woensdag 31 juli 2024

32. Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750)

Rond 1725 vestigt Aalt Anderson zich op Bremerstede in Toldijk, samen met Arndje Jansen, dochter van de familie Bremer van de gelijknamige herberg, anno 2024 café-restaurant Den Bremer.
De wieg van Aalts vader stond in Schotland. Ook al is de naam Anderson inmiddels uit Toldijk verdwenen, zijn Schotse bloed stroomt er nog steeds.

Bremerstede moet ruim voor 1660 zijn gesticht. De oudst bekende eigenaar is Arend/Arnold Bremer. Hij is tevens eigenaar en naamgever van de herberg die men dan nog aanduidt met ‘Bremers Huis’. In 1676 verkopen zijn drie kinderen de boerderij aan één van zijn kleinkinderen: Elsken Kirspensis (ca. 1653-1742). Zij is een dochter van Geertruid Bremer en Johannus Kirspensis, koster in Steenderen. Elsken is getrouwd met Jan Arends, die later ook Bremer genoemd zal worden. 
In 1725 krijgt hun dochter Joanna Jansen (ca. 1690-1771) van haar ouders de helft van Bremerstede. Rond diezelfde tijd gaat dochter Arndje er wonen. Zij zal de andere helft hebben gekregen.

De boerderij wordt ook wel Bremerie, Bremersteeg, Ottenplaats, Ottenbosstede of Aaltsplaats genoemd. Die laatste naam zal naar Aalt Anderson verwijzen. 

1. Kaart uit 1807 met rechtsboven vier boerderijen: ‘Scholten’ heette eerder Bremerstede, ‘Bremersteeg’ was ooit Klein Bremerstede. Linksonder Herberg Den Bremer, ouderlijk huis van Arndje, de vrouw van Aalt Anderson













Jan Anderson, de Schotse vader van Aalt (1650/1665-1731)

Vader Jan Anderson is mogelijk in 1665 geboren in het plaatsje Duffus in het noorden van Schotland als zoon van William Anderson en Christen Symmson. De vernoeming van zijn kinderen wijst daar sterk op. Christina is in die tijd in ons land geen gebruikelijke voornaam.
Anderzijds verklaart Jan in 1703 dat hij zo’n 30 jaar als voetjager voor koning-stadhouder Willem III heeft gewerkt. Deze Willem was niet alleen stadhouder van onze gewesten Holland, Utrecht en Zeeland (per 1672), en Gelderland en Overijssel (per 1675), maar ook koning van Engeland, Schotland en Ierland (per 1689). Hij is eigenaar van jachtslot Hof te Dieren waarvan de landerijen zich uitstrekken tot in Ellecom. In 1684 koopt hij ook kasteel Het Loo in Apeldoorn. Dat laatste verklaart dan meteen waarom het gezin Anderson enkele jaren in die plaats woont.
Dit zou betekenen dat Jan zo rond 1672, het begin van Willems stadhouderschap, bij hem in dienst is getreden, en dus al rond 1650 geboren moet zijn.
Een voetjager is iemand die bij een drijfjacht zowel jaagt als het wild opdrijft.

Jan trouwt eind 1686 in Ellecom met Judith Aalts uit die plaats, Aalts moeder. Onverklaarbaar is zijn plotse rijkdom in 1695. We houden het maar op een Schotse erfenis. Vanuit Apeldoorn koopt Jan dat jaar in Ellecom drie (delen van) boerderijen inclusief land. In 1705 blijkt dat deze zijn volledige eigendom zijn. Op een kaart van Hof te Dieren uit 1723 staat zijn naam tweemaal languit over zijn landerijen uitgeschreven.
Zijn financiële terugval na 1702 zal samenhangen met het overlijden van Willem III. Vanaf dat moment ontvangt Jan zijn jaarlijkse uitkering van 200 gulden niet meer. In die tijd een aanzienlijk bedrag, want voor 600 gulden kocht je een huis met tuin. 

Zijn leven lang blijft hij geregeld ‘Jan Schotsman’ genoemd worden. Zo’n bijzonder accent raak je natuurlijk nooit kwijt.









2. Duffus, de geboorteplaats van Jan, ligt in het hoge noorden van Schotland



Aalt Anderson

Aalt is rond 1687 in Ellecom geboren, maar verhuist met zijn ouders rond 1692 naar Apeldoorn. Uiterlijk begin 1702 keert het gezin naar Ellecom terug. Daar woont het zeer waarschijnlijk op Sluiterskamp, een van hun boerderijen. Het was een aanzienlijke hoeve met maar liefst vier ‘haardsteden’: openhaarden met een schoorsteen.
Maar vanaf 1705 maakt Aalt ook de neergang van zijn vaders rijkdom mee. Zo worden er hypotheken afgesloten, en uiteindelijk land en een boerderij verkocht.
Er blijft echter voldoende over. Na de dood van Aalts vader in 1731 verkopen de erfgenamen een tweede boerderij en een groot weiland. Daarmee belandt er via Aalts erfdeel ook een stukje Ellecomse voorspoed in Toldijk.

Ook Aalts broer en vier zussen verlaten Ellecom. Al blijft zus Marije in de buurt. Zij en haar man Gosseling Smink worden herbergier in De Engel in De Steeg. Twee zussen vertrekken naar de Betuwe, en een zus en een broer gaan naar Amsterdam. Broer Willem runt daar een herberg aan de Foeliestraat, ‘waer de Swaen in de gevel staet’.

Opvallend voor die tijd is de reislust van Aalts ouders. Zo zijn ze in winters februari 1722 aanwezig bij de doop van een kleinzoon in Appeltern (Betuwe): maar liefst 55 km. in een postkoets of te paard. Beiden zijn dan al bijna 60.
En in september 1727 reist moeder Judith, 65 jaar oud, naar Amsterdam. Ze begraaft er zoon Willem.
Aalts ouders zullen dan ook Toldijk wel bezocht hebben.

Aalt Anderson (+1750) en Arndje Jansen Bremer (+1751)

Aalt en Arndje zijn in 1712 in Arnhem getrouwd. De eerste tijd wonen ze in Ellecom. Daar wordt hun oudste kind geboren. Begin 1714 verhuizen ze naar Dieren, waar hun andere kinderen het levenslicht zien. Onbekend is hoe hij daar in zijn levensonderhoud voorzag.

3. Trouwboek Arnhem, inschrijving huwelijk Aalt en Arndje in 1712

Rond 1725 komt het gezin vervolgens naar de Bremerstede in Toldijk.
Arndje blijft tot haar dood mede-eigenaar van herberg Den Bremer. Deze komt kort daarna volledig in handen van Johan Gordinou de Gouberville, een zoon van haar zuster Anna Sibilla.
Niet lang nadat Aalt en Arndje zijn overleden, kopen hun drie nog levende kinderen ook de andere helft van Bremerstede. Die blijkt nog steeds eigendom van Arndjes zuster Joanna.

Om in Toldijk de Schotse wortels te kunnen traceren, volgen we hun twee dochters, oftewel hun Toldijkse nazaten. Zoon Jan (1713-1765) vertrekt naar Dieren. Zijn nakomelingen bezitten nog tot 1791 percelen land behorend tot Bremerstede.
    -          Dochter Elsken trouwt in 1737 met Roelof Scholten uit Hummelo. Hun eerste twee kinderen
worden in Toldijk geboren. Drie jaar na hun huwelijk verhuizen ze naar een plek onder Warnsveld. Daar woont het gezin totdat het in 1772 naar de Bremerstede terugkeert.
    -         Dochter Janna huwt in 1750 met Teunis Teunissen uit Baak. Ze vestigen zich op de boerderij die later Kléin Bremerstede zal heten.

In ieder geval is er dus vanaf 1772 sprake van twee boerderijen Bremerstede: Zutphen-Emmerikseweg 34 en 36. We volgen van beide de opeenvolgende bewoners zolang het nazaten van de Andersons betreft.

Bremerstede, Zutphen-Emmerikseweg 34 (nu Het Barger)

Elsken Anderson (1717-1789) en Roelof Scholten (1717-1789)
Als zij in 1772 vanuit Warnsveld terugverhuizen naar de Bremerstede, is de boerderij inmiddels hun eigendom. Roelof is dan 60 jaar oud en Elsken 55. Het zal een enerverend jaar zijn, want in juni reizen ze ook nog naar Amsterdam om getuige te zijn van de doop van een kleinzoon.
Misschien zijn ze naar Toldijk teruggekomen om kwartier te maken voor een van hun zonen. En inderdaad, in 1780, acht jaar later, doen ze de boerderij over aan zoon Aalt. Als tegenprestatie belooft hij zijn ouders tot hun einde toe te onderhouden.
Van slechts vier van hun negen kinderen hebben we sporen kunnen terugvinden. Waarschijnlijk zijn enkelen jong gestorven. Naast zoon Aalt blijven ook zoon Willem en dochter Arentje in Toldijk. Barend Jan (ook Jan Berend genoemd) vertrekt naar Amsterdam.
Als zoon Willem in 1762 met Janna Teunissen Lamslag trouwt, is hij carabinier (ruiter) onder Oranje Nassau, majoor Van Pabst. Hij zal (tijdelijk) als beroepssoldaat bij het leger hebben gewerkt, want dienstplicht bestaat nog niet. In 1810 overlijdt hij op het Halve Verenbos. Deze boerderij lag naast het Verenbos, Beekstraat 3, Toldijk.
Dochter Arentje trouwt met Jan Jansen. Ze wonen in ieder geval in 1784 (nog) in Toldijk.
Zoon Aalt is dus de volgende eigenaar/boer. 

Aalt Scholten (1751-1832) en (1) Jenneken Bessem (1753-1791), (2) Ludgardina Heitink (1752-1811)
Aalt trouwt in 1781 met Jenneken. Zij sterft tien jaar later, op diezelfde dag als een dochtertje van drie weken oud. Ze worden samen in de kerk begraven.
Na vijf maanden hertrouwt Aalt. Voorafgaand aan dat tweede huwelijk wordt er zoals gebruikelijk een inventaris van de bezittingen opgemaakt opdat de kinderen uit zijn eerste huwelijk later hun erfdeel krijgen. Daaruit blijkt dat zij bij volwassenheid een aanzienlijk bedrag zullen ontvangen.
In zo’n boedelbeschrijving wordt werkelijk alles vermeld wat in zo’n sterfhuis aanwezig is. Zoals in dit geval ook een ‘kakstoel’ en ‘enige rommelderij op de zolders’. Bijzonder is dat er ook ‘enige boeken’ in huis zijn. Niet veel mensen kunnen dan al lezen, laat staan een heel boek. Aalts oudtante Marije Anderson had in 1734 overigens ook al boeken in huis, en een bijbel.








4. Fragment uit de inventaris: een banke, enige rommelderij op de zolders, twee stoven en een koffijmool, brandhoud en een spigeltjen, enige boeken

Drie van Aalts vijf kinderen worden volwassen. Dochter Elsken vertrekt naar Angerlo, dochter Johanna (uit het tweede huwelijk) blijft in Toldijk. Zij woont met schoenmaker Derk Jan Dijenborgh aan de Schiphorsterstraat 16.
Zoon Gerrit Jan blijft op de Bremerstede.

Gerrit Jan Scholten (1784-1850) en Harmina Jolink (1785-1859)
Gerrit Jan trouwt in 1814 met Harmina Jolink, eveneens uit Toldijk. Al snel is hij de hoofdbewoner van de Bremerstede, ook al is zijn inwonende vader Aalt nog maar begin 60. Het echtpaar krijgt twee kinderen. De dochter sterft al jong.
Zoon Aalt is daarmee de gedoodverfde opvolger.

Aalt Scholten (1815-1871) en Johanna Hendrika Koenders (1808-1888)
Aalt en Johanna trouwen in 1836. Ze krijgen in totaal negen kinderen van wie er vier volwassen worden. Dochter Garritjen vertrekt samen met dagloner Jan ten Hout uit Rheden naar een boerderij in Steenderen. Zoon Hendrik Jan wordt kantoorbediende en polderontvanger, trouwt met een Arnhemse vroedvrouw en vestigt zich eveneens in Steenderen. Harmina trouwt in 1862 met haar overbuurjongen Harmen Aalderink. Het paar zet de pachtboerderij van zijn vader voort: De Kleine Russer, Zutphen-Emmerikseweg 69.
Zoon Arend volgt vader Aalt op.

Arend Scholten (1843-1889)
Arend blijft ongehuwd. Hij is 28 als zijn vader sterft. Zelf overlijdt hij al op zijn 46e. Daarmee is in 1889 de laatste nazaat van Jan Anderson van de Bremerstede verdwenen.
De boerderij wordt verkocht. Ene Berend Willem Hanskamp komt er als pachter te wonen.

Klein Bremerstede, Zutphen-Emmerikseweg 36 (nu De Potdekkel)

Janna Anderson (ca. 1722->1789) en Teunis Teunissen (ca.1722-1788)
Meteen na hun huwelijk in 1750 vestigen zij zich op Klein Bremerstede. De boerderij wordt een daghuurdersplaatsje genoemd, en zal dus een klein boerderijtje zijn geweest.
Maar Teunis is wel rotmeester. Een rot is een groep ‘weerbare mannen’ die opgeroepen kunnen worden als een soort reserveleger. Van hogerhand moesten die groepen in 1784 samengesteld worden. Veelal waren de ‘meesters’ van zo’n groep niet de kleinste boeren.
Het paar krijgt dertien kinderen, van wie er slechts vier volwassen worden: Zoon Jan Arend vertrekt naar Steenderen. Dochter Elsken naar Huissen. Zoon Jan blijft in Toldijk, samen met zijn vrouw Elisabeth Groenendaal die uit Holten komt. Zoon Peter blijft op Klein Bremerstede.
In juni 1787 maken Janna en Teunis een testament op. Ze schrijven dat deze jongste zoon hen al vele jaren goed heeft geholpen. Bovendien zijn de overige kinderen ‘tot hun eigen voordeel’ elders woonachtig. Daarom vermaken ze hun ‘huis, hof en land’ aan hem.
Maar precies een jaar later herroept Janna deze wilsbeschikking. Dit mede namens haar man. Per direct dragen ze hun bezittingen aan Peter over. Dit met de mededeling dat deze schenking hiermee buiten de erfenis valt. Drie maanden hierna overlijdt Teunis. Hij voelde zijn einde vast al naderen en wilde dat alles nog voor zijn dood in kannen en kruiken zou zijn.
Zoon Peter is hier dus de volgende boer.

Peter Teunissen (1762-1810) en Janna Maneveld (1764-1832), later hertrouwd met Gerrit Jan Jansen Reiger (1773-1859)
Peter en Janna trouwen in 1790. Janna is geboren op Maneveld, Ruurloseweg 90, Hengelo (Gld) (Varssel). Samen krijgen ze negen kinderen van wie de jongste nog maar vijf jaar oud is als Peter sterft.
Het jaar daarop hertrouwt Janna met de negen jaar jongere Gerrit Jan Jansen Reiger uit Toldijk. Als hij bij Janna intrekt, brengt hij zijn moeder mee: Janna Zeiskamp.
Zes van Peter en Janna’s kinderen worden volwassen. Dochter Johanna vertrekt naar Rheden, Teuntje en Hendrik naar Leuvenheim, Arend naar Bronkhorst. Alleen Jan (ongehuwd) en Hendrika blijven in Toldijk.
In 1832, het jaar van haar overlijden, staat Janna’s tweede man bij het Kadaster als eigenaar van Klein Bremerstede geregistreerd. In de papieren zien we dat er bij de boerderij ook een bijenschuur staat.
Begin 1833 verlaat weduwnaar Gerrit Jan de boerderij om in te trekken bij zijn zuster op Santbergen, Hardsteestraat 10. Samen met haar keert hij in 1844 terug. Klein Bremerstede zal in de tussentijd verpacht zijn, want bij terugkomst zijn een nichtje en haar man de hoofdbewoners. Bij zijn overlijden in 1859 is Gerrit Jan inmiddels geen eigenaar meer. 

Dochter Hendrika Teunissen (1805-1885) is in 1829 van Kleine Bremerstede vertrokken. Zij was er de laatste nazaat van de Schotse Jan Anderson. Ze trouwt met Arend Klein Lenderink en trekt bij hem in op de Grote Hietcole, Hoogstraat 10. Nadat Arend in 1838 is overleden, hertrouwt ze met Harmen Garritsen (1802-1857) die zijn plaats inneemt.
De laatste 15 jaar van haar leven woont Hendrika als weduwe in bij haar zoon op boerderij de Kruisbrink, Kruisbrinkseweg 7, Toldijk. Tegenwoordig drijft haar nazaat Dick Garritsen daar een winkel in Achterhoekse streekproducten (dekruisbrink.nl). Achterhoeks met, zo weten we nu, een Schots accent. 

Met dank aan Bertus Rietberg

Eerdere versies van dit artikel verschenen in
-          De Zwerfsteen (HVS Steenderen) 2024-01
-          OTGB 2024-02

Meer lezen? Dat kan via de volgende links:
Over vader Jan Anderson, zie:
Jan Anderson (1665-1731), een Schot in Ellecom 
Over zus Marije Anderson:
De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
Over café-restaurant Den Bremer:
Vier eeuwen herberg Den Bremer in Toldijk 
Over de boerderij waar Andersonnazaat Hendrika Teunissen na haar huwelijk intrekt:
Boerderij de Grote Hietcole in Toldijk 

Er is van mijn familietakje Anderson, dus alleen van de oudste vier generaties, ook een uitgebreidere beschrijving beschikbaar (circa 25 pagina's incl. broers en zussen). Interesse? Laat het me weten. Ik stuur je dat digitale document graag (kosteloos) per mail toe.

Genealogische noot
Mijn afstamming van de Andersons:
(?) William Anderson          x ca. 1660 Christen Symmson
Jan Anderson                     x 1686       Judith Aalts
Aalt Anderson                    x 1712       Arndje Jansen Bremer
Janna Aalts Anderson        x 1750       Teunis Teunissen
Peter Teunissen                 x 1790        Janna Maneveld/Boenink
Hendrika Teunissen           x 1839       Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen   x 1868        Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen              x 1906        Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen              x 1939       Gerrie Busser
Alice Garritsen

Bronnen: Bevolkingsregister, Doop-, Trouw- en Begraafboeken, Ecal.nu, Gelders Archief, Goetgevonden.nl, Kadaster, Memories van Successie, Wiewaswie.nl, diverse gerechtelijke aktes

Bronnen van de Illustraties
1. Gelders Archief, Tg. 0873, inv.nr. 36
2. Mapcarta.com
3. Gelders Archief, Tg. 2179, Trouwboek, inv.nr. 136
4. Idem, Tg. 3021, inv.nr. 799


vrijdag 31 mei 2024

31. Jan Anderson (1650/1665-1731), een Schot in Ellecom (incl. nieuwe info mei 2025)

Eind 1686 trouwt in Ellecom mijn voorvader ‘Jan Anderson, jongeman uit Schotland’. Een prikkelend gegeven dat ertoe uitnodigt onze tanden in het leven van deze man te zetten. 

Nieuwsgierig naar zijn afkomst doken we in de Schotse doopregisters. Daarin zochten we een John Anderson geboren tussen pakweg 1640 en 1669. We vonden er 111. Dat hij zoveel naamgenoten heeft, is niet vreemd. De familienaam Anderson is vergelijkbaar met onze Jansen. Er zijn er heel veel van.
Gelukkig kenden wij in ons land een behulpzame traditie waarbij de grootouders vernoemd worden. De oudste kinderen van Jan en Judith heten Aalt, Christina, Willem en Willemina. Van hen zijn Aalt en Willemina gemakkelijk thuis te brengen: Judiths ouders heten Aalt en Willemken.
Blijven over Christina en Willem. Tien van de gevonden Johns hebben een vader William, één daarvan daarbij een moeder met de naam Christen (Christen Symmson). Bingo! Bijkomende aanwijzing: Christina is in die tijd in Nederland geen gangbare voornaam.
Klopt dit, dan is Jan op 6 augustus 1665 gedoopt als John Anderson in Duffus (council Moray), in het hoge noorden van Schotland. Maar of dit ook werkelijk de juiste Jan is?















1. Duffus ligt in het noorden van Schotland



Judith Aalts (ca. 1662-1743)
Jan trouwt met de Ellecomse Judith Aalts. Haar ouders, Aalt Jansen en Willemken Hendriks, pachten van de Heer van Middachten een eenvoudige boerderij met één haardstede. Een naamloze hoeve, maar na Aalts dood zal deze zo’n 45 jaar lang als Aalt Jansen Bouwstede door het leven gaan.
In het vreselijke oorlogsjaar 1672 (het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos) is kasteel Middachten grotendeels verwoest. Aalt en Willemken zullen dat bewust hebben meegemaakt. En ook dochter Judith, op dat moment zo’n 10 jaar oud.
Haar broer Hendrik bestiert er een aanzienlijke herberg, gepacht van diezelfde heer. Later zal Judiths dochter Marije Anderson deze gedurende enkele jaren voortzetten.
Ook Judiths zus Jantje baat samen met haar man Jochum Claessen een plaatselijke herberg uit. In 1678 is deze herberg eigendom van stadhouder Willem III.











2. Ellecom anno 1743






Waar ze wonen
Jan en Judith wonen na hun huwelijk in ieder geval tot na oktober 1689 in Ellecom. Hun oudste drie kinderen moeten er gedoopt zijn, maar helaas vertoont het doopboek een hiaat. Tussen 1693 en 1697 worden er drie kinderen in Apeldoorn gedoopt. Hun jongste in 1702 weer in Ellecom.
Waarom woont het gezin enkele jaren in Apeldoorn? En waarvan betalen ze de drie (delen van) boerderijen die ze opeens in 1695 vanuit die plaats in Ellecom kopen, zoals we hierna zullen zien?
Jan is dan 30 jaar oud (of 45), Judith ongeveer 33. Ze hebben op dat moment vijf kleine kinderen.

Jans bezittingen in Ellecom
Per 1695 bezit Jan een naamloze boerderij, ‘een klein huisken’ en delen van Sluiterskamp en Reijersgoed. In 1705 is hij inmiddels ook volledig eigenaar van die laatste twee boerderijen.

Sluiterskamp
Deze boerderij stond ooit dicht bij de plek van het huidige Multifunctioneel Centrum Nieuw Bergstein, Binnenweg 40-A. Het perceel liep van die Binnenweg tot aan de Buitensingel. Dat is te zien op de Caarte van Dieren uit 1723. Deze kaart toont de toenmalige eigendommen van de Nassause Domeinen (het Huis van Oranje) en omliggende kavels. Jans naam staat verticaal langs de rand van perceel 29 geschreven.
Sluiterskamp telt in 1678 vier haardsteden. Het moet dus een aanzienlijk(e) huis/boerderij zijn geweest. Jan kocht het van de familie Kersten.






3. Huize Bergstein op de plek waar eerder Sluiterskamp lag. Uiterst rechts de kerk van Ellecom. Datering van de tekening 1800-1945


Zeer waarschijnlijk betrekt het gezin na terugkeer uit Apeldoorn dit huis, want nergens worden pachters genoemd.
Na het overlijden van Jan en Judith wordt Sluiterskamp in 1746 door dochter Marije geërfd, inclusief een graf achter de kerk op het Ellecomse kerkhof. Dit onder de voorwaarde dat zij alle daarop rustende (hypotheek)schulden afbetaalt. Misschien daarom verkoopt ze dit mogelijke blok aan haar been in 1749 alweer. De nieuwe eigenaar breekt het pand af en bouwt er het bekende Huize Bergstein (in 1945 gesloopt). Dat huis wordt wel gezien als ‘geboortegrond’ van Ellecom als dorp van buitenplaatsen.

Reijersgoed of Jacob Reijersstede
De plek van deze boerderij valt lastiger te bepalen. Mogelijk stond ze ergens tegenover het voormalige café Het Witte Huus, Binnenweg 3. Ze lijkt een maatje kleiner dan Sluiterskamp. De bijbehorende landerijen liggen grotendeels tussen de huidige Ruitersbeek en Middachterbeek. Op genoemde kaart staat Jans naam ook daar languit geschreven, evenwijdig aan de koninklijke eigendommen.
Als Jan in 1695 een deel van Reijersgoed koopt, blijkt koning-stadhouder Willem III tijnsplichtig voor 2/3e deel ervan (tijns is een soort belasting). Dit vloeit voort uit een overeenkomst tussen Willems vader en eerdere eigenaren over de aankoop van tot Reijersgoed behorende landerijen. Willem II kocht destijds nogal wat grond teneinde zijn wildbaan te kunnen realiseren: een groot omheind terrein waar hij naar hartenlust kan jagen als hij in zijn jachtslot Hof te Dieren verblijft.
Deze koninklijke tijnsplicht aangaande Reijersgoed bestaat in de periode 1723-1732 nog steeds. 


4.‘G d’Orange’ (G = Guillaume: Willem van Oranje), handtekening van Willem II uit juli 1650 (vier maanden voor zijn dood) onder bovengenoemde akte betreffende Reijersgoed.


De geschiedenis van de boerderij hebben we tot circa 1500 kunnen reconstrueren. De naam is dan Huijgensgoed, later Schaapsgoed. Steeds verandert de naam met de eigenaar mee. Die van eigenaar Jacob Reijers blijft echter nog tot ver na zijn dood in gebruik.
Als de kinderen van Henrick Huijgen de boerderij in 1525 verkopen, bedingen ze dat hun moeder op een stukje van het land een ‘huisken’ mag laten bouwen waar ze tot haar dood kan blijven wonen. Daarna zullen ze het afbreken.
Dat laatste lijkt niet gebeurd te zijn, want als Jan Anderson in 1705 een hypotheek afsluit, is er nog steeds sprake van ‘een klein huisken’ op het land.
Reijersgoed is doorlopend verpacht geweest, totdat Jan de boerderij in 1719 aan de toenmalige pachter verkoopt.

De naamloze boerderij
In hetzelfde jaar 1695 duikt Jans naam op bij een niet nader aangeduid ‘huis en hof’ onder Middachten. Hij heeft het gekocht van de erfgenamen van ene Frans Hendriks. De boerderij zien we alleen in 1731 terug, als onderdeel van Jans nalatenschap.

5. Uitsnede uit de Caarte van Dieren uit 1723. Jan Anderson staat hier tweemaal op vermeld, van beneden naar boven.
Bovenin rechts van perceel 29 en op de onderste helft rechts langs percelen 22 t/m 24. Zie de pijlen.


Jans loopbaan

Over Jans werkzame leven tasten we lang in het duister. Na terugkeer uit Apeldoorn betrekt hij zeer waarschijnlijk zoals gezegd het aanzienlijke Sluiterskamp. Gezien de grootte ervan zal hij geen boer zijn geweest, indien wel, dan op zijn minst een herenboer. Iemand die zijn eigen handen niet vuil maakt.
Zijn handtekening lijkt op die van iemand die geregeld schrijft. Ook Judith kan schrijven, al is dat nogal houterig. Maar het feit dát ze dat als vrouw kan, is voor begin 1700 al vrij bijzonder.
Hun meeste kinderen vestigen zich verder van huis dan in die tijd gebruikelijk. Jan en/of Judith bezoeken ze daar ook. Toentertijd hele ondernemingen.

Dat Jan van circa 1693 tot uiterlijk mei 1702 in Apeldoorn woont, zet ons op het spoor van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) en zijn vrouw Maria II (1662-1694). Zij bezitten het Hof te Dieren, hemelsbreed slechts ruim een kilometer van Ellecom. In 1684 koopt Willem ook kasteel Het Loo in Apeldoorn. Ernaast laat hij paleis Het Loo bouwen waarvan het woongedeelte in 1686 klaar is.

Dit spoor blijkt juist. Jan Anderson, in de betreffende aktes steeds ook Jan Schotsman genoemd, zal meteen bij Willems aantreden in 1672 bij hem in dienst zijn getreden (zie verderop).
Dat zal eerst in Ellecom, later in Apeldoorn zijn geweest.
Willem III van Oranje is een zoon van Willem II van Oranje-Nassau en de Engelse Maria Stuart. Zijn vrouw, tevens zijn nicht, is een dochter van de Engelse koning Jacobus II. Op enig moment is Willem niet alleen stadhouder van onze gewesten Holland, Utrecht en Zeeland (per 1672), en Gelderland en Overijssel (per 1675), maar ook koning van Engeland (als opvolger van zijn inmiddels verdreven schoonvader), Schotland en Ierland (per 1689). Het paar is in 1677 getrouwd. Maria is dan vijftien jaar oud.

Jan is een van Willems voetjagers/voetgangers, een functie in het kader van de jacht. ‘Voor de voet jagen’ is een variant van de drijfjacht. Een voetjager is zowel drijver als jager. Dit type jacht wordt vooral gepraktiseerd op kleinere jachtterreinen. Willem III hield dan ook van jagen in een klein gezelschap van vrienden. Zo kon hij het hofleven met zijn sociale verplichtingen even ontvluchten. De meeste van zijn jachtpartijen worden vanuit Apeldoorn georganiseerd, een enkele keer vanuit het Hof te Dieren.
Vaak jaagt Willem III op herten, de zgn. ‘par force’ jacht. Daartoe heeft hij op Het Loo medio het jaar 1700 zestien man in vaste dienst, waaronder zes voetjagers. Deze personeelsleden staan met hun namen genoemd op een bewaard gebleven lijst, opgesteld door de toenmalige jagermeester. Zij verklaren er hun loon te hebben ontvangen. Jan wordt hier overigens niet genoemd. Hij zal dan al ‘onbekwaam’ zijn geweest. 











6. Gezicht op Paleis Het Loo 1689-1693 met linksachter kasteel Het Oude Loo

Terwijl het gezin in Apeldoorn woont, koopt Jan in 1695 in Ellecom maar liefst (delen van) drie boerderijen, waaronder Reijersgoed en Sluiterskamp. Dit inclusief landerijen waarop ook ‘een klein huisken’ staat (in 1705 blijkt dat hij sinds enig moment volledig eigenaar is). In 1695 is hij pas 30 jaar oud (of 45), Judith zal circa 33 zijn geweest. Op dat moment hebben ze vijf kleine kinderen.
Het voert te ver om deze plotse rijkdom in verband te brengen met de nalatenschap van de eind 1694 overleden koningin Maria II, al is dat wel verleidelijk. Waarschijnlijker is dat Jan een erfenis van zijn ongetwijfeld niet-onbemiddelde Schotse ouders heeft ontvangen. Dat zullen beter gesitueerden zijn geweest, want anders kwam je niet in de buurt van vorsten en hun entourage. 

Vanaf enig moment kan Jan zijn beroep niet meer uitoefenen: hij is ‘onbekwaam’ geworden. Wij zouden zeggen: afgekeurd. Dit feit vonden we in de Resoluties (besluiten) van de Staten-Generaal. Dat bestuurscollege regeerde van 1576 tot 1796, en was regering en parlement ineen. Het bestond uit afgevaardigden van de zeven verenigde provinciën, en zetelde in Den Haag.
Jan is toegezegd dat hij totdat hij ander werk heeft gevonden, van ‘Majesteits Thesaurie’ (de schatkist) jaarlijks een ‘pensioen of traktement’ zal ontvangen van 200 gulden. Dat was een aanzienlijk bedrag. In die tijd kocht je voor 600 gulden een huis met tuin. Dus mogelijk hield zijn functie meer in dan simpelweg drijven en schieten…
Maar dan sterft Willem III, op 19 maart 1702. De uitkering stopt. 

Jans ‘onbekwaamheid’ moet dateren van vóór medio 1700, want hij staat zoals gezegd niet op eerdergenoemde personeelslijst. Eind 1697 woont het gezin nog in Apeldoorn. Op 7 mei 1702 (kort na het overlijden van Willem III) wordt Jans jongste dochter Marije in Ellecom gedoopt. In die tussentijd heeft Jan dus zijn Apeldoornse huis (een personeelswoning bij Het Loo?) verruild voor Sluiterskamp in Ellecom.  

Hij laat het er niet bij zitten. Medio 1703 wendt hij zich met twee lotgenoten tot genoemde Staten-Generaal. Hen vraagt hij of zij de Raad (de Nassause Domeinraad?) en Thesaurie willen opdragen om hem zowel de achterstallige als toekomstige uitkeringen te betalen.
Jan voegt aan zijn verzoek toe dat hij de stadhouder vele jaren heeft gediend. Volgens de ene akte 28 jaar (tot het moment van zijn ‘onbekwaamheid’?), en volgens de andere 31 (tot 1703?). In beide gevallen is hij niet (pas) in 1665 geboren, maar al rond 1650. Dan zou hij bij zijn trouwen een jaar of 36 zijn geweest, en bij overlijden zo’n 80 jaar oud. Dat klinkt aannemelijk.
Maar rond 1650 is er in Schotland geen naamgenoot gedoopt waarbij de voornamen van de ouders zo opvallend matchen met die van zijn kinderen. En … in die tijd was het tellen van het aantal jaren slechts nattevingerwerk. Bovendien was 50 destijds een leeftijd waarop je, zeker als je ‘onbekwaam’ was, niet snel meer heel ander werk zou kunnen gaan doen.
We kunnen dus niet uitsluiten dat hij al tegen z’n 35e jaar een uitkering ontving, maar het lijkt hiermee toch op z’n minst onzeker. 

De Staten-Generaal zeggen toe Jans verzoek in handen te leggen van de Heren van Gent. Dat is de commissie die de nalatenschap van Willem III afhandelt. Zij zullen de kwestie onderzoeken en een besluit nemen, en daar vervolgens over rapporteren.

In december van dat jaar 1703 zal Jan inmiddels een afwijzing hebben ontvangen, want die maand trekt hij opnieuw aan de bel. Hij heeft gehoord dat een paar anderen hun uitkering nog wel ontvangen, dus waarom hij niet? De Staten overhandigen zijn verzoek dit keer aan de Tijdelijke administratie van de nalatenschap van zijne Majesteit van Groot-Brittannië. Mogelijk gaat het om dezelfde commissie.
Maar al begin januari 1704 ontvangt hij wederom een afwijzing: op het verzoek van ‘Jan Anderson, of anders genaamd Jan Schotsman’ kan niet worden ingegaan.








7. De handtekeningen van Jan en Judith anno 1706



Een negatieve wending

Misschien wel uit frustratie hierover breekt Jan zo’n vier, vijf maanden later, acht dagen voor Pinksteren 1704, ‘met geweld en zonder recht of redenen het afdak of achterhuis’ af van Hendrijn Jansen. Dat althans beweert deze weduwe van Jan Franken bij de rechter. Zij heeft hierdoor ‘grote schade’ geleden. Het huis is nu ‘geheel reddeloos’ en eigenlijk niet meer geschikt om in te wonen. Hendrijn vraagt de rechter dan ook om ‘Jan Schotsman’ een bedrag van 80 gulden aan ‘schadepenningen’ op te leggen.
Helaas weten we niet of deze beschuldiging terecht is. We kennen Jans kant van het verhaal en ook de uitspraak van de rechter niet. Het is trouwens het enige negatieve akkefietje dat we over hem hebben gevonden.

 






8. Jans naam boven de akte van de aanklacht uit 1704


Tien jaar na het bijzondere jaar 1695, en drie jaar na het overlijden van Willem III, sluit het paar opeens meerdere hypotheken af. In 1713 blijkt dat het al eerder een deel van het land bij Reijerstede verkocht heeft, in 1719 volgen ‘huis en hof’. Kort hierna wordt een stukje van de hypotheekschuld afgelost, maar al het volgende jaar weer opgenomen. De helft door Jan, de andere helft door Judith. Dat laatste is bijzonder, want vrouwen mogen niet zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Misschien gebeurde het wel onderhands, want rond 1750 is er sprake van ‘een los briefje’ uit 1720 waarop Judith verklaart een bedrag van 100 gulden ontvangen te hebben.
In 1721 bedraagt hun schuld 1700 gulden, ondanks de opbrengst van de verkochte boerderij.

9. Judiths ondertekening van bovengenoemd briefje: Iudick als husfrou van Ian Anderson 





Reislust
Jan Anderson en Judith Aalts laten een voor die tijd opvallende reislust zien. Zo is het paar in winters februari 1722 naar de Betuwe gereisd om in Appeltern de doop van een kleinzoon bij te wonen. De afstand bedraagt zo’n 55 km.
En in september 1727 reist Judith in haar eentje en zo’n 65 jaar oud, van Ellecom naar Amsterdam. Althans zonder Jan. Een afstand van ruim 100 km.
Een pittige trip voor deze ongetwijfeld krasse dame. Met een postkoets bedraagt alleen de netto reistijd al tien uur. De aanleiding is een droevige: de ziekte en het overlijden van zoon Willem, pas 36 jaar oud.

Kinderen
Jan en Judith kregen zeven kinderen van wie er zes volwassen zijn geworden. Allen verlaten Ellecom: Christina en Jenneken/Johanna verhuizen naar de Betuwe, Willem en Willemina naar Amsterdam, Aalt gaat via Dieren naar Toldijk.
Alleen dochter Marije (1702-1780) blijft in de buurt. Met haar eerste man Steven Reinink heeft ze een herberg onder Middachten. En vanaf 1734 bestiert ze met haar tweede man Gosseling Smeenk/Smink herberg De Engel in De Steeg. Haar nazaten zullen deze herberg nog tot 1874 uitbaten.

Het einde

Jan overlijdt in 1731, 65 of zo’n 80 jaar oud. Uiteindelijk heeft hij minstens 45 jaar (hij trouwde eind 1686), maar misschien wel bijna 60 jaar in Nederland gewoond. Toch blijft men hem geregeld ‘Schotsman’ noemen. Het raadsel rond zijn geboortejaar en doop zal wel nooit opgelost worden. 

De naamloze boerderij wordt onder de erfgenamen verdeeld, en Judith verkoopt voor 1500 gulden een grote weide. Haar kinderen krijgen een deel van de opbrengst. Haar eigen deel gebruikt ze niet voor de aflossing van haar schulden.
Judith sterft begin 1743, ruim 80 jaar oud. Vier van haar kinderen leven dan nog. Drie maanden voor haar dood schonk ze – ‘ziek van lichaam, maar verstand en uitspraak machtig, uit goede affectie en genegenheid’ – drie akkertjes land aan de drie jaar oude Christiaan Smink. Hij is één van de zonen van dochter Marije.


Met dank aan John Striker

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
- Ambt & Heerlijkheid, tijdschrift van de Oudheidkundige Kring Rheden en Rozendael 2023-04
- Veluwse Geslachten 2024-01 onder de titel De familie Anderson: Schotse Wortels in Ellecom en De Steeg

Lees ook over het leven van Jans dochter Marije en herberg De Engel in De Steeg:
De twee herbergen van Marije Anderson (Middachten en De Steeg)
En over zoon Aalt:
Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750) 

Er is van mijn familietakje Anderson, dus alleen van de oudste vier generaties, ook een uitgebreidere beschrijving beschikbaar (circa 25 pagina's incl. broers en zussen). Interesse? Laat het me weten. Ik stuur je dat digitale document graag (kosteloos) per mail toe.

Bronnen
-          Bijster, Peter, Snelwegen voor de Koning, Rijksuniversiteit Groningen, masterscriptie 2019
-          Caarte van Dieren anno 1723, getekend door Isaac van den Heuvel in opdracht van de Nassause      Domeinen (Nationaal Archief, Collectie Hingman)
-          Cultuurhistorische waardering dorpsrand en polder Ellecom, Ellecom 2020
-           Dahles, Heidi, Mannen in het groen, Dissertatie Radboud Universiteit, Nijmegen (1990)
-          Doopregisters op https://www.scotlandspeople.gov.uk
-          DTB-registers (Gelders Archief, wiewaswie.nl, transcripties Ver. Veluwse Geslachten)
-          Elzebroek, A.T.G., Breukel, W.G. van den, Striker, J., Over erven en geërfden, Spankeren 2013
-          Gelders Archief, toegangen:
    o   0203 ORA Veluwe en Veluwezoom
    o   0522 Huis Middachten
    o   2500 Schoutambt Rheden
    o   2543 Hervormde Gemeente Ellecom
-      Goetgevonden.nl (resoluties van de Staten-Generaal 1576-1796
-      Huisarchief Kasteel Rechteren, notitieboek baron de Hompesch, jagermeester op Het Loo (Historisch Centrum Overijssel)
-      Koninklijke Verzamelingen, onderdeel Dienst van het Koninklijk Huis https://www.koninklijkeverzamelingen.nl
-          Nationaal Archief, Toegang 1.08.11, Nassause Domeinraad, inventaris 3403 Jacob Reijers
-          Regionaal Archief Zutphen, Toegang 0302, Archief van de fam. Van Löben Sels, inv.nrs. 227 en 317
-          Schimmelpenninck van der Oije, drs. C.O.A. baron, De Engel op Steeg, Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal 1971
-          Wikipedia

Bronnen van de illustraties
1.  Mapcarta
2.  Tekening door Jan de Beijer. Vindplaats: Gelders Archief, collectie 1551, nr. 2195
3.  Maker anoniem. Vindplaats: Gelders Archief, Tg. 1551, inv.nr. 1505
4.  Nationaal Archief, Tg. 1.08.11 Nassause Domeinraad 1581-1811, inv.nr. 3403 Jacob Reijers
5.  Uitsnede uit de Caarte van Dieren anno 1723 (zie bij Bronnen)
6.  Gezicht op Paleis Het Loo 1689-1694, prent door Bastiaen Stopendael (bron: Rijksmuseum.nl)
7.  Handtekeningen anno 1706 onder een hypotheekakte. Vindplaats: Regionaal Archief Zutphen, Tg. 0302, inv.nr. 317 Archief familie Van Löben Sels
8. Gelders Archief, Tg. 0203, inv.nr. 294
9. Regionaal Archief Zutphen (RAZ), Toegang 0302, Archief fam. Van Löben Sels, inv.nr. 317

Genealogische noot
Mijn afstamming van de Andersons:
(?) William Anderson        x ca. 1660 Christen Symmson
Jan Anderson                   x 1686       Judith Aalts
Aalt Anderson                  x 1712       Arndje Jansen Bremer
Janna Aalts Anderson      x 1750       Teunis Teunissen
Peter Teunissen               x 1790       Janna Maneveld/Boenink
Hendrika Teunissen         x 1839       Harmen Garritsen
Arend Gerhard Garritsen x 1868      Tonia Johanna Hartman
Harmen Garritsen            x 1906      Aleida Berendina ten Broek
Marinus Garritsen            x 1939       Gerrie Busser
Alice Garritsen



dinsdag 30 april 2024

30. De twee herbergen van Marije Anderson (1702-1780) (Middachten en De Engel in De Steeg)

Marije Anderson is op 7 mei 1702 in Ellecom gedoopt als dochter van de Schotse immigrant Jan Anderson en Judith Aalts. Waarschijnlijk zag ze het levenslicht op Sluiterskamp, een huis/boerderij op de plaats van het latere Huize Bergstein, dichtbij het huidige adres Binnenweg 40-A.
Ze trouwt uiterlijk begin december 1729 met Steven Reinink. Binnen enkele jaren krijgt het paar drie kinderen. Uiterlijk begin 1734 moet Steven zijn gestorven, want medio dat jaar wil Marije hertrouwen. Op zo’n moment wordt er een inventaris opgemaakt van alle bezittingen met hun waarde. Dit om de rechten van de kinderen op vaders erfenis te waarborgen.
Uit deze ‘op Middachten’ ondertekende boedelbeschrijving blijkt dat hun pachtboerderij geen kleintje is, althans niet voor die tijd. Zo zijn er vier paarden, zeventien koeien en zeven kalveren, honderd schapen ‘die naar het veld gaan’ en twintig in de wei.

De naamloze herberg op landgoed Middachten
Uit genoemde inventaris kunnen we ook afleiden dat de boerderij tevens een herberg is. Dat vanwege de aanwezigheid van acht biertonnen en het aantal bedden, tafels, stoelen, servetten, lakens en handdoeken.
Onderzoek leert dat Marije en Steven deze boerderij-herberg hebben overgenomen van Stevens grootmoeder Geertje Jansen. Nadat zijn grootvader Steven Peters rond 1695 is gestorven, hertrouwde oma Geertje met Marije’s oom Hendrik Aalten, de broer van haar moeder. De herberg wordt gepacht van de Heer van Middachten.
Ondanks de schuld van 660 gulden die het paar na Stevens dood bij de Heer van Middachten blijkt te hebben, is er onder de streep een positief saldo van 1222 gulden. Destijds een behoorlijk bedrag, want dit betreft alleen de persoonlijke bezittingen en de roerende goederen van de boerderij-herberg. Gebouw en land worden immers gepacht.
Bijzonder is dat het paar niet alleen een bijbel bezit, maar ook andere boeken. Dat mensen in die tijd kunnen lezen, laat staan boeken bezitten, is niet vanzelfsprekend.

Uitsnede uit een kaart uit 1690 met uiterst links het Rhederveer en uiterst rechts De Engel (bron: Gelders Archief, Tg. 0124, inv.nr. 5652, nr. 1690-36) 

Herberg De Engel in De Steeg
Medio 1734 hertrouwt Marije met Gosseling Smeenk, later verbasterd tot Smink (1704-1784). Hij is afkomstig van boerderij Smeenk in Warken (onder Warnsveld).
Samen pachten ze vanaf dat moment herberg De Engel, Hoofdstraat 3, De Steeg. Het is een raadsel waarom deze stap wordt gezet. De eerste herberg is immers veel groter. Er moet jaarlijks 71 gulden aan verponding voor worden betaald. De Engel wordt voor deze zelfde onroerendezaakbelasting voor slechts 10 gulden aangeslagen.
Misschien kreeg het echtpaar een aanbod dat het niet kon weigeren. Marije heeft immers ervaring achter de toog, en het is de eerste keer dat de eigenaren hun herberg gaan verpachten. Die familie bezit het logement al zo’n honderd jaar. Zij wil misschien geen risico lopen door De Engel aan een onervaren iemand te verhuren.

En zo raken we verzeild in geschiedenis van De Engel. Al eerder is over deze herberg geschreven. Zo is er het boekje ‘De Engel op Steeg’ van drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije uit 1971.
We hebben geprobeerd nog wat extra gegevens over de oudste periode te vinden. 
Zo denken we te weten dat ene Engel Jansen een van de oudst bekende uitbaters van De Engel is. Hij zou ook zomaar de naamgever kunnen zijn. Vanuit die wetenschap pluizen we de schatcedulen en maancedulen uit. Beide types cedulen vormden de grondslag voor de verponding, een voorloper van de onroerendezaakbelasting.

Onderstaand overzicht bevat aannames en vraagtekens:

1.       In de schatcedulen van 1627 en 1634 zien we ‘Jan Jansen van Amsterdam, Jan Warners, pandholder’ (hypotheekverstrekker). En in die van 1636 en 1637 op dezelfde plek in het overzicht ‘Engel Jansen, Jan Warners pandholder’. Daarom nemen we aan dat Engel Jansen de zoon is van Jan Jansen (de achternaam van Engel zou dan een patroniem van zijn vaders voornaam zijn: Jan). Het lijkt immers te gaan om hetzelfde pand.
2.       In het boekje van Schimmelpenninck lezen we echter dat er in 1639 een hofstede genoemd wordt waar eerst Derrick Claessen woonde en nu Engel Jansen. Was Derrick de (tijdelijke) pachter van Engels huis? Gaat het om een ander pand? Of woonde Derrick er voor 1627? Namen van eerdere eigenaren/bewoners bleven soms lang in gebruik.
3.       Anno 1658 is sprake van herbergier Engel Jansen op ’t Schaar onder Middachten. Hierbij vragen we ons af: is ’t Schaar een eerdere naam van De Engel? Het is immers een vaker voorkomende herbergennaam. Of is het een plaatsaanduiding waarmee de hoge steile oever bedoeld werd? Vergelijk de huidige Schaarweg in Rheden.
Maar ‘onder Middachten’ is iets anders dan ‘op de Steegh’. Al werd De Steeg ook een tijdlang Middachtersteeg genoemd.
4.       In 1660 is er (voor het eerst) sprake van ‘de herberg waar de Engel uithangt’.
5.       1662 is het laatste jaar waarin Engel Jansen wordt genoemd. In de maand juni is er brand gesticht op de heide ten noorden van het Onselingenbos (de huidige Onzalige bossen?). Dat gebied is eigendom van Zijne Hoogheid. Nadat het vuur is geblust, begeven de aanwezige scholten en kerkmeesters zich naar ‘het huis van Engel Jansen, zijnde een herberg daar dichtbij gelegen’.
6.       Inmiddels lijkt Engel opgevolgd door zoon Jan Engel(en). Deze overlijdt echter al jong waarna zijn weduwe Jenneken Geurts in 1674 hertrouwt met weduwnaar
7.       Barvelt Jansen van Velsen. Barvelt is daarmee de volgende herbergier. In het overzicht ten behoeve van de ‘taxatie van tappers’ anno 1679  staat hij genoemd als tapper ‘onder Steeg en Havikerweerd’. We zien ook dat hij in 1678 voor slechts twee haarden ‘haardstedengeld’ (een soort belasting) hoeft te betalen, want van de derde is de schoorsteen afgebroken.
8.       1682-1684 – In de maancedulen van deze periode lezen we: ‘Barvelt Jansen van Jan Engelen’. Jan is dus de eigenaar van de herberg. Die is weliswaar al voor 1674 overleden, maar het gebeurt vaker dat men in de boeken wat achter loopt.
De belastingaanslag bedraagt 10 gulden.
9.       1688-1690 en 1695-1701 – Bij beide periodes staat nog steeds Jan Engelen als eigenaar vermeld, maar die moet nu inmiddels al ruim 20 jaar dood zijn. Later zien we echter dat Engelen een vaste familienaam is (geworden). Mogelijk is deze Jan dus een zoon van de eerste Jan, heeft hij De Engel (samen met zijn moeder) geërfd en is zij de uitbaatster, samen met zijn stiefvader. En aangezien de namen  van vrouwen meestal niet genoemd worden…
10.   1713-1714 en 1723-1732 – In deze twee maancedulen staat: ‘Barvelt Jansen wed. van Jan Engelen’. We moeten hier lezen: ‘Barvelt Jansen wed.’ en ‘van Jan Engelen’ (eigenaar). Want Barvelt is inmiddels overleden. Jenneken Geurts zelf is uiterlijk 1732 als zijnde weduwe gestorven.
Ook over deze periodes bedraagt de verponding telkens 10 gulden.

Herberg De Engel in De Steeg voor de grote verbouwing rond 1886, met rechts de wagen- en paardenstalling
(bron: Gelders Archief, collectie 1501, nr. 12283)


Vanaf 1732 is de eigendom van De Engel beter gedocumenteerd. Het blijkt dat Geurt van Velsen na de dood van zijn moeder Jenneken Geurts de herberg heeft geërfd. Hij is de oudste zoon van haar en Barvelt Jansen van Velsen.
Geurt heeft geen interesse in de herberg. Hij doet er aan het eind van genoemd jaar meteen afstand van ten gunste van Beertje Engelen (waarschijnlijk zijn halfzus) en haar man Jan van Vorden. Beiden zijn dan al niet meer de jongsten. Geurt trouwde in 1708, Beertje in 1707.
De Engel blijft daarna nog zo’n zeventig jaar in deze familie: (in het kort) in 1765 gaat de herberg naar Beertjes zoon Dellis van Vorden, in 1781 naar zijn zuster Janna en haar man Hendrik Alpherts en in 1786 naar hun zoon Berend Alpherts. Deze laatste verkoopt De Engel in 1804 aan de familie Brantsen van Rhederoord. Zij zal de herberg tot 1911 bezitten (bron: het boekje De Engel op Steeg). 

Overzicht van de pachters/tappers van De Engel
Hierboven zagen we dat Beertje Engelen en haar man Jan van Vorden vanaf eind 1732 de eigenaren zijn. Zij kunnen of willen het logement kennelijk niet zelf uitbaten. Daarom verpachten zij de herberg.

A.      1734 – De eerste pachters zijn dus Marije Anderson en Gosseling Smink. Net als thuis op Sluiterskamp kan zij ook hier genieten van een weids uitzicht.
B.      1778 – Hendrik Smink (1744-1808), hun jongste zoon en opvolger, trouwt met Johanna de Roos uit Westervoort. Hij zal de pacht al eerder hebben overgenomen: zijn ouders zijn inmiddels 74 en 76 jaar oud.
C.      In 1783 herhaalt de geschiedenis zich. Net als Marije verliest ook zoon Hendrik al snel zijn eerste partner. En ook hij hertrouwt (in 1784), en wel met Margaretha Brinkhof (1760-1815) uit Ellecom.
D.      Roelof (1780-1862), het oudste kind uit Hendriks eerste huwelijk, volgt hem op. Hij was 3 jaar oud toen zijn moeder overleed, dus is vooral door zijn stiefmoeder opgevoed. In 1816 trouwt hij in Hummelo met Hermina Teunissen (1788-1858).
Bij zijn huwelijk wordt hij aangeduid als herbergier. Logisch, zijn vader is al acht jaar daarvoor overleden. Hij wordt ook wel kastelein en tapper genoemd, en bouwman (boer). Zoals meestal is dus ook deze herberg tevens een boerderij.
Vanaf 1838 functioneert De Engel tevens als postkantoor en is Roelof ook postdistributeur.
En … in 1842 is hij lid van de Gemeenteraad.
E.       1850 – Hendrik Jan Smink (1820-1898), Roelofs oudste zoon en opvolger, neemt ook het postagentschap van zijn vader over. In 1856 trouwt hij in Leeuwarden met kleermakersdochter Jacoba Catharina Tönjes (1823-1875). In de trouwakte staat als zijn beroep: logementhouder in Rhedersteeg.
Hendrik Jan ontvangt er meerdere zomers schrijver en dichter Jacob van Lennep. Jacob heeft er vast genoten van het prachtige uitzicht over de IJssel.
F.       1874 – Ook al is Hendrik Jan pas 54 jaar oud, de achterkleinzoon van Marije stopt ermee. Hij en zijn vrouw Jacoba vertrekken naar Doesburg, waar zij meteen al het volgende jaar overlijdt. Misschien was ze al eerder ziek. Hun drie dochters zijn dan nog tieners, zodat eventuele opvolging onzeker is.
Hendrik Jan zelf overlijdt in 1898 in Brummen, 78 jaar oud.

Hiermee zijn Marije Anderson en haar nazaten van dit toneel verdwenen. Voor het eerst in 140 jaar staat er geen Smink achter de toog. 





De handtekeningen van Gosseling en Marije anno 1746 (Regionaal Archief Zutphen, tg. 0302, inv.nr. 317 Archief familie Van Löben Sels)


Het vervolg
Hendrik Jan wordt opgevolgd door Christiaan Goedvriend (1848-1923), zoon van een tapper in Randwijk (Betuwe). Hij bouwt het ooit eenvoudige logement uit tot hotel; met name hij heeft De Engel zijn grote vermaardheid gegeven. Het ontving naast Van Lennep bekende gasten als Louis Couperus, Wim Kan en Simon Carmiggelt.
In 1954 is de Oudheidkundige Kring Rheden - Rozendaal er opgericht. Uiteindelijk is het hotel in 1971 gesloopt.
Gelukkig is de naam De Engel behouden gebleven. Deze leeft voort in de naam van de plaatselijke watersportvereniging en in die van een dode arm van de IJssel.

Blijft over de vraag waar die aanzienlijke herberg onder Middachten heeft gestaan die Marije tot 1734 met haar eerste man heeft uitgebaat. En wie er hun opvolgers waren.
Het kan niet de Ellecomse uitspanning zijn geweest die gerund werd door Jantje Aalts, een tante van Marije, en haar man Jochem Claessen. Die werd anno 1678 gepacht van koning-stadhouder Willem III.

Met dank aan John Striker

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
- Ambt & Heerlijkheid, tijdschrift van de Oudheidkundige Kring Rheden en Rozendael 2023-03 onder de titel De herbergen van Marije Anderson (1702-1780)
- Veluwse Geslachten 2024-01 onder de titel De familie Anderson: Schotse Wortels in Ellecom en De Steeg

Lees ook over het leven van Marije's vader:
Jan Anderson (1665-1731), een Schot in Ellecom 
En over broer Aalt:
Schotse wortels in Toldijk: Aalt Anderson (ca. 1687-1750) 

Bronnen
Ambt en Heerlijkheid, meerdere nummers
DTB-registers (Gelders Archief, wiewaswie.nl en transcripties Ver. Veluwse Geslachten)
Gelders Archief
-          Toegang 0012 Gelderse Rekenkamer
        Inv.nr. 1259 Register op het leenprotokol van Baar en Latum 1731-1794, scan 93
-          Toegang 0203 Oud Rechterlijk Archief Veluwe en Veluwezoom
        Inv.nr. 497 Voogdijzaken 1734-1735, scan 22 t/m 25
-          Toegang 0452 Familie Brantsen
        Inv.nr. 541, scan 1 t/m 3 en 541-A, scan 1 t/m 9
-          Toegang 2500 Schoutambt Rheden, 2.3 Belastingen
        Schatcedulen inv.nrs. 101 t/m 107
        Maancedulen inv.nrs. 132 t/m 137
Schimmelpenninck van der Oije, drs. C.O.A. baron, De Engel op Steeg, Ellecom 1971