woensdag 1 mei 2024

Inhoudsopgave met links naar de verhalen

(Informatie over mijn boek 'Een beerput die geen doofpot werd' vind je hierboven achter de gelijknamige tab)                                                                                                          

Klik op de gewenste titel:

De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
Marije is de in Ellecom geboren jongste dochter van mijn voorvader, de Schot Jan Anderson (1665-1731). Met haar eerste man heeft ze een herberg onder Middachten, met haar tweede baat ze De Engel in De Steeg uit. Dit artikel gaat ook over de andere eigenaren/uitbaters van De Engel, waaronder haar nageslacht. Haar achterkleinzoon draagt de herberg uiteindelijk in 1874 aan iemand anders over. 

De familie Busser: van Recke in Duitsland naar de Oosterenk in Empe
In dit blog volgen we de rechte lijn van de Duitse stamvader via Brummen, Oeken, Voorst en Empe naar boerderij de Oosterenk aldaar aan de IJsselstraat (deel A). Dit met zoveel mogelijk achtergrondinformatie. Daarna wordt per generatie aandacht besteed aan hun broers en zussen (deel B).
Berend Busser (1868-1937) is mijn grootvader.

De veermannen van het Bronkhorsterveer vanaf 1696
Toen ik hoorde dat het Bronkhorsterveer zich in zwaar weer bevindt, moest ik
denken aan mijn voorvaders Arend Jansen en Garrit Arends. Zij bemanden deze pont van 1716 tot 1752. Dit verhaal gaat over hen, maar geeft ook een overzicht van alle veermannen van 1696 tot heden.

De dienstverbanden van Geert Busser (1870-1943)
Mijn oudoom Geert Busser werkt tijdens zijn jonge jaren een kleine zestien jaar als huisknecht op drie verschillende landhuizen: De Beele in Voorst, de Meeuwenberg in Empe en Den Dam in Eefde, en daarnaast op de pastorie in Voorst. Welke families treft hij daar?

Over Berend Busser (1868-1937), de derde Busser op de Oosterenk in Empe 
Boerderij Oosterenk, IJsselstraat 7 te Empe, is vanaf 1836 bijna twee eeuwen lang het honk van deze familie Busser. Mijn grootvader Berend Busser is de derde in een rij van in totaal vijf generaties. Hij is naar verluidt een lieve man en heeft twee rechterhanden. Ook is hij maatschappelijk betrokken. Deze beschrijving van zijn leven geeft daardoor meteen een inkijkje in het Empe van toen.

De boedel van Garritjen Hendriksen (Smitskamp) (1739-1774) in Brummen
Nadat mijn voormoeder Garritjen Hendriksen is overleden, wil voorvader Berend Busser (1746-1818) hertrouwen met Cornelia (Knelia) Timmer. Voor zo’n tweede huwelijk kan plaatsvinden, moet er ten behoeve van de kinderen een inventaris worden opgemaakt van de eigendommen die het paar op het moment van overlijden bezat. 

In 1936 trouwt de ietwat bijzondere westerling Emile Vernig met Hanna Busser, dochter van mijn oudoom Hendrik Jan Busser, en trekt in op haar ouderlijke boerderij Witzand, Emperweg 90, Empe.
Andere familienamen in dit verhaal: Brinkman, Robers, Spiegelenberg

Boerderij Klein Neerheide in de Kruisberg (Doetinchem 1650-2022)
Op deze boerderij boerden tussen 1864 en 1911 twee generaties Wiltink: mijn grootmoeder Aaltje en overgrootvader Derk Jan. Drie generaties Stoltenborg gingen hen voor. In 1911 neemt de familie Bennink het stokje over, en vanaf 1995 de familie Wassink.
Het jaar 1901 is voor Klein Neerheide een enerverend jaar. Dan verlaten beoogd opvolger zoon Herman Wiltink en zijn vrouw de boerderij wegens een geloofskwestie.
Andere familienamen in het verhaal: Bieleman, Bilderbeek, Bodmer, Bosman, Breukink, Busser, Crommelin, van Diest, Ebbers, Garretsen, Gerritsen, van Heeckeren, Keijzer, Langwerden, Renssen, van Santbergen, Siebelink, Sileon, Tenkink, Wesselink

Hendrik te Winkel is er helemaal klaar mee (Hengelo Gld 1683)

Mijn voorvader Hendrik te Winkel is een van de getuigen in de kwestie Rumpius (zie hieronder bij #MeToo (2x)). Met eigen ogen heeft hij gezien hoe deze predikant een vrouw lastig valt. Zijn getuigenis wordt hem echter niet in dank afgenomen.
Andere personen in het verhaal: meerdere (Klein) Lenderinks, Trijne op Grote Holte, Hendersken ter Stege, Hendrik Teunissen, Derk en Hendrik Wiemelink

Boerderij Harenberg en de galg op de Bronsbergen (bij Zutphen) 

Eeuwenlang was er op de Bronsbergen bij Zutphen een herberg met de naam Harenberg, bakermat van een van mijn vooroudertakken. Er dichtbij stond een galg van de stad Zutphen. Rond 1800 verdween de galg. Ook de familie Harenberg ruimde na vier generaties het veld. Er volgden vier generaties Wunderink, totdat de herberg in 1945 werd verwoest.  

Een treurig voorval in herberg De Zwaan in Steenderen (1749)

Twee van mijn voorvaders zitten op enig moment samen in deze herberg. Op zeker moment krijgen ze een meningsverschil. En dan opeens...
Personen in het verhaal: Henricus en dochter Theodora Eggink (Hengelo), Esken Huetink (Steenderen).

Aaltje Bannink laat zich niet verleiden (Hengelo Gld 1674) 

De Hengelose domineeszoon Henricus Rumpius probeert mijn voormoeder Aaltje Hillebrants,
de vrouw van Jan Bannink, te verleiden.

De tweede Hengelose beeldenstorm (1677)
De Hengelose Remigiuskerk is sinds de Reformatie protestants, maar wordt tussen 1672 en 1674 opnieuw katholiek. Nadat de papen wederom verdreven zijn, blijft het broeien. Dit leidt tot een tweede beeldenstorm en tot bedreiging van Willem Goijcker en zijn huisvrouw.
Figuranten: Mijn voorouders Johannes en Willem Eggink, Eva Rumpius

De aanstelling van een nieuwe (Hengelose) predikant in Gendringen (1678-1679)

Over de verdeeldheid hierover binnen de Gendringse kerkgemeenschap. Kandidaat-predikant Johannes Eggink uit Hengelo (Gld), een van mijn voorvaders, kan niet anders dan afwachten.
De Gendringse kerkleden die hun zegje doen zijn: Steven van Amerongen, graaf Van den Bergh, Henrik Eekhof, Johannes Gunning, Hertgert Jansen, Herman Langeloth en Salomon Locken. Ook Otto Vogel speelt een rol.

Heibel bij het hek van Olburgen tussen mannen uit Toldijk en Hengelo Gld (1679)

De Toldijkse Peter Pennekamp, een voorvader, beschuldigt de Hengelose Theodorus Rumpius ervan hem barbarisch mishandeld te hebben.
In het verhaal genoemde personen: Tonnis ten Bosch (Hengelo), Derk Bruinderink (Toldijk), Frans Cuijper van Holthuizen, Jan Eggink Wzn.(Hengelo), chirurgijn Van Geelkerken (Bronkhorst), Reind Geltink (Hengelo?), Arend Huetink (Steenderen), Reind Jansen, Derk Peurs (Steenderen), Jan Reindsen, Jan Rootheuvel (Toldijk), Jan Rijken (Toldijk), jonker Veer (Hengelo) en Herman Wagenvoort (Hengelo). 

De dood van schoenmaker Storteler (Hengelo Gld) (1687) 

Chirurgijn Theodorus Rumpius, een voorbroer van mij, komt een gewonde verbinden en doodt een toevallige aanwezige. Of niet?
Personen die in het verhaal genoemd worden: Derk te Bockelaar (Zelhem), Jantien Boeink alias Gotink, Berend Coops, rechter Cremer, Arnold Dam, Berend Dringenborg, Abraham Eerlich (Zelhem), meerdere Egginks, Lambert Eskes, Jacob Hasebroek (Zutphen), Berend Herink, Coop Hermsen alias Coop Muller, Jan Luijkink, Herman Luijssink, Daniël van Raij (Wehl), voormoeder Eva Helena, Henricus en chirurgijn Theodorus Rumpius, Rijkel Schooltink, Wijnand Schreurs (Zelhem), Hendrik Schutten, Hendrik Storteler (Zelhem), Aaltjen Weetink (Zelhem).

#MeToo in de Achterhoek (1682-1688) - een recensie geschreven door Jos Joosten

Een recensie over mijn boek Een beerput die geen doofpot werd. Zie ook bovenaan deze pagina, achter de gelijknamige tab. In het boek figureren een groot aantal Hengelose en Achterhoekse inwoners uit de tweede helft van de 17e eeuw.

#MeToo in een zeventiende-eeuws Gelders dorp (Hengelo Gld) (1682-1688)

Een artikel over mijn eerdergenoemde boek, gepubliceerd in Gen, magazine voor familiegeschiedenis 
van het CBG 2020 nr. 2

De Van Londens en De Gouden Leeuw in Bronkhorst

Beschrijving van de verschillende generaties Van Londen, onder wie vier van voorouders, die de herberg tot 1797 bestieren, en hun belevenissen. Andere personen die genoemd worden: Garrit Arends, Hendrik Eeltink (Doetinchem), Hendriksken Geerlichs, Garrit Geerligs, Maria Hagens (Geesteren), Geurt Geurtsen Hammink, Hendriks (meerdere), Teuntje Herink, Wendeltjen Heijman (Havikerwaard), Arend Jansen, Hendrik Krimperman (Haarlem), Cornelis en Margaretha Planten (Doetinchem), Hendrika Stoltenburg, Gerrit Jansen Wijers, Hendrik Jansen Wijers.

De Toldijkse familie Hartman

Beschrijving van de verschillende generaties van mijn vooroudertak Hartman en hun belevenissen.
Andere personen die genoemd worden: Jan Dolleman (Spankeren, Baak), Teuntje Eggink (Hengelo), Garrit en Hendrika Evers, Arend Gerhard en Gradus Garritsen, Garrit Harenberg, Johanna Hiddink, Berendina en Evert Jansen, Johanna Pennekamp, Elsken Russer, Gosselink Teunissen, Harmina Wassink.

Uit een oude schoenendoos in Toldijk (begin 20e eeuw)

Afbeeldingen van een aantal rekeningen van middenstanders in Toldijk en Steenderen, aangetroffen in de nalatenschap van mijn overgrootouders Arend Gerhard Garritsen en Tonia Hartman.

Dienstweigeraars in Steenderen anno 1784

Niet iedereen staat erom te springen op de 'Lijst weerbare mannen' geplaatst te worden. De manier waarop men soms reageert, is niet mals. 
Personen die in het verhaal genoemd worden: A.J. Aberson, meerdere (voorouders) Harenbergs, Jan en Willem Jansen, Jan Medse, Teunis Medse, Jan Schepens, Gerrit Sloot.

De losse handjes van de Heer van Holthuizen (Toldijk) (1786 en daarna)

Baron Gerrit van Dorth, de eigenaar van Holthuizen in Toldijk, is niet de gemakkelijkste. Zo slaat hij  zonder aanleiding twee jongetjes. Zijn zuster Judith is ook niet mis. 
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: Garrit en Johanna Arends, Gerrit J.J.A.A., Jan A.H.S. en Judith van Dorth, Harmina Ensink, Janna en Willem Gaikhorst, Hendrik Garritsen, Goswinus Geurtsen, meerdere Huetinks, Hendrik Jan Smeenk, C.C. Stumph (Aalten), Harmina Weenk.

Conversatie, slagerij en bouwvak: hun betekenis toen en nu

Enkele voorbeelden van woorden die vroeger een andere betekenis hadden.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: Berend Coops (1684, Hengelo), Evert Gerrits (1713, Steenderen), Aaltje ter Meulen (1713, Steenderen), Evert Wantink (1788, Baak), Otto Jansen Wijers (1713, Steenderen).

Vier eeuwen herberg Den Bremer in Toldijk

Overzicht van de familie die al enkele eeuwen lang Den Bremer bestiert. Daaraan voorafgaande het verhaal van de bijzondere belevenissen van een van de loten aan deze stam.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie meerdere voorouders: Aalt en Janna Anderson, Arend en Jan Bremer, Anna Gardina Brinkman (Wichmond), Berend en Derk Coops (Zelhem), Johanna Dieperink (Lochem), Gordinou de Gouberville (meerdere), Sibilla Haefkes, Aaltje Harmsen, Agnies Keppelman (Doesburg?), zes dochters Jansen, Hendrik Keurschot, Elsken Kirspensis, Jan en Everdina Koops (Zelhem), Harmen Philipsen, Lammertjen Polman (Drempt), Jan Roelofs (Keppel), Aaltje en Roelof Soerink, Reinetta Vrieselaar (Wisch), meerdere Wunderinks.

Een roer in Vorden als roerganger van mijn leven (1727)

Een tragisch ongeluk zorgde ervoor dat de eerste man van een van mijn voormoeders stierf. Zo kon mijn voorvader met haar trouwen en werd ik uiteindelijk geboren.
Personen die in het verhaal genoemd worden: Hendrik Brinkerhof, meerdere Enserinks, Anneken Veltmaat (en de kwartierstaten van de hoofdpersonen).

Boerderij Steenweert in Bronkhorst

Tot 1886 staat aan de rand van Bronkorst, in de bocht richting het veer, boerderij Steenweert. Bijna was dat mijn familienaam geweest. Lees hier het relaas van deze boerderij door de eeuwen heen.
Personen die in het verhaal genoemd worden: Gerrit en Johanna Arends, Gerrit Buenink, Aaltjen Donderwinkel, meerdere Garritsens, Johanna Gosselink (Baak), Sweer Harenberg (Bronsbergen), Hendrik Hoklein (Düsseldorf), meerdere Huetinks, Arend Jansen, Isabella Schoonhoven, Derk Seesink (Arnhem), Theodorus Wolterbeek, Aaltje Wunnink, Geertruid Wijers.

Boerderij de Grote Hietcole in Toldijk

De levensloop van deze boerderij van 1684 tot heden: een broeinest van conflicten. Ook boerderij Spittaeler Hofstee speelt een rol.
Personen die in het verhaal genoemd worden, onder wie voorouders: slagerij Aalderink, J.H.A. Baumhove (Pruisen), Aleida ten Broek (Empe), Elsken Berends, Gerritje Breukink (Steenderen), Anna Dammers (Zutphen), Harmen en Arend Garritsen, Jan van Grol, Tonia Hartman, meerdere Jansens, meerdere Joostens, meerdere Klein Lenderinks, dokter J.J. van Lonkhuyzen (Steenderen), Janna Luunk (Vorden), Derk Nijkamp, C.W.G.P. van Oeveren (Doesburg), fam. Offenberg, Hendrik Resink (Zutphen), Maria Schooltink, Hendrica Teunissen, Jan Vels, Egbert Weideman (Wichmond).

Toverij in de Toverstraat in Baak (1773)

Zouden de koeien op boerderij de Vrendenborg werkelijk betoverd zijn geweest? Eind 18e eeuw werd zoiets door sommigen nog geloofd. En daardoor kon je er zomaar van beschuldigd worden.
Personen die in het verhaal genoemd worden: rechter Aberson (Steenderen), voorvader Evert Jan Garritsen Hartman (Toldijk), pater Jan Koekkoek, Waander Scheunink, Harmen Schut, Henrik Stevens, Jan Vrendenborg, Maria Wantink.

De Dollemansstraat in Baak

Over de oorsprong van deze straatnaam
Personen die in het verhaal genoemd worden: Jan Dol(le)man (Spankeren, Baak), Teuntje Eggink (Hengelo), Gerrit Evers (Toldijk), Garrit en Jan Harenberg, Evert Jan Garritsen en Teunis Hartman (Toldijk), Johanna Hiddink, Lambertus Veenendaal (Toldijk).

Het product Nico Kwakman

Negentig jaar na de ontruiming geboren, toch nog voor 87,5% een zoon van Schokland
Dit is de titel van een schrijfsel van mij, een boek, dat bij uitzondering níet het leven van mijn voorouders als onderwerp heeft, maar die van mijn man. De meesten van hen woonden op het voormalige eiland Schokland. Aan bod komen zijn voorouderfamilies (op alfabetische volgorde): Bape; Bien; Boer, de; Broodbakker; Corjanus; Diender; Dierkes; Holsappel; Jongsma; Karel; Klappe; Kok; Konter; Koridon; Kwakman; Molen, van der; Mommendé; Net; Ouderling; Schoon; Sul/Scholten/Scholtus; Toeter; Visser.
Belangstelling? Ik stuur je dit boek in digitale vorm graag kosteloos toe. Klik voor meer informatie op de boektitel.

dinsdag 30 april 2024

De twee herbergen van Marije Anderson (1702-1780) (Middachten en De Steeg)

Marije Anderson is geboren in Ellecom als dochter van de Schotse immigrant Jan Anderson en Judith Aalts. Waarschijnlijk zag ze het levenslicht op Sluiterskamp, een huis/boerderij op de plaats van het latere Huize Bergstein, dichtbij het huidige adres Binnenweg 40-A.
Ze trouwt uiterlijk begin december 1729 met Steven Reinink. Binnen enkele jaren krijgt het paar drie kinderen. Uiterlijk begin 1734 moet Steven zijn gestorven, want medio dat jaar wil Marije hertrouwen. Op zo’n moment wordt er een inventaris opgemaakt van alle bezittingen met hun waarde. Dit om de rechten van de kinderen op vaders erfenis te waarborgen.
Uit deze ‘op Middachten’ ondertekende boedelbeschrijving blijkt dat hun pachtboerderij geen kleintje is, althans niet voor die tijd. Zo zijn er vier paarden, zeventien koeien en zeven kalveren, honderd schapen ‘die naar het veld gaan’ en twintig in de wei.

De naamloze herberg op landgoed Middachten
Uit genoemde inventaris kunnen we ook afleiden dat de boerderij tevens een herberg is. Dat vanwege de aanwezigheid van acht biertonnen en het aantal bedden, tafels, stoelen, servetten, lakens en handdoeken.
Onderzoek leert dat Marije en Steven deze boerderij-herberg hebben overgenomen van Stevens grootmoeder Geertje Jansen. Nadat zijn grootvader Steven Peters rond 1695 is gestorven, hertrouwde oma Geertje met Marije’s oom Hendrik Aalten, de broer van haar moeder. De herberg wordt gepacht van de Heer van Middachten.
Ondanks de schuld van 660 gulden die het paar na Stevens dood bij de Heer van Middachten blijkt te hebben, is er onder de streep een positief saldo van 1222 gulden. Destijds een behoorlijk bedrag, want dit betreft alleen de persoonlijke bezittingen en de roerende goederen van de boerderij-herberg. Gebouw en land worden immers gepacht.
Bijzonder is dat het paar niet alleen een bijbel bezit, maar ook andere boeken. Dat mensen in die tijd kunnen lezen, laat staan boeken bezitten, is niet vanzelfsprekend.

Uitsnede uit een kaart uit 1690 met uiterst links het Rhederveer en uiterst rechts De Engel (bron: Gelders Archief, Tg. 0124, inv.nr. 5652, nr. 1690-36) 

Herberg De Engel in De Steeg
Medio 1734 hertrouwt Marije met Gosseling Smeenk, later verbasterd tot Smink (1704-1784). Hij is afkomstig van boerderij Smeenk in Warken (onder Warnsveld).
Samen pachten ze vanaf dat moment herberg De Engel, Hoofdstraat 3, De Steeg. Het is een raadsel waarom deze stap wordt gezet. De eerste herberg is immers veel groter. Er moet jaarlijks 71 gulden aan verponding voor worden betaald. De Engel wordt voor deze zelfde onroerendezaakbelasting voor slechts 10 gulden aangeslagen.
Misschien kreeg het echtpaar een aanbod dat het niet kon weigeren. Marije heeft immers ervaring achter de toog, en het is de eerste keer dat de eigenaren hun herberg gaan verpachten. Die familie bezit het logement al zo’n honderd jaar. Zij wil misschien geen risico lopen door De Engel aan een onervaren iemand te verhuren.

En zo raken we verzeild in geschiedenis van De Engel. Al eerder is over deze herberg geschreven. Zo is er het boekje ‘De Engel op Steeg’ van drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije uit 1971.
We hebben geprobeerd nog wat extra gegevens over de oudste periode te vinden. 
Zo denken we te weten dat ene Engel Jansen een van de oudst bekende uitbaters van De Engel is. Hij zou ook zomaar de naamgever kunnen zijn. Vanuit die wetenschap pluizen we de schatcedulen en maancedulen uit. Beide types cedulen vormden de grondslag voor de verponding, een voorloper van de onroerendezaakbelasting.

Onderstaand overzicht bevat aannames en vraagtekens:

1.       In de schatcedulen van 1627 en 1634 zien we ‘Jan Jansen van Amsterdam, Jan Warners, pandholder’ (hypotheekverstrekker). En in die van 1636 en 1637 op dezelfde plek in het overzicht ‘Engel Jansen, Jan Warners pandholder’. Daarom nemen we aan dat Engel Jansen de zoon is van Jan Jansen (de achternaam van Engel zou dan een patroniem van zijn vaders voornaam zijn: Jan). Het lijkt immers te gaan om hetzelfde pand.
2.       In het boekje van Schimmelpenninck lezen we echter dat er in 1639 een hofstede genoemd wordt waar eerst Derrick Claessen woonde en nu Engel Jansen. Was Derrick de (tijdelijke) pachter van Engels huis? Gaat het om een ander pand? Of woonde Derrick er voor 1627? Namen van eerdere eigenaren/bewoners bleven soms lang in gebruik.
3.       Anno 1658 is sprake van herbergier Engel Jansen op ’t Schaar onder Middachten. Hierbij vragen we ons af: is ’t Schaar een eerdere naam van De Engel? Het is immers een vaker voorkomende herbergennaam. Of is het een plaatsaanduiding waarmee de hoge steile oever bedoeld werd? Vergelijk de huidige Schaarweg in Rheden.
Maar ‘onder Middachten’ is iets anders dan ‘op de Steegh’. Al werd De Steeg ook een tijdlang Middachtersteeg genoemd.
4.       In 1660 is er (voor het eerst) sprake van ‘de herberg waar de Engel uithangt’.
5.       1662 is het laatste jaar waarin Engel Jansen wordt genoemd. In de maand juni is er brand gesticht op de heide ten noorden van het Onselingenbos. Dat gebied is eigendom van Zijne Hoogheid. Nadat het vuur is geblust, begeven de aanwezige scholten en kerkmeesters zich naar ‘het huis van Engel Jansen, zijnde een herberg daar dichtbij gelegen’.
6.       Inmiddels lijkt Engel opgevolgd door zoon Jan Engel(en). Deze overlijdt echter al jong waarna zijn weduwe Jenneken Geurts in 1674 hertrouwt met weduwnaar
7.       Barvelt Jansen van Velsen. Barvelt is daarmee de volgende herbergier. In het overzicht ten behoeve van de ‘taxatie van tappers’ anno 1679  staat hij genoemd als tapper ‘onder Steeg en Havikerweerd’. We zien ook dat hij in 1678 voor slechts twee haarden ‘haardstedengeld’ (een soort belasting) hoeft te betalen, want van de derde is de schoorsteen afgebroken.
8.       1682-1684 – In de maancedulen van deze periode lezen we: ‘Barvelt Jansen van Jan Engelen’. Jan is dus de eigenaar van de herberg. Die is weliswaar al voor 1674 overleden, maar het gebeurt vaker dat men in de boeken wat achter loopt.
De belastingaanslag bedraagt 10 gulden.
9.       1688-1690 en 1695-1701 – Bij beide periodes staat nog steeds Jan Engelen als eigenaar vermeld, maar die moet nu inmiddels al ruim 20 jaar dood zijn. Later zien we echter dat Engelen een vaste familienaam is (geworden). Mogelijk is deze Jan dus een zoon van de eerste Jan, heeft hij De Engel (samen met zijn moeder) geërfd en is zij de uitbaatster, samen met zijn stiefvader. En aangezien de namen  van vrouwen meestal niet genoemd worden…
10.   1713-1714 en 1723-1732 – In deze twee maancedulen staat: ‘Barvelt Jansen wed. van Jan Engelen’. We moeten hier lezen: ‘Barvelt Jansen wed.’ en ‘van Jan Engelen’ (eigenaar). Want Barvelt is inmiddels overleden. Jenneken Geurts zelf is uiterlijk 1732 als zijnde weduwe gestorven.
Ook over deze periodes bedraagt de verponding telkens 10 gulden.

Herberg De Engel in De Steeg voor de grote verbouwing rond 1886, met rechts de wagen- en paardenstalling
(bron: Gelders Archief, collectie 1501, nr. 12283)


Vanaf 1732 is de eigendom van De Engel beter gedocumenteerd. Het blijkt dat Geurt van Velsen na de dood van zijn moeder Jenneken Geurts de herberg heeft geërfd. Hij is de oudste zoon van haar en Barvelt Jansen van Velsen.
Geurt heeft geen interesse in de herberg. Hij doet er aan het eind van genoemd jaar meteen afstand van ten gunste van Beertje Engelen (waarschijnlijk zijn halfzus) en haar man Jan van Vorden. Beiden zijn dan al niet meer de jongsten. Geurt trouwde in 1708, Beertje in 1707.
De Engel blijft daarna nog zo’n zeventig jaar in deze familie: (in het kort) in 1765 gaat de herberg naar Beertjes zoon Dellis van Vorden, in 1781 naar zijn zuster Janna en haar man Hendrik Alpherts en in 1786 naar hun zoon Berend Alpherts. Deze laatste verkoopt De Engel in 1804 aan de familie Brantsen van Rhederoord. Zij zal de herberg tot 1911 bezitten (bron: het boekje De Engel op Steeg). 

Overzicht van de pachters/tappers van De Engel
Hierboven zagen we dat Beertje Engelen en haar man Jan van Vorden vanaf eind 1732 de eigenaren zijn. Zij kunnen of willen het logement kennelijk niet zelf uitbaten. Daarom verpachten zij de herberg.

A.      1734 – De eerste pachters zijn dus Marije Anderson en Gosseling Smink. Net als thuis op Sluiterskamp kan zij ook hier genieten van een weids uitzicht.
B.      1778 – Hendrik Smink (1744-1808), hun jongste zoon en opvolger, trouwt met Johanna de Roos uit Westervoort. Hij zal de pacht al eerder hebben overgenomen: zijn ouders zijn inmiddels 74 en 76 jaar oud.
C.      In 1783 herhaalt de geschiedenis zich. Net als Marije verliest ook zoon Hendrik al snel zijn eerste partner. En ook hij hertrouwt (in 1784), en wel met Margaretha Brinkhof (1760-1815) uit Ellecom.
D.      Roelof (1780-1862), het oudste kind uit Hendriks eerste huwelijk, volgt hem op. Hij was 3 jaar oud toen zijn moeder overleed, dus is vooral door zijn stiefmoeder opgevoed. In 1816 trouwt hij in Hummelo met Hermina Teunissen (1788-1858).
Bij zijn huwelijk wordt hij aangeduid als herbergier. Logisch, zijn vader is al acht jaar daarvoor overleden. Hij wordt ook wel kastelein en tapper genoemd, en bouwman (boer). Zoals meestal is dus ook deze herberg tevens een boerderij.
Vanaf 1838 functioneert De Engel tevens als postkantoor en is Roelof ook postdistributeur.
En … in 1842 is hij lid van de Gemeenteraad.
E.       1850 – Hendrik Jan Smink (1820-1898), Roelofs oudste zoon en opvolger, neemt ook het postagentschap van zijn vader over. In 1856 trouwt hij in Leeuwarden met kleermakersdochter Jacoba Catharina Tönjes (1823-1875). In de trouwakte staat als zijn beroep: logementhouder in Rhedersteeg.
Hendrik Jan ontvangt er meerdere zomers schrijver en dichter Jacob van Lennep. Jacob heeft er vast genoten van het prachtige uitzicht over de IJssel.
F.       1874 – Ook al is Hendrik Jan pas 54 jaar oud, de achterkleinzoon van Marije stopt ermee. Hij en zijn vrouw Jacoba vertrekken naar Doesburg, waar zij meteen al het volgende jaar overlijdt. Misschien was ze al eerder ziek. Hun drie dochters zijn dan nog tieners, zodat eventuele opvolging onzeker is.
Hendrik Jan zelf overlijdt in 1898 in Brummen, 78 jaar oud.

Hiermee zijn Marije Anderson en haar nazaten van dit toneel verdwenen. Voor het eerst in 140 jaar staat er geen Smink achter de toog. 





De handtekeningen van Gosseling en Marije anno 1746 (Regionaal Archief Zutphen, tg. 0302, inv.nr. 317 Archief familie Van Löben Sels)


Het vervolg
Hendrik Jan wordt opgevolgd door Christiaan Goedvriend (1848-1923), zoon van een tapper in Randwijk (Betuwe). Hij bouwt het ooit eenvoudige logement uit tot hotel; met name hij heeft De Engel zijn grote vermaardheid gegeven. Het ontving naast Van Lennep bekende gasten als Louis Couperus, Wim Kan en Simon Carmiggelt.
In 1954 is de Oudheidkundige Kring Rheden - Rozendaal er opgericht. Uiteindelijk is het hotel in 1971 gesloopt.
Gelukkig is de naam De Engel behouden gebleven. Deze leeft voort in de naam van de plaatselijke watersportvereniging en in die van een dode arm van de IJssel.

Blijft over de vraag waar die aanzienlijke herberg onder Middachten heeft gestaan die Marije tot 1734 met haar eerste man heeft uitgebaat. En wie er hun opvolgers waren.
Het kan niet de Ellecomse uitspanning zijn geweest die gerund werd door Jantje Aalts, een tante van Marije, en haar man Jochem Claessen. Die werd anno 1678 gepacht van koning-stadhouder Willem III.

Met dank aan John Striker

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
- Ambt & Heerlijkheid, tijdschrift van de Oudheidkundige Kring Rheden en Rozendael 2023-03 onder de titel De herbergen van Marije Anderson (1702-1780)
- Veluwse Geslachten 2024-01 onder de titel De familie Anderson: Schotse Wortels in Ellecom en De Steeg

Bronnen
Ambt en Heerlijkheid, meerdere nummers
DTB-registers (Gelders Archief, wiewaswie.nl en transcripties Ver. Veluwse Geslachten)
Gelders Archief
-          Toegang 0012 Gelderse Rekenkamer
        Inv.nr. 1259 Register op het leenprotokol van Baar en Latum 1731-1794, scan 93
-          Toegang 0203 Oud Rechterlijk Archief Veluwe en Veluwezoom
        Inv.nr. 497 Voogdijzaken 1734-1735, scan 22 t/m 25
-          Toegang 0452 Familie Brantsen
        Inv.nr. 541, scan 1 t/m 3 en 541-A, scan 1 t/m 9
-          Toegang 2500 Schoutambt Rheden, 2.3 Belastingen
        Schatcedulen inv.nrs. 101 t/m 107
        Maancedulen inv.nrs. 132 t/m 137
Schimmelpenninck van der Oije, drs. C.O.A. baron, De Engel op Steeg, Ellecom 1971

maandag 29 april 2024

De familie Busser: van Recke in Duitsland naar de Oosterenk in Empe

Van 1836 tot 2013, vijf generaties lang, is boerderij Oosterenk, IJsselstraat 7, Empe (gem. Brummen) het honk van deze Bussertak. In 1836 greep Berend Busser (1794-1860) (zie A-7.) zijn kans om zowel pand als land te pachten. Zijn zoon en kleinzoon zullen stukje bij beetje de eigendom ervan verwerven. Uiteindelijk wordt de boerderij in 2013 na in totaal 177 jaar door één van Berends nazaten verkocht.
Vóór het jaar 1836 wonen Berends (voor)ouders ook al vijf generaties lang in de omgeving Brummen/Voorst. Dat lijkt tamelijk honkvast. Toch woonde hun stamvader Tönis Busser in de 17e eeuw zo’n 125 kilometer oostelijker: in het plaatsje Recke in Westfalen (Duitsland). Rond 1650 worden daar zijn zonen Jan en Harmen geboren. De broers komen naar Nederland, en trouwen er met twee Brummense zusjes.

Tönis is ook de stamvader van de Bussers rond Ede en Otterlo (zie deel B-2.1.c).

De naam Busser is een beroepsnaam. Een busser (ook bosser genoemd) is een eekschiller: schiller van de bast van eikenbomen. Het sap daarin werd gebruikt voor het looien van leer en het verduurzamen van zeildoek en touw. Vaak was het voor boeren een bijbaan. Misschien ook hier.


Boven: De vloedschuur bij de Oosterenk anno 1990 (foto: Collectie Brummen 2065, SZU002017101)


Links: De achterzijde van de Oosterenk circa 1990, IJsselstraat 7, Empe. Op de foto zien we Jan Busser (1914-1993), de laatste actieve boer (foto: RAZ - Collectie Brummen 2065, nr. SZU002017102)

Boerderij de Oosterenk

De Oosterenk is vóór 1820 gebouwd. Het gebied rondom wordt de Voorsterklei genoemd, in de volksmond: ‘de Klei’. De naam van de boerderij duidt op de ligging op de meest oostelijk gelegen enk: een smalle strook zandgrond, gehoogd door het vaak eeuwenlang bemesten. De later bijgebouwde vloedschuur ligt iets hoger: zo beschermde men deze tegen wateroverlast. Wel nodig in dit gebied, want geregeld zijn er overstromingen van de Oude IJssel en/of dijkdoorbraken.

In de 19e eeuw kijken de bewoners vanuit hun keuken uit op de kerktoren van Voorst. Buiten kunnen ze de torens van Zutphen zien. Op weg naar de markt zullen de twee eerste generaties de stadsmuren hebben zien opdoemen. Die omhelzen de stad dan nog in volle glorie. Na 1874 worden ze afgebroken.

De landerijen worden omzoomd door heggetjes die typerend zijn voor het Nederlandse rivierenlandschap. In de 20e eeuw is er inmiddels zoveel hoge begroeiing dat je de Zutphense torens pas vanaf de vroegere steenfabriek, IJsselstraat 13, kunt zien. En veel van de typerende heggen hebben het loodje gelegd door de schaalvergroting in de landbouw. 


‘Dijkbreuk bij het Hoendernest even buiten Zutphen 1784’ (gravure: Stedelijk Museum Zutphen)

Hieronder volgt een overzicht met achtergrondinformatie van de opeenvolgende generaties Busser

We volgen de rechte lijn van de Duitse stamvader naar de Oosterenk (deel A). Daarna besteden we per generatie aandacht aan hun andere kinderen (deel B).
 

Deel A - De elf generaties Busser 

A-1. Stamvader Tönis Busser (geb. ca. 1615)
Tönis woont in het plaatsje Recke in Westfalen (Duitsland). Zijn leven zal gezien de toen woedende dertigjarige oorlog (1618-1648) niet over rozen zijn gegaan. Deze heeft grote armoede veroorzaakt en vele Duitsers het leven gekost.

                                     Recke ligt rechts boven het midden, ten noorden van Ibbenbüren: zie het zwarte
                                            kader binnen de rode omlijning. 
Linker kader: Enschede (bron: Google maps)

Twee van zijn kinderen emigreren naar Nederland. Hij zal ze gemist hebben, maar ook blij zijn geweest dat ze het zeer arme Westfalen hebben kunnen verruilen voor een iets beter bestaan rond Brummen. 

A-2. Harmen Tönissen Busser (geb. ca. 1650)
Geb. Recke (Westfalen, Duitsland) ca. 1650, z.v. Tönis Busser (zie A-1.), tr. (1) Brummen 06-12-1674 Grietje Alefs, geb. Brummen, d.v. Alef Jansen, snijder, en Hilleken, tr. (2) Brummen 16-02-1696 Aaltjen Gerrits, geb. Ootmarsum, wonend in Loenen.

                                         Huwelijksinschrijving van Harmen en Grietje. Ondertrouwd 15 nov., getrouwd 6 dec.


Harmen zal in de Evangelische kerk van Recke gedoopt zijn. Daarmee vormt dat gebouw de bakermat van de Bussers op de Oosterenk.
Recke ligt zo’n 65 km. ten oosten van Enschede, in de regio Westfalen (Kreis Steinfurt). De afstand tot Brummen bedraagt zo’n 125 kilometer. Een heel eind lopen dus, en zelfs met paard en wagen nog een hele trip.

De Evangelische Kirche in Recke waarin Tönis mogelijk getrouwd is, en waar zijn zoon Harmen Busser gedoopt zal zijn (foto: Wikipedia)


Harmen groeit er op in de nadagen van de dertigjarige oorlog (1618-1648). Zijn jeugd zal daardoor niet makkelijk zijn geweest. Door de armoede ontstaat in de loop van de 17e eeuw tijdens de zomers een trek van jonge arbeidskrachten naar ons land, voornamelijk vanuit Westfalen en Graafschap Lingen: de hannekemaaiers. Het lijkt aannemelijk dat ook Harmen en zijn oudere broer Jan met die stroom mee naar onze meer welvarende streken zijn gekomen.
Hannekemaaiers werden ook wel grasmoffen genoemd. Ze maaiden gras dat daarna gedroogd werd tot hooi. Uiteraard ging dat allemaal nog met de hand. In Duitsland werden deze jongemannen Hollandgänger of Piekmäijer genoemd.
Het woord hannekemaaier komt van Hannes, de verkorte naam van de Heilige Johannes. Zijn naamdag (24 juni) was traditioneel de datum waarop de tijdelijke arbeidscontracten werden afgesloten. Deze seizoenstrek ging nog door tot eind 19e eeuw.
De maaiers komen via een netwerk van verschillende vaste routes naar Nederland. De paden lopen over de hoger gelegen zandruggen door de vele uitgestrekte veen- en moerasgebieden. Omdat reizen in die tijd gevaarlijk kan zijn, gaan de jongemannen in groepen. Daartoe worden verzamelpunten afgesproken: duidelijk herkenbare plaatsen, zoals een oude eik, een grote steen of een brug. Ook kent men vaste plaatsen voor eten en slapen.

Een hannekemaaier in het Duitse Uelsen, beeld van Leo Janischowsky (1997) (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hannekemaaier)

Op de terugweg naar Duitsland wil er nog weleens een uitgeputte maaier bezwijken. Ook zijn er meerdere moorddadige overvallen bekend, en zijn er berovingen binnen de eigen groep.
Harmen zal zich rond Brummen redelijk verstaanbaar hebben kunnen maken, want het dialect in het oosten van Nederland en dat in het westen van Duitsland verschilt niet heel veel.

Onvermijdelijk vinden er ontmoetingen plaats tussen deze Duitse jongemannen en meisjes van hier. En geregeld mondt zoiets uit in een huwelijk. Dit gebeurt ook bij Harmen en zijn oudere broer Jan.
Harmens ontmoeting met Grietje zal niet geheel toevallig zijn geweest, want broer Jan is een paar jaar eerder met haar zus Geertje getrouwd.

Gelukkig hebben deze zusjes de pestepidemie van 1656 en 1657 overleefd, want anders zouden hun nazaten niet zijn geboren. Die epidemie heeft Brummen zwaar getroffen. Beide jaren sterven er zes maal zoveel inwoners dan gemiddeld.

A-3. Teunis Harmens Busser (ca. 1675-na 1755)
Geb. Brummen ca. 1675, overl. ald. na 1755, z.v. Harmen Tönissen Busser en Grietje Alefs (zie A-2.), tr. Brummen ca. 1709 Jantje Bartels, geb. ca. 1680, overl. Brummen 08-12-1755, d.v. Barteld Jurriens en Enneken Harmens.
Mogelijk trouwen ze na de zeer strenge winter van 1708-1709, de strengste in 500 jaar! De ergste kou begon op 6 januari en hield aan tot diep in maart. Zelfs vlak voor de openhaard worden je ijskoude voeten niet warm. Vogels vallen massaal dood neer, vee sterft bij duizenden. De vorst zit wel tot een meter diep in de grond. Geen temperaturen dus voor een feestje.

Niet alleen hun zoon Harmen, maar ook hun dochter Anneken is een voorouder van de jongste generaties Busser op de Oosterenk. 

A-4. Harmen Teunissen Busser (1710-1768)
Ged. Brummen 02 -02-1710, overl. ald. 03-10-1768, z.v. Teunis Harmsen Busser en Jantje Bartels (zie A-3.), otr. Brummen 25-11-1730 Hendersken Hendriksen, ged. Brummen 20-03-1712, overl. ald. 07-02-1791, d.v. Hendrik Gerrits en Jenneken Teunissen.

Doopinschrijving van Harmen: ‘Den 2 febr. 1710. Een soon van Teunis Hermsen en Jantjen Bartels, genaamd Harmen’
Ondertrouwinschrijving van Harmen en Hendersken: ‘Dito (is 25 nov.) zijn in ondertrou opgenomen Harmen Teunissen, soldaat onder den majoor de Ridder, met Hendersken Hendriks, beijde van Brummen’
         Overlijdensaangifte Harmen: ‘Den 3 octob Henders Hendrix Bussers bekent gemaakt het overlijden van haar man.
Den 7 dito den selve begr.’






Twintig jaar lang zal Hendersken zwanger zijn of aan het zogen. Het paar krijgt in totaal tien kinderen, van wie slechts de helft volwassen wordt.
Als Harmen trouwt, is hij soldaat. Hij ‘dient’ onder majoor De Ridder. Hij zal beroepssoldaat zijn geweest, want dienstplicht bestaat nog niet.
Getuige de volgende twee voorvallen lijkt Harmen een temperamentvol type. Maar we zijn er niet bij geweest. Nog geen week na zijn huwelijk moet hij voor de rechter van Veluwezoom verschijnen, de regio waaronder Brummen valt. Hij zou met ene Bartold Roelofsen ‘met vuisten gevochten’ hebben. Vier jaar later heeft hij met ene Hendrik Touts ‘met messen gevochten’. Beiden raken daarbij gewond.
Beide keren wordt erbij vermeld dat Harmen soldaat is. In beide gevallen komt Harmen niet opdagen, maar zijn tegenstander wel. En in beide gevallen wordt zijn tegenstander vrijgesproken en krijgt Harmen een boete.
Eind 1734 - Harmen is nog soldaat - woont het paar ‘in de Bosweide’ onder Brummen en daarna ‘op de Kolk’ aan de tegenwoordige Gasfabriekstraat aldaar. Vervolgens verhuist het gezin met ‘petri 1749’ (22 februari) naar het Hoogveld in Oeken. Petri is de vaste datum waarop nieuwe pachtperiodes ingaan.
Op enig moment moet Harmen van soldaat boer zijn geworden. Ook zal hij land hebben gekocht of geërfd, want in 1749 bezit hij 2/3e morgen (een kleine 2/3e hectare).
In de verpondingslijst van dat jaar wordt hij ‘kueter’ genoemd, keuterboer. Zijn gezin telt dan drie kinderen ouder dan vijf jaar. Ook wonen er twee ‘bejaarde personen’ in. Mogelijk zijn dat Harmens ouders, want die leven dan nog. Op dezelfde datum komt er ook een weduwe in hun ‘kamer’ wonen, de weduwe van ene Harmen Jansen. Dat kan letterlijk een kamer zijn, maar is soms ook een apart huisje.
Op nieuwjaarsdag 1749 is er sprake van een derde akkefietje. Die dag komt ene Hendrik Beker het huis van Harmen en Hendersken binnenstappen. Het zal nog op ‘de Kolk’ zijn geweest. Misschien komt Hendrik alleen maar even langs om het gezin een gelukkig nieuwjaar te wensen. Hoe dan ook: iets loopt uit de hand. Op een gegeven moment begint Hendrik Beker met een stok Harmen, zijn vrouw en een van hun kinderen te slaan. Ook trekt hij een mes. Harmen grijpt Hendrik Beker daarop vast en smijt hem tegen de grond. De aanvaller is daarop zo snel hij kon vertrokken.
De rechter legt Hendrik Beker een boete op van vijf herenponden. 

A-5. Berend Harmens Busser (1746-1818)
Ged. Brummen 24-04-1746, overl. Deventer 05-07-1818, z.v. Harmen Teunissen Busser en Hendersken Hendriksen (zie A-4.), tr. (1) Brummen 23-04-1769 Garritjen Hendriksen Smitskamp, geb. Rhienderen, ged. Brummen 29-11-1739, overl. ald. 21-03-1774, d.v. Hendrik Harmsen op Smitskamp, landbouwer, en Janna Teunissen, tr. (2) Brummen 04-09-1774 Cornelis/Knelia Timmer, geb. Dieren, ged. Spankeren 01-10-1741, overl. Oeken 10-08-1816, d.v. Hendrik Timmer en Berentjen Harmsen.

Doopinschrijving Berend: ‘Den 24 April. Harmen Busser en Hendersken Hendriksen een kindt genaemt Berendt’

Trouwinschrijving: ‘1769 den 1 April Berend Busser j.m. & Garretjen Hendrikz j.d. beide van Brummen en wonende alhier, copulati den 23 april 1769’






Berend is het negende kind in het gezin. Hij is geboren op De Kolk, een verdwenen boerderij aan de huidige Gasfabriekstraat in Brummen. Als peuter verhuist hij naar het Hoogveld in Oeken. Daar woont hij nog als hij in 1768 wordt aangenomen als lidmaat van de Nederduits-Gereformeerde Kerk.
In 1812, tijdens de Franse bezetting, wordt zijn beroep ‘dagloner’ op z’n Frans ‘journalier’ genoemd. Dat klinkt chic, al zal men dat toen niet zo ervaren hebben. Het Frans is immers de door de vijand verplichtgestelde ambtelijke taal.
Garritjen is geboren en getogen op boerderij Smitskamp, Knoevenoordstraat 37, Rhienderen.
Samen wonen ze zeer waarschijnlijk in Oeken.
Na krap vijf jaar huwelijk overlijdt Garritjen. Vijf maanden later hertrouwt Berend. Een maand voor deze bruiloft is er een inventaris opgemaakt van alle gezamenlijke bezittingen van hem en Garritjen. Het is de gebruikelijke procedure om de totale waarde van de bezittingen van dat moment te bepalen opdat de kinderen uit een eerder huwelijk later krijgen waar ze recht op hebben.
Daaruit blijkt dat Berend weliswaar dagloner is, maar daarnaast - niet ongewoon - ook een boerderijtje bestiert, in zijn geval een gepachte boerderij. Hij houdt er vee en verbouwt rogge, boekweit, vlas en aardappels. Ook heeft hij een snaphaan, een geweer, zodat het dagelijkse menu zo nu en dan aangevuld kan worden met geschoten wild.
Zie voor de complete inventaris:
https://alicegarritsen.blogspot.com/2022/11/de-boedel-van-garritjen-hendriksen.html

Berend sterft in 1818 in Deventer. Mogelijk woont hij zijn laatste jaren bij dochter Berendje. Of misschien is hij er toevallig op bezoek.

A-6. Harmen Berends Busser (1770-1828)
Ws. geb. Oeken, ged. Brummen 11-03-1770, overl. Empe 25-08-1828, z.v. Berend Harmens Busser en Garritjen Hendriks Smitskamp (zie A-5.), tr. Brummen 26-08-1792 Janna Koers, ged. Voorst 03-11-1765, overl. Empe 27-02-1841, d.v. Trijne Jansen, ongeh.

Doopinschrijving: ‘1770 den 11 maert – Berend Busser en Garritjen Hendriksen een kindt genaemt Harmen’


    



Huwelijksinschrijving: 4 august – Hermen Busser j.m. van Brummen en Janna Coert j.d. van Voorst, wonende alhier; 26 august – zijn gemelde na drie voorgaande proclamatiën hier getrouwt’




Harmen is krap vier jaar oud als zijn moeder sterft, zes maanden daarna krijgt hij een stiefmoeder. Hij is dus vooral opgevoed door Cornelia (Knelia) Timmer. Later zal hij zowel zijn moeder als zijn stiefmoeder vernoemen.
De achtergrond van Janna’s familienaam Koers kennen we niet. Misschien de naam van een stiefvader?
Door de jaren heen wordt Harmen aangeduid met de beroepen dagloner (journalier) en werkman.
In maart 1793 wordt het oudste kind in Brummen gedoopt, hun tweede in december 1794 in Voorst. Mogelijk pachtten ze dan al boerderij Ossenkamp, De Riete 75 (oude straatnaam: Tuinstraat), Voorst. Ze wonen daar in ieder geval in 1802.

De Ossenkamp, De Riete 75, Voorst (Bron: https://www.voorst.nl/monumenten/ detail-1/artikel/de-ossekamp-tuinstraat-75)


Ergens tussen 1807 en 1812 zal het gezin naar Empe zijn verhuisd, want in dat laatste jaar wordt daar hun jongste kind geboren. In 1827 wonen ze in het huis met nr. 17 (wordt later nr. 21).
Een paar maanden na Harmens overlijden komt zoon Gerrit Jan tijdelijk bij zijn moeder inwonen. En eind 1830 trekt dochter Geertruij met schoonzoon Willem ten Broek bij moeders in. En dat niet alleen: het volgende jaar worden de rollen in het huis omgedraaid. Willem geldt in het vervolg als ‘hoofd van het gezin’. Janna Koers, dan 65 jaar oud, wordt gedegradeerd tot ‘in de kost bij Ten Broek’.
Zoon Gerrit Jan komt weer thuis, en na zijn huwelijk in 1836 schuift ook zijn vrouw aan. Geertruij en Willem hebben inmiddels drie kinderen. Maar de tijd dat ze er met z’n negenen wonen, is van korte duur.
In 1838 wordt het boerderijtje door alle bewoners verlaten. Weduwe Janna verhuist met zoon Gerrit Jan en zijn gezin naar Hommelstraat 7. Gezien de huisnummers (nr. 16, later nr. 20) zal dit niet ver van hun vorige huis gestaan hebben.
En wat blijkt? Het huis, de opstal, is eigendom van de Bussers. De grond is echter (sinds 1838) in handen van J.F.B. van Hasselt van Huize Empe. Totdat ze er intrekken, werd het bewoond door de vorige eigenaar van de grond. Harmen heeft het niet meer mogen beleven, maar Janna kan toch nog een paar jaar van haar eigen huis genieten.
In 1848 wordt de boerderij door de dan nog levende kinderen gezamenlijk verkocht. Van Hasselt koopt (nu ook) de opstal. Tot maart 1853 blijft zoon Gerrit Jan er nog wonen, maar nu als pachter. Dan vertrekt ook hij.

A-7. Berend Busser (1794-1860)
Geb. Voorst 01-12-1794, overl. Empe 08-07-1860, z.v. Harmen Berends Busser en Janna Koers (zie A-6.), tr. Voorst 20-03-1824 Gerdina Wesselink, geb. Wilp 18-02-1800, overl. Empe 03-05-1878, d.v. Hendrik Jan Wesselink, daghuurder, arbeider, en Gerritjen Nijenhuis.
Een deel van zijn jeugd brengt Berend door op bovengenoemde boerderij de Ossenkamp in Voorst. In 1812 verhuist Berend met zijn ouders mee naar Empe. Hij is dan 18 jaar.
Als zijn beroepen staat boerenknecht en daghuurder vermeld.
In zijn certificaat van de Nationale Militie (het leger) vinden we zijn signalement. Bij de keuring rond zijn 19e is hij 1,75 meter lang (1 el, 745 strepen), voor die tijd een aardige lengte. Zijn ‘aangezicht en voorhoofd’ zijn rond van vorm, hij heeft blauwe ogen, een lange neus, een gewone mond en een ronde kin. Zijn haren en wenkbrauwen zijn bruin van kleur. Of dit signalement voldoende aanknopingspunten bood om hem op straat te herkennen, is zeer de vraag.
Volgens de Militieregisters lijdt Berend aan ‘de vallende ziekte’ (epilepsie). Hoeveel last hij daarvan heeft, weten we niet. Voor het leger is het reden om hem niet onder de wapenen te roepen.

Militieregister 1816. In het register van 1817 wordt de ziekte als feit gepresenteerd.





Op enig moment na 1827 is hij lid van de Schutterij. Tussen 1814 en 1901 zorgt deze vrijwilligersorganisatie voor de handhaving van de plaatselijke orde en rust. Een taak die nu door de politie wordt uitgevoerd. Hierbij vormt Berends epilepsie kennelijk geen bezwaar.
De leden kunnen in geval van een buitenlandse aanval ook voor het leger worden opgeroepen (zoals we bij zijn broer Gerrit Jan zullen zien).
Gerdina Wesselink is geboren in Wilp, haar vader zag destijds het levenslicht op boerderij De Haar in Vorden. De familie van haar moeder stamt uit Bathmen.
Het paar woont na hun huwelijk eerst in Voorst. In 1827 worden ze ergens in Empe ingeschreven. De eerste vier jaren hebben ze daar een inwonende dienstbode. Totdat er kinderen worden geboren. Je zou zeggen dat je juist dán hulp nodig hebt, zeker in een tijd waarin de luiers nog met de hand gewassen moeten worden. Maar misschien staan de financiën het niet toe.
Ze krijgen ‘slechts’ drie kinderen. Opvallend weinig voor die tijd. Daar staat tegenover dat ze alle drie volwassen worden. Ook dat is bijzonder.

En dan komt de Oosterenk in beeld: in 1836 verhuist het gezin naar IJsselstraat 7, Empe. De boerderij wordt gepacht van de weduwe van Wolter van de Water uit Empe. Meteen na de verhuizing komt er weer een inwonende dienstbode. Dat blijft zo totdat schoondochter Hendrika Kok in 1868 haar taken overneemt. 

A-8. Berend Jan Busser (1835-1903)
Geb. Empe 22-09-1835, overl. ald. 26-11-1903, z.v. Berend Busser en Gerdina Wesselink (zie A-7.), tr. Voorst 15-02-1868 Hendrika Kok, geb. Klarenbeek 28-02-1844, overl. Empe 02-12-1916, d.v. Cornelis Jansen Kok, landbouwer, en Geesken Hazelaar.
Berend Jan is net als zijn broer en zus weliswaar in Empe geboren, maar niet op de Oosterenk. Daar verhuist hij op 1-jarige leeftijd met zijn ouders naartoe. Als Berend Jan 15 is, verlaat zijn oudere broer Hendrik Jan het huis. Mogelijk is dan al duidelijk dat die broer de boerderij niet zal overnemen.
In 1854, Berend Jan is dan 19, roept de Nationale Militie hem op voor zijn militaire dienstplicht. Als het aantal jongens groter is dan de vraag, wordt door loting bepaald wie daadwerkelijk in dienst moet. Berend Jan wordt ingeloot.
Die dienstplicht duurt vijf jaar, waarvan één jaar daadwerkelijk onder de wapenen moet worden doorgebracht. Berend Jan wordt echter op enig moment ‘uit hoofde van lichaamsgebreken van de dienst vrijgesteld’, en keert terug naar huis. Deze lichaamsgebreken weerhielden hem echter niet van zware lichamelijke boerenarbeid.
Hij heeft als aanstaande bedrijfsopvolger niet, zoals vaak gebeurde, eerst als knecht zijn licht elders opgestoken. Mogelijk omdat er geen andere zoon (meer) in huis is. Bovendien is vader Berend al een dagje ouder en lijdt aan epilepsie. Na zijn vaders overlijden woont Berend Jan bijna acht jaar alleen met zijn moeder en een inwonende dienstmeid op de Oosterenk. Deze wordt dan nog gepacht.

Hendrika Kok (1844-1916)

Hendrika is geboren op de Bruggekamp, Bruggekampsweg 2, Klarenbeek, een boerderij uit haar voorfamilie. Haar voorvader Albert Karman (1691-1761) had in deze contreien aardig wat bezit, waaronder ook boerderij Bloemenk, Bruggekampsweg 1, Klarenbeek.
En niet te vergeten: hij was ook de herbergier van herberg De Kar, Zutphensestraat 242, Apeldoorn, een kilometer verderop. Tot enkele decennia geleden was hier nog steeds een gelijknamig café-restaurant gevestigd. Daarnaast was Albert tolgaarder.
Voor haar trouwen is Hendrika acht jaar lang inwonend dienstbode op boerderij Stapelvoort (nu Ankersmit geheten), Gravenstraat 14, Voorst. Tijdens deze jaren zal ze op enig moment de ruim acht jaar oudere Berend Jan in Voorst tegen het lijf gelopen zijn. Misschien in de kerk, of op de jaarlijkse kermis…
Twee maanden na haar komst op de Oosterenk vertrekt de sinds tien jaar inwonende dienstmeid. Haar diensten lijken niet meer nodig.
In de huwelijkspapieren uit 1868 staat bij Berend Jan ‘daghuurder’ als beroep, en later ‘dagloner’. Dat betekent dat hij zich - naast zijn boerderij – ook voor andere werkzaamheden heeft laten inhuren. En dat klopt. Uit 1872 stamt een contract met de gemeente Brummen. Samen met een collega heeft hij tot wederopzegging getekend voor het onderhoud van enkele wegen: de IJsselstraat in Empe (loon 18 gulden per jaar), de Kleine Vosstraat in Oeken (voor f. 7,50) en het Meegat in Rhienderen (f. 14,50). Hoe zou deze bijbaan te rijmen zijn met de lichaamsgebreken waardoor hij van zijn militaire dienstplicht is vrijgesteld?
En waarom deze extra klussen? Mogelijk omdat hij vooruit wil in het leven. Dat lukt, want op enig moment koopt hij rond de Oosterenk stukken land.
In maart 1873 komt de boerderij te koop. Berend Jan fungeert daarbij als ‘aanwijzer’, zo meldt de advertentie. Zelf kan of wil hij de boerderij op dat moment niet kopen. In datzelfde jaar is hij aanwijzer bij de verkoop van ‘op het Erve Oosterenk staande bomen, geschikt voor timmerlieden en klompenmakers’, en bij de verhuur van ‘bouwland op de Oosterenk achter de Beele’.
Hendrika is zo’n 21 jaar lang bezig met het lichamelijke moederschap: zwanger of een kind aan de borst. Dit naast het huishouden, de groentetuin en de verzorging van het kleinvee. En steevast een jengelend kind aan de rokken.
Nog voor het jongste kind is geboren, vertrekt oudste zoon Berend om elders als inwonend knecht te werken. In 1899 komt hij terug op de Oosterenk. Hij heeft dan 13 jaar elders vertoefd.
Berend Jan sterft in 1903.

Zutphensche Courant 13-02-1893

Zutphensche Courant 

Uit de Memorie van Successie, de aangifte erfbelasting, blijkt dat het paar dan inmiddels twee hectare en 92 are van de grond rond de Oosterenk bezit.
Weduwe Hendrika blijft op de Oosterenk. Ze zwaait er de laatste kinderen uit. In 1911 verwelkomt ze haar schoondochter Aaltje Wiltink. De laatste vijf levensjaren deelt ze haar bedstee met haar kleindochtertje Gerrie Busser.

Berend Jan en Hendrika zijn in de verte familie van elkaar. Zij stamt af van Anneke Teunissen Busser (1715-1791) (B-4.3.), een zuster van BJ’s betovergrootvader Harmen Busser (1710-1762).

A-9. Berend Busser (1868-1937)
Geb. Empe 04-12-1868, overl. ald. 01-06-1937, z.v. Berend Jan Busser en Hendrika Kok (zie A-8.), tr. Brummen 11-03-1911 Aaltje Wiltink, wed.v. Gerrit Sileon, geb. Langerak (Doetinchem Ambt) 20-12-1874, overl. Doesburg 17-04-1964, d.v. Derk Jan Wiltink, landbouwer, en Aaltje Langwerden.
Berend en zijn broers en zussen vormen de eerste generatie die op de Oosterenk is geboren.
Zie voor meer informatie over Berend Busser:
https://alicegarritsen.blogspot.com/2023/01/over-berend-busser-1868-1937-de-derde.html
En over Aaltje Wiltink:
https://alicegarritsen.blogspot.com/2022/05/boerderij-klein-neerheide-in-de.html

Hun vijf kinderen circa 1922: vlnr Gerrie, Riek, Ali, Detje. Vooraan Jan (Berend Jan), zie A-10.


A-10. Berend Jan (Jan) Busser (1914-1993)
Geb. Empe 08-12-1914, overl. Zutphen 02-01-1993, z.v. Berend Busser en Aaltje Wiltink (zie A-9.), tr. Brummen 02-04-1938 Gerritje Spiegelenberg, geb. Empe 12-03-1915, overl. Zutphen 20-05-2000, d.v. Gerrit Jan Spiegelenberg, landbouwer, en Maria Willemina Waanders.

A-11. Jan Busser (1945-2009)
Jan blijft op de Oosterenk wonen tot zijn overlijden, maar werkt elders. Begin 2001 komt de Oosterenk in handen van een familielid dat het in 2013 aan een ‘vreemde’ verkoopt.
Jans generatie is de vierde die op deze boerderij is geboren en de vijfde die er opgroeit.

Schaften op het land. Vlnr Jan Busser (A-10.), Lammert Busser (B-9.6.) en Berend Busser (A-9.)







Deel B - De broers en zussen van deze reeks Bussers

We noemen bij de personen ook steeds het patroniem, want in de oudere aktes staat de naam Busser er niet altijd al bij.

B-2. De broer(s) van Harmen Tönissen Busser (geb. ca. 1650) (A-2.)

B-2.1. Jan Tönissen Busser, geb. Recke (Duitsland) ca. 1645, tr. Brummen 17-03-1667 Geertjen Alefs, d.v. Alef Jansen, snijder, en Hilleken.
Jan woont bij zijn huwelijk in Rhienderen en is snijder (kleermaker), net als zijn schoonvader. Van hem zal Jan het vak hebben geleerd. Hij wordt veelal aangeduid met ‘Jan de snijder’.
Uit dit huwelijk:
a.       Hilleken Jansen Busser, ged. Brummen 12-01-1668, overl. ald. vóór 05-11-1671.
b.       Alef Jansen Busser, ged. Brummen 25-04-1669, overl. ald. 25-05-1745, tr. NN, overl. Brummen 18-07-1742.
c.       Harmen Jansen Busser (ook wel Buschman of Bussink genoemd), ged. Brummen 20-11-1670,  overl. Eerbeek vóór 07-03-1739, tr. ca. 1711 Aaltje Evers, overl. vóór 1741.
Hun vóór 1719 geboren kinderen worden in Loenen gedoopt. De jongere in Hall. Harmen bezit later in Eerbeek een huis en een hof, drie akkers en wat weiland. Van dit echtpaar stamt de Bussertak af die zich rond Ede en Otterlo genesteld heeft.
d.       Hilleken Jansen Busser, ged. Brummen 05-11-1671.
e.       Teunis Jansen Busser, overl. Brummen na 25-05-1745.
f.        Jan Jansen Busser, ged. Brummen 20-06-1675, overl. na 1747, tr. Gerdien, overl. Brummen 13-05-1747.
g.       Albertjen Jansen Busser, ged. Brummen 09-06-1678. 

B-2.2. NN Busser, geb. Recke ca. 1647. In Recke worden vier kinderen van hem gedoopt. Het is niet uitgesloten dat hij de boerderij van zijn vader heeft overgenomen en daarmee in Recke is gebleven. Er is echter onvoldoende bewijs dat hij een broer is van Jan en Harmen.


B-3. De broer van
Teunis Harmens Busser (ca. 1675-na 1755) (A-3.)

B-3.1. Alof Harmens Busser, geb. Brummen ca. 1680, tr. (1) ca. 1709 Elsken Gerrits, otr. (2) Brummen 23-04-1728 Grietje Peters, wed.v. Hendrik Harmens, otr. (3) Brummen 25-11-1730 Dersken Harmens, wed.v. Wessel Harmens.
Uit het eerste huwelijk:
a.       Jan Alofs Busser, ged. Brummen 23-11-1710, overl. vóór 22-11-1711.
b.       Jan Alofs Busser, ged. Brummen 22-11-1711.
c.       Aaltjen Alofs Busser, ged. Brummen 05-02-1713.
d.       Peternelle Alofs Busser, ged. Brummen 01-03-1716.
e.       Garritjen Alofs Busser, ged. Brummen 25-06-1724.


B-4. De broers en zussen van
Harmen Teunissen Busser (1710-1768) (A-4.)
Bijzonder is dat de jongere Bussers op de Oosterenk ook van Harmens zuster Anneke afstammen.

B-4.1. Barteld Teunissen Busser, ged. Brummen 05-03-1712, overl. Ellecom 05-05-1764, otr. (1) Brummen 12-08-1735 Steventjen Hendriks Beumkes, otr. (2) Brummen 12-05-1741 Aaltjen Hendriksen, geb. Steenderen, otr. (3) Spankeren 18-06-1744 Anna Jansen, wed.v. Andries van Olffen, overl. Ellecom 18-08-1783.
Bijna zou Barteld in 1741 hertrouwen, de datum van ondertrouw en de namen van de getuigen zijn al in het trouwboek genoteerd. Toch gaat het huwelijk niet door. In keurig Latijn heeft de predikant moeten noteren dat het paar wegens gerezen onenigheid tussen bruidegom en bruid niet is getrouwd. Teleurgesteld vertrekt Barteld naar het Duitse Münster om na een paar jaar terug te komen en alsnog te hertrouwen.

B-4.2. Garrit Teunissen Busser, ged. Brummen 06-08-1713, begr. Zutphen 04-10-1754 op het Grote Kerkhof, tr. Zutphen (Grote Kerk) 23-09-1744 Petronella Hendriks, wed.v. Jeremias Hermsen, begr. Zutphen 25-01-1787.
Uit dit huwelijk:
a.       Teunis Busser, ged. Zutphen 28-07-1745.
b.       Hermina Busser, ged. Zutphen 19-05-1748.
c.       Hendrik Busser, ged. Zutphen 03-04-1752.

B-4.3. Anneke Teunissen Busser, ged. Brummen 15-12-1715, overl. ald. 27-05-1791, tr. Brummen 17-03-1743 Jan Hendriks Plante/van de Poll, ged. Brummen 25-03-1714, overl. ald. 28-01-1775.
Anneke en Jan zijn de betovergrootouders van Hendrika Kok (1844-1916) (zie A-8). Dat betekent dat Anneke’s voorouders bij de jongste drie generaties Busser genetisch dubbel tellen.
Jan ligt bij hun trouwen ‘in garnizoen’ te Zutphen. Hij is dus ook beroepssoldaat, net als zijn zwager Harmen. Hij ressorteert zowel onder lt.-kol. De Maleprade als onder generaal baron Van Dorth.
Jan wordt eerst aangeduid met de familienaam ‘Plante’, later met ‘Van de Poll’, en daarna weer met ‘Plante’. Mogelijk werkte hij als tuinman op buitenverblijf de Poll onder Brummen, eigendom van de familie ‘Schimmelpenninck van de beide Pollen’, en komt daar zijn naam vandaan.
Uit dit huwelijk:
a.       Hendrik Jansen Plante, ged. Brummen 04-08-1743, overl. Rhienderen 17-12-1803.
b.       Jan Jansen Plante, ged. Brummen 20-11-1746, overl. Rhienderen 28-06-1785, tr. Voorst 19-04-1776 Johanna Bosch, geb. Zutphen 31-01-1747, overl. Rhienderen 19-10-1808, d.v. Johannes in den Bosch en Harmina Harmsen; Johanna tr (2) Brummen 12-03-1786 Jan Jacobs Busser, een neef van haar eerste man (zie B-4.4.d.).
Het paar bezit in Rhienderen een boerderijtje dat gebouwd is op grond van het Bornhof te Zutphen, een instelling ter ondersteuning van arme ouderen.
Jan laat bij zijn overlijden drie kinderen achter, onder wie een tweeling van vier jaar.
Uit de inventaris die voorafgaand aan Johanna’s hertrouwen is opgemaakt, blijkt dat het paar een kamer verhuurt. De huurder heeft op dat moment een huurachterstand van een jaar. Zelf is Jan maar liefst acht jaar achter met het betalen van de pacht voor zijn land.
De levende have bestaat anno 1785 uit een koe, een kalf en vier hoenders (kippen).
c.       Wijsken Jansen Plante, ged. Brummen 01-02-1748, overl. Rhienderen 13-05-1813, tr. (1) Brummen 01-03-1772 Jan Garrits Slangewal, wdnr.v. Hendersken Arends, geb. Oeken ca. 1706, lidm. Brummen 1726, overl. Oeken 23-12-1776, z.v. Garrit Slangewal, tr. (2) Brummen 11-07-1779 Jan Lansink, wdnr.v. Geesken Bokhorst, geb. Zutphen ca. 1720, overl. Rhienderen 04-08-1802.
Wijsken trouwt tweemaal een oudere man. Haar eerste is ca. 42 jaar ouder, haar tweede zo’n 28 jaar. Met deze laatste man woont ze in Rhienderen. Zij overlijdt daar in het huis van Hendrikus Plant. Dat zal een neefje zijn.
d.       Jenneken Jansen Plante, ged. Brummen 08-07-1749, overl. ald. 18-06-1753.
e.       Teunis Jansen Plante, ged. Brummen 28-02-1751, overl. ald. vóór 1755.
f.        Berend Jansen Plante, ged. Brummen 10-09-1752, overl. ald. 19-05-1759.
g.       Arend Jansen Plante, ged. Brummen 03-03-1754, daghuurder, overl. Voorst 21-12-1819, tr. vóór 1795 Teuntjen Harms.
Het paar woont in Voorst. Arends dochter Anneke zal in 1828 trouwen met een kleinzoon van Arends broer Teunis.
h.       Teunis Jansen Plante, ged. Brummen 17-08-1755, daghuurder, overl. Hall 26-04-1815, tr. (1) Voorst 14-11-1779 Maria Hendriks Beurse/Buursen, geb. Brummen, ged. Zutphen (RK) 15-08-1752, daghuurster, overl. Voorst 20-12-1803, d.v. Hendrik Beurse/Buursen en (Janna) Wilhelmina Gieling/Gijlink/Geelink, tr. (2) Hall 22-04-1804 Gerritje Jans Kastelein/Casteleijn, wed.v. Willem Hendriks Lentink, geb. Rhienderen, ged. Brummen 06-11-1757, overl. Brummen 11-02-1840, d.v. Jan Garretz en Mariken Philipzen.
Kort voor hun trouwen wonen ze beiden onder Voorst, maar niet lang ervoor verbleef Teunis nog in Olst. Waarschijnlijk was hij daar ergens knecht op een boerderij. En Maria is onlangs vanuit Velp teruggekomen, en woont tijdelijk bij haar vader in Voorstonden (dat toen onder Voorst viel).
Ze zullen in Voorst een keuterijtje hebben gepacht. Beiden worden daghuurder genoemd. Die hebben vaak zelf ook een boerderijtje.
Maria is in Zutphen gedoopt, niet in Brummen, net als haar broers en zussen. Dat komt omdat haar ouders rooms-katholiek zijn. Alleen in Zutphen is een roomse kerk. Haar katholiekzijn komt bij hun huwelijk nog even expliciet aan de orde. Het bruidspaar moet beloven te voldoen aan wat bij artikel 5 op een bepaald plakkaat staat. Een plakkaat was een soort affiche waarop regeringsvoorschriften bekend werden gemaakt. 
Het zal erop neergekomen zijn dat de kinderen nederduits-gereformeerd moeten worden gedoopt en opgevoed. Die Kerk gold lange tijd min of meer als staatskerk. Rooms-katholicisme werd niet of slechts oogluikend toegestaan. Hun vijf kinderen worden vervolgens tussen 1780 en 1795 in Voorst keurig volgens het heersende geloof gedoopt.
Vier maanden na Maria’s overlijden hertrouwt Teunis met Gerritje. Deze weduwe woont in Hall, en Teunis trekt bij haar in. Zijn jongste kinderen zullen meeverhuisd zijn. Zijn derde kind zet de familielijn naar de Oosterenk voort.
-Teunis en Maria zijn de overgrootouders van Hendrika Kok (zie A-8).
-Haar grootouders zijn:
Willemina Plante (1785-1858) tr. Voorst 1802 Hendrik Hazelaar (1780-1844).
-En Hendrika's ouders:
Geesken Hazelaar (1809-1880) tr. Voorst 1841 Cornelis Kok (1804-1873).
i.         Gerrit Jansen Plante, ged. Brummen 23-10-1757, overl. Empe (onder Voorst) 10-10-1796, tr. Brummen 03-10-1784 Janna Egberts, wed.v. Lammert Jansen, ged. Voorst 10-06-1748, overl. Empe (onder Voorst) 07-09-1803, d.v. Egbert Jansen en Hendrika Lambers; Janna tr. (3) Voorst 16-12-1797 Lammert Hendriks (overl. 1803). 
Janna en haar eerste man, Lammert Jansen, wonen op de pachtboerderij Spijkendijk, Weg over het Hontsveld 26, Empe (toen onder Voorst). Lammert is overleden aan de (rode) loop oftewel dysenterie. Voordat Janna hertrouwt, wordt er een inventaris opgemaakt van de bezittingen. Ook al hebben ze niet veel vee, toch lijken ze niet tot de armsten te behoren. Zo bezitten ze een bijbel met zilverbeslag en twee paar zilveren gespen.
Er is veel beddengoed in het huis. Ook staan er ‘gordijnen met een valletje’ op de lijst, en een schoorsteenvalletje: een strook stof langs de bovenrand van de schoorsteen. Janna ondertekent de akte zelf, waaruit we mogen concluderen dat ze (enigszins) kan schrijven.
Gerrit Plante trekt bij haar in. Ook haar derde man komt naar Spijkendijk, waar ook haar moeder inwoont. Later zal Geertruij Busser er wonen (B-7.7.).
Janna sterft er een dag na het overlijden van haar derde man. Ze worden op dezelfde dag begraven.
j.        Berend Jansen Plante, ged. Brummen 16-09-1759.
k.       Derk Jansen Plante, ged. Brummen 02-08-1761, overl. Rhienderen 21-10-1812, tr. (1) Brummen 18-01-1784 Teuntje Wolters, overl. Brummen 17-04-1803, tr. (2) Brummen 25-07-1803 Clara Brinkhorst, ged. Beekbergen 19-02-1766, overl. Brummen 18-01-1806, d.v. Hendrik Brinkhorst en Teunisken Hendriks, tr. (3) Brummen 07-09-1806 Aaltje Gerritsen, wed.v. Gerrit Hendriks, d.v. Gerrit Jan Jansen en Willemina Hendriks.

B-4.4. Jacob Teunissen Busser, ged. Brummen 16-05-1717, overl. ald. 06-08-1786, tr. Brummen 06-06-1748 Anneken Harms, overl. Hall 10-07-1795.
Uit dit huwelijk:
a.       Hendrika Jacobs Busser, ged. Brummen 25-01-1750, overl. Hall 14-03-1816, tr. Brummen 12-11-1775 Jan Petersen Verbeek, ged. Hall ws. 15-10-1747, dagloner, overl. ald. 16-12-1817, z.v. Peter Reijnders en Janna Jansen.
b.       Berendina Jacobs Busser, ged. Brummen 06-02-1752, overl. ald. 22-08-1753.
c.       Overl. Brummen 29-03-1754 een naamloos kind.
d.       Jan Jacobs Busser, ged. Brummen 17-08-1755, overl. ws. Rhienderen 05-10-1809, tr. Brummen 12-03-1786 Johanna Bosch, wed.v. Jan Jansen Plante, neef van Jan Jacobs (zie B-4.3.b.), ged. Zutphen 31-01-1747, overl. Rhienderen 19-10-1808, d.v. Johannes in den Bosch en Harmina Harmsen.
e.       Teunis Jacobs, ged. Brummen 12-07-1761.

B-4.5. Hendrik Teunissen Busser, ged. Brummen 21-02-1721, tegelijk met zijn tweelingzus:

B-4.6. Jenneken Teunissen Busser, ged. Brummen 21-02-1721.

B-4.7. Wijsken Teunissen Busser, ged. Brummen 24-09-1723.

B-4.8. Teunisken Teunissen Busser, ged. Brummen 28-01-1725, overl. vóór 15-02-1728.

B-4.9. Rutger Teunissen Busser, ged. Brummen 25-08-1726.

B-4.10. Teunisken Teunissen Busser, ged. Brummen 15-02-1728, overl. Rhienderen 20-04-1775, tr. (1) Brummen 24-01-1745 Berend Waanders/Reints Polder/van de Poll, geb. Vierakker, ged. Warnsveld 06-05-1723, overl. Rhienderen 28-06-1772, z.v. Waander Reints Polder en Janna Hendriks, tr. (2) Brummen 05-02-1773 Lammert Willems, geb. Vorden; Lammert tr. (2) Brummen 10-09-1775 Meggelt Willemsen Hovers, geb. Hengelo.
Teunisken en Berend bezitten boerderij ’t Boterslag, Rhienderensestraat 18, op de grens van Rhienderen en Oeken. Uit de papieren die bij Teuniskens hertrouwen zijn opgemaakt, blijkt dat het paar aan ‘levende have’ twee koeien, drie hennen en een haan bezit. Verder hebben ze naast de gebruikelijke spullen twee spinnenwielen en een aardige voorraad garen.
Uit het eerste huwelijk:
(Er is driemaal een kind gestorven (in 1754, 1762 en 1765), maar hun namen kennen we niet.)
a.       Jenneken Berends Polder, ged. Brummen 17-09-1747.
b.       Waander Berends Polder, ged. Brummen 13-02-1750.
c.       Hendrik Berends Polder, ged. Brummen 23-12-1753.
d.       Jenneken Berends Polder, geb. Rhienderen, ged. Brummen 17-09-1755, overl. Leuvenheim 19-03-1832, tr. (1) Brummen 03-04-1785 Jan Hendriks Everts, geb. Vorden, overl. Cortenoever 01-04-1797, tr. (2) Gerrit Keurhorst, wdrn.v. Berendjen Veldkamp, ged. Brummen 30-07-1758, z.v. Jan Keurhorst en Berendjen Garretz.
e.       Teunis Berends Polder, ged. Brummen 23-10-1757.
f.        Janna / Johanna Berends Polder, geb. Oeken, ged. Brummen 02-03-1759, overl. na 1789, tr. Brummen 09-12-1781 Arend Hendriks, geb. Brummen.
g.       Garritjen Berends Polder, ged. Brummen 21-12-1760, overl. na 1781.
h.       Peter Berends Polder, ged. Brummen 16-10-1763.
i.         Aaltje Berends Polder, ged. Brummen 08-06-1766, overl. Cortenoever 13-03-1847, tr. Brummen 03-08-1788 Hendrik Beltman, geb. Cortenoever, ged. Brummen 05-12-1759, boerenknecht, overl. Brummen 14-05-1836, z.v. Hendrikus Beltman en Maria Hamer.

B-5. De broers en zussen van Berend Harmens Busser (1746-1818) (A-5.) 

B-5.1.Teunisken Harmens Busser, ged. Brummen 04-02-1731, overl. ald. vóór 12-1732.

B-5.2. Teunisken Harmens Busser, ged. Brummen 26-12-1732, overl. Rhienderen 05-05-1800, tr. Brummen 23-04-1758 Derk Garritz, ged. Steenderen 01-10-1730, overl. Rhienderen 19-10-1796, z.v. Garrit Harmsen, scholtis te Steenderen, en Jantje Bruggink.
Bij hun trouwen wonen beiden in Cortenoever.
Uit dit huwelijk:

a.       Jantjen Derks, ged. Brummen 02-08-1758, overl. ald. vóór 1796.
b.       Hendersken Derks, ged. Brummen 04-01-1761, overl. ald. vóór 1796.
c.       Gerrit Derks Buster, ged. Brummen 25-03-1763, dagloner, overl. Tonden 21-10-1820, tr. Brummen 19-04-1793 Janna Karstenberg, geb. Stokkum (Markelo) ca. 1769, overl. Brummen 04-01-1837, mog. d.v. Jan Karstenberg en Berentjen Reinders.
Gerrit heeft bij de naamsaanneming in 1812 de achternaam Buster gekozen. Deze lijkt erg op Busser, zijn moeders naam. Buster wordt ook de achternaam van zijn kinderen.
d.       Harmen Derks, ged. Brummen 15-12-1765, overl. ald. 25-09-1768.
e.       Harmen Derks, ged. Brummen 04-03-1770, overl. ald. vóór 1796.

B-5.3. Hendrika Harmens Busser, ged. Brummen 20-12-1734, overl. Hall 10-04-1820, tr. Hall 15-12-1754 Jan van de Velde, geb. Oeken ca. 1725, overl. Hall 19-08-1805.
Het paar woont in Hall.
Uit dit huwelijk:

a.    Jan Willem van de Velde, ged. Brummen 19-10-1755, daghuurder, overl. Doesburg 14-09-1833, tr. Hall 09-11-1783 Maria van den Berg, ged. Doesburg 21-12-1746, overl. ald. 16-11-1822, d.v.            Willem van den Berg en Christina Gertruid Selraet.
Ze wonen in Doesburg. Bij het overlijden van Maria op huisnummer 421 in de Zandbergstraat. Jan Willem kan door ziekte niet zelf aangifte van haar overlijden doen. Dat wordt gedaan door zijn zwager, gepensioneerd militair Hans Georg Schlatter (B-5.3.d.)
b.    Harmen van de Velde, geb. Hall, ged. Brummen 15-01-1758, timmerman, overl. Hall 05-04-1839, tr. Hall 30-11-1783 Jantjen Derks, ged. Brummen 09-12-1764, overl. Hall 14-02-1832, d.v. Derk Janse en Welmerdina Janse.
Het echtpaar woont bij overlijden in Hall op huisnr. 8.
c.    Maria van de Velde, ged. Hall 26-06-1763, overl. Doesburg 13-08-1812, tr. (1) Hall 01-05-1783 Aalbert Corrij/Korrij, geb. Dieren, overl. ws. Dieren 12 (of: 27)-10-1783, begr. Ellecom 14 (of: 28)-10-1783, tr. (2) Doesburg 15-09-1787 Martinus Elsenbroek, geb. ca. 1744, corporaal in 't tweede Battaillon van generaal d'Envie, in garnizoen te Doesburg, overl. Doesburg 29-05-1808.
Aalbert is al ver voor de geboorte van hun (eerste) kind overleden, vermoedelijk aan 'de rode loop' (dysenterie). Na zijn overlijden zal Maria naar Hall zijn teruggekeerd. Daar althans wordt ruim zeven maanden later hun dochter Aalberdiena geboren.
d.    Henders/Hendrika van de Velde, ged. Hall 15-09-1765, overl. Doesburg 15-04-1824, tr. Brummen 26-11-1809 Johan Joris (ook: Hendrik/Hans Georg) Schlatter, geb. Hallau (Zwitserland) 28-09-1759, beroepsmilitair, overl. Doesburg 19-07-1832, z.v. Johannes Schlatter en Elisabeth Judicq Grieshaber.
e.     Evert Jan van de Velde, ged. Hall 21-04-1771, overl. Doesburg 27-10-1805, tr. (1) Brummen 18-07-1793 Anneken Aalberts, ged. Ellecom 05-06-1768, overl. Spankeren 06-02-1799, d.v. Albert Lucassen en Catharina Jans (Alberts), tr. (2) Drempt 02-11-1800 Hendrika ter Vrugt, wed.v. Meinert Stijman, ged. Ruurlo 20-02-1757, overl. Doesburg 09-07-1810, d.v. Sweer ter Vrugt en Janna Wenninks.
f.      Garrit van de Velde, geb. Hall 03-04-1774, dagloner, overl. Brummen 27-08-1812, tr. Hall 02-12-1798 Gerritjen Arends, geb. Voorst 02-02-1774, overl. Eerbeek 15-07-1852, d.v. (Arent Otthen en) Aaltjen Derks. Gerritjen is een buitenechtelijk kind. De vader is 'soo gesegd word Arent Otthen'.

B-5.4. Janna Harmens Busser, ged. Brummen 14-11-1736, overl. ald. vóór 1749.

B-5.5. Wijsse Harmens Busser, ged. Brummen 25-05-1738, overl. ald. 11-12-1750.

B-5.6. Jenneken Harmens Busser, ged. Brummen 10-03-1741, overl. ald. vóór 1749.

B-5.7. Alof Harmens Busser, ged. Brummen 03-06-1742, overl. Hall 29-09-1794, tr. Brummen 30-10-1768 Jenneken ten Barg/van den Berg, ged. Vorden 24-03-1737, overl. Hall 20-11-1800, d.v. Gerrit van den Berg en Janna Schothorst.
Uit dit huwelijk:

a.       Harmen Alofs Busser, ged. Hall 27-08-1769, overl. ald. vóór 1770.
b.       Harmen Alofs Busser, ged. Hall 05-08-1770, dagloner, overl. Eerbeek 07-12-1831, tr. Hall 26-04-1795 Helena/Leentje Reinholt, ged. Loenen 11-02-1770, overl. Eerbeek 10-04-1825. Beiden overlijden in Eerbeek op huisnr. 13.
c.       Garrit Alofs Busser, geb. Hall 28-06-1772, overl. ald. 20-05-1773.
d.       Grietjen Alofs Busser, geb. Hall 22-11-1773, overl. ald. 15-04-1775.
e.       Garretjen Alofs Busser, geb. Hall 16-06-1777.

B-5.8. Jan Harmens Busser, ged. Brummen 30-05-1744, beroepsmilitair, overl. Sneek 11-03-1813, tr. (1) Brummen 06-09-1767 Elisabeth Seesink, geb. Brummen, tr. (2) na 1770 Sytske Wytzes, overl. na 1813.
Volgens het militaire register is hij op 23-03-1762 als beroepsmilitair in dienst getreden van het regiment Touars. Op het moment van trouwen dient hij in garnizoensstad Delfzijl als soldaat onder lt.-kol. Mosburger in het tweede bataljon van de prins van Baden-Durlach.
Deze van oorsprong Duitse prins Willem Lodewijk van Baden-Durlach (1732-1788) is een neefje van onze stadhouder Willem IV. Met zijn ongedisciplineerde gedrag heeft hij een slechte invloed op zijn oudere broer. Daarom zorgt oom Willem IV ervoor dat hij in de Nederlanden een militaire carrière begint. Dat lukt kennelijk aardig want in 1753 is Willem Lodewijk zelfs benoemd tot stadhouder van Gelre. Vervolgens wordt hij in 1766 door de Staten-Generaal bevorderd tot luitenant-generaal in het Staatse leger.
Jan gaat op 01-08-1795 (op zijn 51e) met pensioen. Vanaf dat moment ontvangt hij 91 gulden per jaar. Hij sterft in Sneek op het adres Wijk 44 als ‘gepensioneerd soldaat’. Ook Sneek is van oudsher een garnizoensstad.
Van Jan zijn geen nakomelingen gevonden. De Bussers in het noorden van Nederland zullen dus waarschijnlijk niet van hem afstammen. Bovendien wonen daar al Bussers/Busschers voordat hij in 1767 trouwt.

B-5.9. Wijsse Harmens Busser, geb. Oeken, ged. Brummen 16-01-1751. Haar moeder is bij haar geboorte 49 jaar oud.

B-6. De broers en zussen van Harmen Berends Busser (1770-1828) (A-6.)

B-6.1. Janna / Johanna Berends Berends, ws. geb. Oeken 26-05-1772, overl. Lieren 16-02-1843, tr. Brummen 01-03-1801 Jan Karstenberg, geb. Stokkum (Markelo) 04-10-1772, overl. Beekbergen (ws. Lieren) 06-08-1859, z.v. Jan Karstenberg en Anna Margarita van Keulen of Simmerman.
Eerst woont het paar onder Brummen, daarna tot 1810 in Voorst. Vanaf 1811 bewonen ze in Lieren (onder Beekbergen) het huis met nummer 55.
Uit dit huwelijk:

a.       Gerrit Jan Karstenberg, geb. Brummen 25-05-1801, overl. ald. vóór 1809.
b.       Berend Karstenberg, ged. Voorst 09-04-1805, dagloner, overl. Woudhuis (Apeldoorn) 07-12-1888, tr. Apeldoorn 18-03-1831 Maria Hazelaar, geb. Voorst (Broek) 22-02-1807, overl. Apeldoorn 10-12-1869, d.v. Hendrik Hazelaar en Willemina Plante.
Berend is wegens een lichamelijk gebrek vrijgesteld van de militaire dienstplicht.
Maria Hazelaar is een tante van Hendrika Kok (zie A-8).
c.       Grietjen Karstenberg, geb. Voorst 14-06-1807, overl. Brummen 17-12-1868, tr. Brummen 21-03-1840 Zeno Lambert Arnoud Frans van der Strate, geb. Leuvenheim 08-08-1812, dagloner, overl. Brummen 11-01-1871, z.v. Geurt van der Strate, dagloner, jager, en Gerharda Wentink.
Tien jaar voor haar trouwen wordt Grietje ongehuwd moeder van dochter Jantje. Zij wordt na het huwelijk door Zeno erkend.
Hoewel zijn voornamen anders doen vermoeden, is Zeno ‘slechts’ een gewone dagloner. Een mogelijke verklaring: zijn vader is jager en in die hoedanigheid zal hij voor plaatselijke landhuizen hebben gewerkt. Dan wilde zo iemand zijn kind nog wel eens vernoemen naar een bewoner van zo’n Huis.
Grietje en Zeno wonen in Rhienderen.
d.       Gerrit Jan Karstenberg, geb. Voorst 20-02-1809, overl. Lieren 30-12-1811.
e.       Gerrit Jan Karstenberg, geb. Beekbergen (ws. Lieren) 22-10-1812, boerenknecht, overl. Twello 30-08-1883, tr. Voorst 21-01-1833 Jannetje Slijkhuis, geb. Wilp 21-03-1805, overl. Twello 24-03-1872, d.v. Teunis Jansen Slijkhuis en Mechtelina Jurriens.
Het paar woont in Twello.

B-6.2. Van het laatste kind weten we alleen dat het in Brummen op 29-01-1774 naamloos overleden is, twee maanden voor het sterven van moeder Garritjen Smitskamp.

Harmens vijf halfbroers en -zussen uit zijn vaders tweede huwelijk:

B-6.3. Gerrit Berends Busser, ws. geb. Oeken 23-09-1775, overl. Brummen 03-09-1780.

B-6.4. Berend Busser, ged. Brummen 21-12-1777, overl. ald. 17-09-1780, veertien dagen na zijn broertje.

B-6.5. Berendjen Berends Busser, ws. geb. Oeken 05-10-1780, overl. Deventer 15-07-1821, tr. Deventer 30-04-1812 Hendrikus Vosmeijer, geb. Deventer 26-03-1788, bouwman, wortelboer, overl. ald. 28-10-1866, z.v. Hendrik Frederik Vosmeijer en Christina Vlinkers; Hendrikus tr. (2) Deventer 30-05-1822 Hendrikjen Klein Zandvoort (1799-1876).
Het paar woont in Deventer. Berendje sterft twee maanden na het overlijden van haar jongste kind. Hendrikus woont bij zijn overlijden in de Molenstraat, huisnr. 511.
Uit dit huwelijk:

a.     Hendrik Jan Vosmeijer, geb. Deventer 05-11-1812, dagloner, overl. ald. 23-01-1897, tr. Deventer 26-03-1857 Evertje Kers, geb. Vaassen 13-02-1824, overl. Deventer 23-07-1910, d.v. Jannes Kers en Aaltje van Diepen.
Bij het huwelijk wordt een kind gewettigd.
b.     Berend Vosmeijer, geb. Deventer 11-05-1815, dagloner, bouwman, overl. ald. 08-05-1878, tr. Deventer 01-12-1853 Grietje Wissink, geb. Markelo (Markelerbroek) 12-12-1826, overl. Deventer 01-02-1886, d.v. Jan Wissink en Dirkje Nijkamp.
c.     Cornelia Vosmeijer, geb. Deventer 08-01-1820, overl. ald. 16-05-1821.

B-6.6. Hendrika Berends Busser, geb. ws. Oeken 10-09-1783 (zie ook zus Gerritjen), overl. Voorstonden 03-07-1817, tr. Brummen 29-07-1813 Anthonij van Dormalen, geb. Brummen 16-07-1790, klompenmaker, dagloner, arbeider, overl. Zutphen 30-05-1839, z.v. Jan van Dormalen, dagloner, en Elsken Harms; Anthonij tr. (2) Brummen 21-11-1818 Petronella Gerrits (1782-1839).
Hendrika is overleden in Voorstonden op huisnr. 27. 
Uit dit huwelijk:
a.     Johannes van Dormalen, geb. Voorstonden 31-01-1814, landbouwer, overl. Zutphen 07-03-1889, tr. Zutphen 21-08-1839 Anna Catarina Wolff, geb. Zutphen ca. 1811, overl. ald. 23-05-1880, d.v. Jacobus Wolff, arbeider, en Hendrika Onstein ook Onstenk.
b.       Berend van Dormalen, geb. Voorstonden 07-03-1816, overl. Oeken 29-09-1818.

B-6.7. Gerritjen Berends Busser, geb. ws. Oeken 10-09-1783 (zie ook zus Hendrika), overl. Oeken 28-01-1859, tr. (1) Brummen 22-11-1807 Dirk Goossen Langenkamp, geb. Voorstonden 19-01-1786, dagloner, overl. ald. 08-09-1827, z.v. Hendrik Goossen Langenkamp en Gerritjen Hendriks, tr. (2) Brummen 31-01-1829 Teunis Klaassen Oddeman, geb. Brummen 27-04-1798, boerenknecht, overl. Oeken 05-03-1858, z.v. Teunis Klaassen en Aaltjen Knoops.
Dirk overlijdt in Voorstonden op huisnr. 29. Na Gerritjens hertrouwen trekt Teunis Oddeman daar bij haar in. Later zijn ze kennelijk naar Oeken verhuisd.
Uit het eerste huwelijk:

a.       Hendrik Langenkamp, geb. Voorstonden 10-05-1808, boerenknecht, overl. Brummen 05-02-1888, tr. Brummen 17-09-1831 Jenneken Oosterman, geb. Beekbergen 04-02-1810, overl. Brummen 29-03-1878, d.v. Teuntje Aarts Oosterman, arbeidster, ongeh.
b.       Berend Langenkamp, geb. Voorstonden 07-02-1811, arbeider, overl. De Hoven (Zutphen) 30-11-1867, tr. Brummen 22-09-1838 Gerharda Wissink, geb. Arnhem 17-05-1814, overl. Zutphen 04-01-1890, d.v. Lamert Wissink, slager, en Johanna Fleur.
c.       Gerritje Langenkamp, geb. Voorstonden 24-01-1813, overl. ald. 09-08-1817.
d.       Cornelia Langenkamp, geb. Voorstonden 22-11-1814, overl. ald. 22-12-1817.
e.       Hendrika Langenkamp, geb. Voorstonden 20-11-1816, overl. Hall 19-03-1879, tr. Brummen 04-01-1840 Wilhelmus Veenhof (RK), wdnr.v. Leentje Wijers, geb. Wijnbergen (Doetinchem) 30-12-1801, dagloner, overl. Brummen 23-09-1873, z.v. Wilhelmus Veenhof en Johanna Jansen.
f.        Gerrit Langenkamp, geb. Voorstonden, 12-11-1818, z.b., overl. Den Haag 04-11-1893, tr. Den Haag 04-07-1849 Mietje Bonneke, geb. Den Haag 20-03-1820, werkster, overl. ald. 14-02-1876, d.v. Mietje Bonneke, werkster, ongeh.
Bij hun huwelijk worden twee dochters gewettigd, 3 en 1 jaar oud.
g.       Cornelis Langenkamp, geb. Voorstonden 29-06-1821, dagloner, overl. Brummen 04-04-1882, tr. (1) Brummen 13-11-1841 Geertruid Johanna Velders, geb. Groenlo 16-06-1805, overl. Brummen 31-12-1881, d.v. Jan Berend Velders en Aaltjen Hendriksen, tr. (2) Brummen 25-03-1882 Johanna Berendina van Engelen, wed.v. (1) Jan Jurriens, schoenmaker, wed.v. (2) Carel te Braak, timmerman, geb. Zutphen 25-10-1821, d.v. Jochem van Engelen, smidsknecht, en Aaltje Nijman.
Cornelis overlijdt slechts tien dagen na zijn tweede huwelijk.
h.     Dirkje Langenkamp, geb. Voorstonden 19-05-1823, overl. Brummen 31-05-1901, tr. Brummen 26-07-1845 Hermanus Doornbosch, geb. Rhienderen 27-05-1814, dagloner, overl. Brummen 03-06-1871, z.v. Jan Jansen Doornbosch, karreman, en Fijke van der Strate, tr. (2) Brummen 05-06-1875 Jan Keurhorst, wdnr.v. Margrietha Klomp, geb. Oeken 05-05-1835, dagloner, overl. Brummen 08-05-1907, z.v. Gerrit Keurhorst en Gerritje Brinkman.

B-7. De broers en zussen van Berend Busser (1794-1860) (A-7.)
Van Berends negen broers en zussen worden er slechts drie ruimschoots volwassen.

B-7.1. Gerrit Busser, geb. Brummen (ambt) 23-02-1793, overl. Empe 20-05-1818, ongeh.
Ten tijde van zijn oproep voor de militaire dienstplicht in 1815 woont hij in Voorst, waar hij werkt als kleermakersknecht. Een jaar later wordt hij bevorderd tot kleermaker.
Gerrit wordt uit het leger ontslagen wegens een ‘horrelvoet’. Hij sterft in het huis van zijn ouders in Empe. 

B-7.2. Catrina Busser, geb. Voorst 06-09-1796, overl. Empe 06-06-1815.

B-7.3. Cornelia/Knelia Busser, geb. Voorst 22-07-1798, overl. Empe 15-05-1817.

B-7.4. Gerrit Jan Busser, geb. Voorst 07-05-1800, boerenknecht, landbouwer, overl. ald. 14-07-1884, tr. Voorst 20-02-1836 Gerritje de Groot, geb. Beekbergen 15-10-1806, overl. Voorst 29-11-1872, d.v. Evert de Groot en Gerritjen Derks van der Ploeg.
Gerrit Jan werkt een tijdje in Voorst, maar keert na het overlijden van vader Harmen begin 1829 terug naar zijn ouderlijk huis in Empe. In november 1830 is hij van daaruit ‘met de Schutterij uitgemarcheerd’. Hij zal, zoals veel jongemannen in die periode, als militair naar Brabant zijn gestuurd om tegen de Belgen te vechten. Die proberen zich op dat moment los te maken van Nederland. Hun succesvolle onafhankelijkheidsstrijd wordt de Belgische Revolutie genoemd.
Na thuiskomst trekt hij weer bij zijn moeder in. Daar woont inmiddels ook het gezin van zijn zuster Geertruij (B-7.7.).
Gerrit Jan trouwt in 1836, waarna zijn vrouw Gerritje bij hen intrekt. In 1838 wordt het pand door alle bewoners verlaten. Zus Geertruij verhuist met haar gezin naar boerderij Spijkendijk. Gerrit Jan en Gerritje vertrekken samen met moeder Janna naar Hommelstraat 7. Ze wonen daar totdat ze in maart 1853 naar Voorst verhuizen.
Daar lag zijn volgende boerderij vast niet ver van de dorpskern, want in 1872 wordt de aangifte van Gerritjes overlijden gedaan door een timmerman en een horlogemaker.
Uit dit huwelijk:
a.       Harmen Busser, geb. Empe 29-01-1837, overl. Zutphen 01-04-1903, tr. (1) Den Haag 30-10-1872 Cornelia Bernardina Beerendsen, geb. Doetinchem Stad 03-12-1832, overl. Zutphen 08-03-1900, d.v. David Beerendsen, molenaar, en Bernardiena Manschot, tr. (2) Zutphen 14-05-1902 Heintje Bargeman, geb. Vorden 19-08-1851, overl. Haarlem 08-06-1930, d.v. Berend Bargeman en Willemina Klein Kranenbarg.
Vóór zijn eerste huwelijk hokt Harmen in Den Haag met zijn latere vrouw. Eind 1870 wordt daar hun dochter Cornelia geboren. Dan verhuist het drietal naar Oost-Kapelle in Zeeland. Daarna scheiden hun wegen: Harmen vertrekt naar Zutphen, Cornelia naar Den Haag. Maar niet voor lang: eind 1872 trouwen ze in Den Haag. Bij die gelegenheid wordt hun dochter geëcht, dus officieel door de vader erkend.
Het paar trekt vervolgens naar Zutphen waar Harmen werkt als tapper. Na Cornelia’s overlijden in 1900 hertrouwt Harmen, maar nog geen jaar later overlijdt hij.
Harmen is niet onbemiddeld. In Zutphen huurt hij een huis voor 8,80 gulden per maand. In die tijd niet goedkoop. Hij bezit meerdere pandbrieven en diverse Russische obligaties in roebels, waaronder van een spoorwegmaatschappij. Aan de kerk in Voorst en die in Zutphen laat hij elk 500 gulden na. Verder verblijdt hij de kinderen van zijn broer Gerhard en die van zijn eerder overleden zuster Everdina met een geldbedrag.
Zijn enige kind, dochter Cornelia, is in 1899 gestorven, 28 jaar oud. Ze woonde in Den Haag, was naaister en ongehuwd.
b.       Everdina Johanna Busser, geb. Empe 27-08-1839, overl. Voorst 08-01-1899, tr. Voorst 10-02-1872 Jan Meewis, geb. Weerselo 03-04-1836, dagloner, bakker, overl. Leiden 23-12-1916, z.v. Hendrik Meewis, tolgaarder, en Aaltjen Hols.
Het paar woont in Voorst en krijgt daar zes kinderen van wie er slechts twee volwassen worden: Gerrit Meewis (1873-1955), timmerman, vertrekt met zijn gezin naar Leiden, maar overlijdt in Schoonebeek; Hendrika Aleida Meewis (1882-1959) sterft ongehuwd in Arnhem.
c.       Johanna Busser, geb. Empe 12-09-1842, overl. Voorst 23-08-1857.
d.       Gerhard Busser, geb. Empe 23-05-1849, landbouwer, tuinman, overl. Voorst 04-02-1935, tr. Voorst 25-01-1873 Aaltje Albers, geb. Empe 09-12-1846, overl. Voorst 28-02-1912, d.v. Gerrit Albers en Jenneke Hekkers.
Ook dit echtpaar krijgt een onecht kind: Jan. Hij is ruim vijf jaar oud als bij bovengenoemd trouwen zijn (moeders) achternaam Albers wordt gewijzigd in Busser. Hun vijf kinderen sterven relatief jong. De ‘in onecht’ geboren zoon is de enige die een stuk ouder wordt. Maar zijn vader overleeft uiteindelijk zelfs hém!
d.1 Jan Busser, geb. Tonden 01-07-1867, overl. gem. Brummen 07-08-1920, begr. Eerbeek, tr.            Voorst 07-07-1900 Johanna Lammerdina Zegers, geb. Voorst 07-05-1874, overl. Ermelo (woonpl.    Eerbeek) 27-03-1930.
Als jongen gaat Jan in de leer bij smid Oolman in Voorst. In 1894 is hij inmiddels meesterknecht en        behaalt in Arnhem het diploma ‘hoefbeslag’.
Bij zijn trouwen heeft hij een eigen smederij: Oude Deventerweg 12, Gietelo. Een jaar later zoekt hij    middels een advertentie in de Zutphensche Courant een smidsknecht.
Er worden zes kinderen geboren van wie er vier volwassen worden.

De smederij van Jan Busser, Oude Deventerweg 12, Gietelo (bron: Google maps)

Maar eind 1912, op zijn 45e, zet hij de hele boel opeens te koop: ‘woonhuis, smederijgebouw annexe    gruisloods, tuin- en bouwland’. Hij verhuist naar de gemeente Brummen waar hij ingeschreven wordt    als smid.
In 1915, drie jaar na deze verkoop, wordt zijn vrouw opgenomen in ‘krankzinnigengesticht’ Veldwijk    te Ermelo. Zoiets gebeurde niet zomaar, dus mogelijk had het afstoten van de smederij al met haar ziekte te maken. Ze zal vijftien jaar in Ermelo verblijven, tot haar dood.
Uit Jans overlijdensakte blijkt dat hij inmiddels geen smid meer is, maar fabrieksarbeider.

B-7.5. Harmen Busser, geb. Voorst 04-04-1802, overl. ald. 17-05-1802.

B-7.6. Harmen Busser, geb. Voorst 18-04-1803, overl. Empe 17-12-1824.

B-7.7. Geertruij Busser, geb. Voorst 28-09-1805, overl. gem. Brummen 29-10-1887, tr. Voorst 30-01-1830 Willem ten Broek, geb. Oeken 18-01-1798, overl. Empe 22-04-1877, z.v. Klaas ten Broek en Jenneken Harms. 
Hun eerste kind wordt in Voorst geboren. Eind 1830 verhuizen ze naar Empe waar ze intrekken bij hun (schoon)moeder, weduwe Janna Koers. Willem wordt daar al gauw officieel hoofd van het gezin. Moeder Janna is dan slechts ‘in de kost bij Ten Broek’.
Broer/zwager Gerrit Jan die tijdelijk in het leger dient, keert terug, en na zijn trouwen in 1836 komt ook zijn vrouw inwonen. Geertruij en Willem hebben dan inmiddels een paar kinderen.
Na een paar maanden splitsen de gezinnen zich. Geertruij en Willem gaan boerderij Spijkendijk pachten, Weg over het Hontsveld 26, Empe (toen gehorend onder Voorst).
Uit dit huwelijk:

a.         Hendrika ten Broek, geb. Voorst 16-08-1830, overl. Empe 10-01-1835.
b.         Klaas ten Broek, geb. Empe 19-01-1832, overl. Brummen 31-03-1910, tr. Brummen 22-08-1857 Teuntje van der Sprenge, geb. Loenen 26-09-1836, overl. Brummen 18-09-1916, d.v. Jan Hendrik van der Sprenge, landman, en Gerritje Put.
Klaas hopt als dagloner met zijn gezin op en neer tussen Voorst en Empe totdat hij in 1888 als landbouwer neerstrijkt in Voorst. Hij is dan 56 jaar oud. Zijn laatste jaren woont hij in bij een dochter.
c.          Hendrika ten Broek, geb. Empe 22-11-1835, overl. Voorst 20-02-1899, tr. Brummen 27-12-1856 Arend Schut, geb. Leuvenheim 03-10-1830, overl. Voorst 08-01-1900, z.v. Jacobus Schut en Aleida Johanna Wennink.
De eerste tijd woont het paar in bij Hendrika’s ouders, daarna in Tonden. Rond 1860 verhuizen ze naar Voorst, waar boerenknecht Arend uiteindelijk als landbouwer zelf een boerderij bestiert.
d.         Jenneken ten Broek, geb. Empe 22-11-1837, overl. Brummen 28-01-1921, tr. Brummen 02-05-1863 Engbert Schut, geb. Voorstonden 13-01-1835, overl. Brummen 01-11-1917, z.v. Gerrit Schut, dagloner, en Berendje Nieuwveld.
Ze wonen in ieder geval de eerste tien jaar in Voorstonden.
e.         Jan Willem ten Broek, geb. Empe 01-01-1841, landbouwer, overl. ald. 25-09-1924, tr. Brummen 03-06-1865 Johanna Berendina Nikkels, geb. Wilp 04-09-1842, overl. Empe 06-07-1920, d.v. Steven Nikkels, dagloner, en Geertruij Jansen.
Jan Willem neemt de pacht van Spijkendijk van zijn ouders over. Na zijn overlijden wordt de boerderij door zijn zonen Willem en Gerrit Jan gekocht. Later gaat deze naar andere nazaten van Jan Willem.
f.           Derkje ten Broek, geb. Empe 13-01-1843, overl. Voorst 25-05-1903, tr. Voorst 23-01-1869 Harmen Jan Nijhof, geb. Voorst 16-09-1834, overl. Voorst 22-12-1916, z.v. Jan Nijhof en Bartjen van der Horst.
Het paar neemt in Voorst de boerderij van zijn ouders over.
g.         Geertruij ten Broek, geb. Empe 09-03-1847, overl. ald. 08-09-1864.

B-7.8. Berendjen Busser, geb. Voorst 08-12-1807, overl. Eerbeek 15-12-1881, tr. Brummen 06-04-1844 Jan Plant, geb. Rhienderen 27-05-1815, dagloner, rietdekker, overl. ald. 14-04-1862, z.v. Berend Plant, dagloner, en Janna van den Berg.
Berendjen woont voor haar huwelijk zes jaar bij haar zuster Geertruij op Spijkendijk. Na hun trouwen trekken ze in Rhienderen bij Jans vader en stiefmoeder in. In 1872 wordt dat huis door weduwe Berendjen en haar enige zoon verkocht. Samen verhuizen ze naar Eerbeek.
Uit dit huwelijk:
a.         Berend Plant, geb. Rhienderen 03-04-1845, riet- en strodekker, overl. gem. Brummen 10-06-1931, tr. Brummen 16-03-1867 Jacomina Berendina Bello, geb. Hall 23-03-1839, overl. gem. Brummen 13-11-1920, d.v. Teunis Bello, landbouwer, en Geertrui Honders.

B-7.9. Hendrik Busser, geb. Empe 26-05-1812, overl. ald. 02-03-1824.

B-8. De zus en broer van Berend Jan Busser (1835-1903) (A-8.)    

B-8.1. Hermina Busser, geb. Empe 05-01-1831, overl. Wilp 08-06-1902, tr. Brummen 12-02-1859 Arend Jan Gerrits, geb. Voorstonden (gem. Brummen) 02-11-1828, landbouwer, overl. Wilp 12-07-1911, z.v. Lammert Jan Gerrits, landbouwer, en Janna Willems.
Twee maanden nadat Hermina de Oosterenk heeft verlaten, nemen haar ouders een inwonende dienstmeid in dienst. Hermina’s handjes worden duidelijk gemist.
Zij en Arend vestigen zich in Wilp op pachtboerderij Kostverloren. Deze lag op de Wilpse Klei aan het pad tussen de Weerdseweg en het veer over de IJssel naar Gorssel. Als de eigenaren in 1898 de boerderij te koop aanbieden, wordt Arend Jan gevraagd potentiële kopers rond te leiden.
Hermina laat na haar dood een onbetaalde doktersrekening na van 25 gulden.

Zutphensche Courant 12-02-1881


Uit dit huwelijk:

a.   Lammert Jan Gerrits, geb. Wilp 05-08-1860, overl. ald. 11-10-1867.
b.       Berend Gerrits, geb. Wilp 18-11-1862, overl. ald. 14-03-1868
c.       Hendrik Antonie Gerrits, geb. Wilp 25-05-1865, landbouwer, overl. Voorst 08-03-1926, tr. Voorst 18-12-1886 Suzanna Beekman, geb. Wilp 11-11-1864, overl. Twello 29-04-1899, d.v. Frans Beekman, daghuurder, en Anneken Diks.
d.       Lammert Jan Gerrits, geb. Wilp 28-12-1867, boerenknecht, melkweger, overl. Voorst 10-04-1956, begr. Bussloo, tr. Voorst 29-06-1895 Alijda Pannekoek, geb. Terwolde 27-02-1874, overl. gem. Voorst 03-07-1960, begr. Bussloo, d.v. Gerrit Pannekoek, landbouwer, en Willemina Bonhof.
e.       Bernarda Gerdina Gerrits, geb. Wilp 18-12-1869, overl. gem. Voorst 21-08-1951, tr. Voorst 16-07-1910 Jacob Brand, geb. Olst 01-11-1882, landbouwer, overl. ald. 13-04-1945, z.v. Jacob Brand, landbouwer, en Johanna Bosman.
f.        Gerrit Jan Gerrits, geb. Wilp 11-03-1871, landbouwer, overl. Deventer 25-08-1949, tr. Wijhe 18-06-1910 Aleida Hekkert, geb. Wijhe 04-11-1872, overl. ald. 04-10-1961, d.v. Arend Jan Hekkert en Elisabeth Meenhorst.

B-8.2. Hendrik Jan (Jan) Busser, geb. Empe 27-12-1832, boerenknecht, werkbaas, overl. ald. 13-06-1878, tr. Voorst 14-01-1860 Hendrika Gerritsen, geb. Voorst 18-03-1827, overl. Rhienderen (gem. Brummen) 05-05-1886, d.v. Jan Gerritsen, daghuurder, en Maria Ankersmit.
Jan verlaat zijn ouderlijk huis voor zijn 18e. Hij gaat in Voorst werken als inwonend knecht. Tien jaar later trouwt hij. Het paar woont eerst een jaar in Wilp. In maart 1861 verhuist het naar steenfabriek Het Hoendernest, IJsselstraat 13, Empe, slechts anderhalve kilometer van de Oosterenk. Als werkbaas betrekt Jan een van de twee bijbehorende woningen. Het gezin kan zich een inwonende dienstmeid permitteren.
Bij diverse verkopingen vervult Jan de functie van aanwijzer: degene bij wie men informatie kan inwinnen. In 1865 is hij betrokken bij de verpachting van onder meer een perceel bouwland met de naam Breemate, ‘gelegen bij de Oosterenk nabij de Steenoven’. ‘Aanwijzing geschiedt door J. Busser op de nabij gelegen Steenfabriek’. Verder is Jan op enig moment aanwijzer bij de verkoop van:
-          onderscheiden percelen haver, weite, bonen en erwten, staande in de nabijheid van de steenfabriek;
-          hooigras aan de IJssel onder Brummen, ten noorden van de steenfabriek;
-          zeven percelen erwten en vijftien percelen haver, staande op de Haskemaat nabij de steenfabriek;
-          zestien percelen haver, te veld staande op de Breemaat bij de steenfabriek.
In 1876 overlijdt de eigenaar van de steenfabriek, Lodewijk W.H. Tjeenk Willink. De fabriek wordt verkocht, samen met ‘minstens 30 jaren voorraad eerste kwaliteit kleigrond (…) gelegen op een vierde uur afstand van Zutphen, onmiddellijk aan de IJssel, bestaande uit drie steenovens en nodige hanghuizen’. Daarbij ook twee woningen waarvan de ene als volgt wordt omschreven: ‘het daghuurdersplaatsje Het Hoendernest genaamd, een boerenwoning met landsheerkamer, bovenhuis, annexe schuur met stallingen voor veertien paarden en tien koeien (…).
De woningen worden bewoond door Busser en Smeenk.
Een landsheerkamer is een aanbouw aan een huis, bedoeld voor de eigenaar van het pand en, in dit geval, van de steenfabriek. Hier kan hij zo nodig verblijven. Vaak woont zo’n familie er ook gedurende de zomer en/of tijdens de jachttijd. Het hoofdverblijf van de familie Tjeenk Willink ligt aan de Beukerstraat in Zutphen.
Jan overlijdt in 1878 op het adres ‘Steenfabriek onder Brummen’, 45 jaar oud. Dit na ‘een hevige ziekte van weinige dagen’.

Zutphensche Courant 14-06-1878

Uit dit huwelijk:

a.       Berendina, geb. Wilp 02-05-1860, keukenmeid, overl. Eefde 12-06-1944, tr. Gorssel 20-11-1897 Gerrit Jan Hilbert, geb. Warnsveld 12-04-1865, arbeider, overl. Gorssel 00-02-1937, z.v. Gerrit Jan Hilbert, landbouwer, en Gerritje Olthof.
Berendina vertrekt op haar 25e naar Zutphen voor een betrekking aan de Spittaalstraat. Een jaar later verhuist ze voor drie jaar naar Utrecht. Na terugkomst woont ze er aan de Zaadmarkt. Vervolgens werkt/woont ze tot haar huwelijk enkele periodes intern als keukenmeid in het Oude en Nieuwe Gasthuis.
b.      Maria Gerdina Busser, geb. Empe 22-04-1861, wollennaaister, overl. Zutphen 24-05-1900, ongeh. Een wollennaaister maakt dames- en kinderkleding.
c.       Johanna Busser, geb. Empe 23-03-1862, overl. ald. 17-07-1862.
d.      Hendrik Jan Busser, geb. Empe 11-03-1865, overl. ald. 26-07-1865.
e.       Hendrika Johanna Busser, geb. Empe 23-08-1867, overl. Rhienderen 12-04-1884.

B-9. De broers en zussen van Berend Busser (1868-1937) (A-9)

B-9.1. Gerard Cornelis (Geert) Busser, geb. Empe 29-03-1870, huisknecht, spoorbeambte, stationschef,
overl. Losser 14-03-1943, tr. Zutphen 20-12-1905 Bartha (Beth) ter Maat, geb. Zutphen 27-12-1878, overl. Losser 09-10-1963, d.v. Lambertus ter Maat, olieslagersknecht, dienstknecht, molenaarsknecht, voerman, en Willemina Maria Brinkman.
Meer over hem is te lezen via de volgende link:
https://alicegarritsen.blogspot.com/2023/01/de-dienstverbanden-van-geert-busser.html

B-9.2. Hendrik Jan Busser, geb. Empe 26-04-1871, landbouwer, overl. ald. 13-04-1958, tr. Brummen
06-10-1894 Johanna Brinkman, geb. Empe 21-04-1870, overl. ald. 10-02-1941, d.v. Jan Brinkman, landbouwer, en Janna Hartink.
Meer over hem en zijn nageslacht is te lezen via
https://alicegarritsen.blogspot.com/2022/11/emile-vernig-op-witzand-in-empe-van.html

B-9.3. Derk Jan (Dirk) Busser, geb. Empe 15-08-1873, huisknecht, portier Amsterdamse Koopmansbeurs, overl. Hilversum 03-01-1946, tr. Voorst 13-05-1905 Reindje Nuesink, geb. Voorst 12-08-1880, overl. Hilversum 17-05-1960, d.v. Pieter Nuesink, landbouwer, en Willemina Weenink.

B-9.4. Gerritdina Busser, geb. Empe 02-06-1876, overl. ald. 18-04-1889.

B-9.5. Jan Busser, geb. Empe 07-04-1879, arbeider Heidemij, bosbaas, boswachter, eigen tuinderij, overl. Apeldoorn 12-04-1962, tr. (1) Apeldoorn 11-11-1905 Johanna Schut, geb. Beekbergen 07-03-1877, overl. Apeldoorn 10-04-1930, d.v. Teunis Schut en Reintje Boerman, tr. (2) Apeldoorn 17-10-1935 Anna Maria Bobbink, wed.v. Gerrit Jan Smit, geb. Apeldoorn 09-01-1897, overl. ald. 28-01-1978, d.v. Gerrit Jan Bobbink, arbeider, en Tonia van Kampen.

B-9.6. Lammert Jan (Lammert) Busser, geb. Empe 12-04-1882, overl. ald. 29-05-1964, ongeh.

B-9.7. Hendrika Berendina Busser, geb. Empe 18-05-1885, overl. Maasbree (gem. Venlo) 16-07-1913, tr. Brummen 13-05-1911 Herman Bruggeman, geb. Olst 03-12-1884, bankwerker, z.v. Gerrit Bruggeman en Martha Niland; Herman tr. (2) Venlo 01-05-1916 Henriëtte Anna Mathilda Hubertina Receveur, geb. Venlo 1889, overl. ald. 07-11-1961.

B-9.8. Gerritdina Busser, geb. Empe 11-06-1889, overl. ald. 23-08-1907.

Om redenen van privacy ontbreken hier de broers en zussen van de generaties A-10 en A-11.

Met dank aan de familie Busser, aan Albert Veldhuis, Evert van Binsbergen en Gerco Klopman voor aanvullende genealogische gegevens en aan Mieke Roelofs voor het achterhalen van de smederij van Jan Busser

Een eerdere versie verscheen in VG (Veluwse geslachten) 2023-3 onder de titel De Bussers op de Oosterenk in Empe (1836-2013)

Bronnen

1.       www.bakkeveen.nl/zien-doen/evenementen/hannekemaaiers
2.       Begraafplaatsen.nl
3.       Bevolkingsregister
4.       Blom, Hermen & Arie van Bodegom, Veld- en boerderijnameninventarisatie in de Gemeente Brummen, Brummen 2010
5.       CBG-Centrum voor familiegeschiedenis (wiewaswie.nl, CBG-verzamelingen)
6.       Delpher.nl (oude kranten)
7.       Dienstbodenregister Brummen
8.       Doop-, trouw- en begraafboeken
9.       Ensie.nl (encyclopedieën en woordenboeken)
10.   Erfgoedcentrum Zutphen
11.   Gelders Archief
12.   Harmsen, Henk & Hans van Det, Oud-Achterhoeks Boerenleven in Beeld, Terborg 1999, 6e druk
13.   Kadaster
14.   Kroniek, uitgave van de Oudheidkundige Kring Voorst (meerdere edities)
15.   Memories van Successie
16.   Dirk Otten, Boerderijnamen in Voorst, Kampen 2009
17.   Overlevering
18.   Regionaal Archief Zutphen
19.   Schurink, Jan, Empe, een open gemeenschap aan de Oude IJssel, Bussloo 2005
20.   Speelziek, J.J., Het leven van een ‘Hannekemaaier’, Kroniek – uitgave van Oudheidkundige Kring Voorst 2006-1
21.   Wikipedia
22.   nl.wikipedia.org/wiki/Hannekemaaier