna Maneveld/Boenink
Hendrika Teunissen x 1839 Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen x 1868 Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen x 1906 Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen x 1939 Gerrie Busser
Alice Garritsen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten